| |
Het Leven van F.L. Kersteman, Professor Honorair en Doctor der beide Rechten. Betrekkelyk tot alle de onderscheidene tydperken, waaronder zyne wonderbaare Lotgevallen, in verschillende gelegenheden, gebeurd zyn. Door hem zelven beschreven. Twee Deelen. Te Amsterdam, by J.B. Elwe. In gr. 8vo. 306 en 288 bl.
F.l. kersteman, wiens Grootvader, in de Vrouwelyke linie, afstamde van het oud en doorluchtig huis van brederode, werdt, na den asloop van een zwaar proces, tusschen zyne Ouderen gevoerd, door zyne Moeder, met en benevens zyn ouder Zuster en jonger Broeder, opgevoed: hebbende in zyn zesde jaar, by gelegenheid eener zwaare ziekte, met zyn eigen doodkist gespeeld; die hem zekerlyk naderhand te klein, of hy voor dezelve te groot, is geworden.
Zyn Moeders Zuster vervolgends met een ryk en aarzienlyk man getrouwd zynde, die naderhand te Rotterdam in regeering gekomen is, nam deeze aangetrouwde Oom de zorge over hem op; liet hem van zyn elfde tot aan zyn veertiende jaar in een Fransch Kostschool te Voorburg onderwyzen, en gaf hem toen de keuze wat hy wilde worden, Advocaat, Predikant of Geneesheer. Kersteman het eerste gekozen hebbende, werdt hy, in zyne geboorteplaats 's Gravenhage, op een voornaam Procureurs Comptoir besteld; moetende ten zelfden tyde in de Latynsche taale onderwezen worden.
Het ergerlyk leven dat Patroon en Klerk hield; (van welke de laatste, om aan geld te komen, geslotene brie- | |
| |
ven met addressen maakte, en dezelve door een boodschaplooper deedt bezorgen) deed beiden welhaast van elkander scheiden. Nauwelyks zestlen jaaren bereikt hebbende, en nog veel te jong geächt wordende om naar de Hoogeschoole gezonden te worden, zondt men den jongen Klerk, met zeker Fransch Heer, rougemont geheeten, naar Parys, ten einde zich aldaar in de Rechtsgeleerdheid te oefenen. In deezen rougemont trof hy eigenlyk een bespieder, die de overrompeling van Gent veroorzaakte; en in deszelfs gewaanden Neef william eene jonge Juffer aan, die den Franschman overäl volgde en geleidde. Te Parys gekomen zynde, raakte hy in kennis met zekeren brittonville, wiens levensloop wonderbaar genoeg was; als mede met zekeren heyne, die zich verbeeldde dat de aardbol meer driekant dan rond was; en die des nachts een koets met zes paarden, in de volle Maan, zag ryden. Eene geveinsde krankheid des ligchaams, maar eene wezenlyke ziekte in de beurs, van kersteman, werdt gevolgd van een Wisselbrief van dubbele waarde, en een bevel om bmnen veertien dagen weder naar Holland te keeren.
Nu volgde eerlang de studie tot Advocaat: eerst twee jaaren te Leyden, in de gronden van het Natuurlyk recht, en in het beschreven Roomsche recht, onder den Hoogleeraar vitriarius; vervolgens anderhalf jaar te Utrecht, onder den ouden Professor voorda. Daar deeze studie niet agter een geschiedde, maar door den Oorlog van het jaar 1747, of liever door den tegenzin van kersteman in het Studentenleven, afgebroken werdt, zo was zyn vertrek uit Leyden mede een gevolg van eene wellustige en wilde levenswyze; welke hem als Cadet dienst deed neemen, om Bergen op Zoom te helpen verliezen; naar welke plaatse hy in Guarnisoen gezonden wierdt.
Als Vaandrig en Werfofficier te rug gekeerd zynde, ontstond eene byzondere vryëry, in welke kersteman niet slaagde. Hier op volgde zyn eerste proefstuk als Schryver, liggende hy toenmaals met zyn Regiment te Breda; daarop volgde eene groote armoede, welke echter door zyn' Oom weder vergoed werdt: en eindelyk zyne hervatte, en reeds gemelde, studie aan de Utrechtsche Hoogeschoole. Een vermaaktogtje, met één zyner Vrienden, uit die Stad naar Amsterdam doende, bragt hem hetzelve in gezelschap met den beruchten Doctor en Astrologist
| |
| |
ludeman; wiens wonderen hy naderhand, onder de benaaming van Meester franciscus, beschreven heeft, en van welke wonderen hy nog eenige proeven in deeze Levensbeschryving mededeelt.
Na zes weeken te Harderwyk, als Candidaat, onder den Hoogleeraar pagenstecher, dagelyks twee uuren lang, de private lessen bygewoond te hebben, werdt kersteman aldaar, als Doctor Juris, gepromoveerd. Begaf zich daarop naar Rotterdam; en van daar naar Parys, om aantekeningen voor iemand te houden, wegens een zeldzaam Proces dat daar bepleit werdt. Van daar te rug gekomen zynde, wachtte hem eene andere Commissie te Groningen; welke verricht, en weder te Rotterdam gekomen zynde, door een vertrek naar Zaltbommel werdt gevolgd; om aldaar de Jeugd, zo de Historie- als Aardrykskunde, benevens de Fransche taal, te onderwyzen; met welk onderwys hy in Mei 1761 een begin maakte. Hierop volgde zyn Huwelyk, dat hem de Lectorsplaats te 's Hertogenbosch deed afslaan; zynde zyne Vrouw niet te beweegen, om haare geboorteplaats Bommel te verlaaten: weshalven hy, schoon in 1764 te Heusden het Lectoraat aanvaard hebbende, echter in Bommel bleef woonen.
Een voorval met zekeren adrianus bemme, een berucht Zwendelaar te Utrecht, bragt kersteman te Zaltbommel in een kwaaden naam, zodanig dat hy 'er geen drie dagen meer vertoefd zoude hebben, indien hy zulks niet om zyne Vrouw gedaan had. Na het afslaan van het Lectorschap te Middelburg, en het overwinnen van verscheidene zwaarigheden, bereikte hy, anderhalf jaar laater, eindelyk zyn oogmerk, wanneer hy, met vrywillige goedkeuring van zyne Vrouw, zyne vaste woonplaats te Amsterdam verkoos, alwaar zy hem, met haare twee kinderen en huishouden, beloofde te zullen volgen, het welk evenwel niet geschied is.
Kersteman gedroeg zich zodanig te Amsterdam, dat hem voor zes maanden de Pleitbank ontzegd werdt; en schoon hy aanvanglyk als Rechtsgeleerde, als Autheur en als Astrologist, eenige winst behaalde, maakte een zamenloop van zwendelaaryen hem die groote Stad eindelyk te benaauwd. Dezelve verlaaten, en den Wintertyd te Bommel doorgebragt hebbende, werdt hy vervolgens te Schoonhoven gearresteerd, en van daar naar Rotterdam in de gevangenisse gevoerd; aldaar juist op zyn 45sten verjaardag, voor de eerstemaal, verhoord, beschuldigd zynde wegens
| |
| |
het maaken van een valschen Wisselbrief, onder de firma van elzevier en rocquette te Rotterdam getrokken. Daarna werdt hy in een donker en onaangenaam vertrek opgesloten. Op den 19den Augustus 1773, kwam die zaak in ordinair proces; in de maand van December des volgenden jaars, werdt dezelve vier dagen agter een bepleit. Eenigen tyd daarna werdt de beschuldigde krankzinnig, door dien hem des nachts, als met een zagte stem, in de ooren geblaazen werdt: ik ben de Duivel die u komt bezoeken. Kan men den Schryver gelooven, dan heeft de beruchte kaat mossel, die meer dan tien jaaren daarna in hetzelfde vertrek gevangen zat, over eene dergelyke ontmoeting geklaagd; schoon hy zich, zo als hy wel gewenscht had, nimmer in de gelegenheid bevonden heeft, om haar daar over te ondervraagen.
Twee jaaren gevangen gezeten hebbende, werdt hy op den 7den Maart 1775 gevonnist, om 30 jaaren in Stadswerkhuis gevangen te blyven, en voords voor al zyn leven gebaanen uit Holland en Westfriesland. Intusschen werdt hy, op den 19den April 1786, uit die gevangenis ontslagen, en vervolgens van dat bannissement volkomen bevryd. Hy deed vóór zyn vertrek, namelyk 23 April, in de Kerk van het Werkhuis te Rotterdam, eene openbaare Redevoering van afscheid, die veele Lieden tot zich getrokken had, en hem aanmerkelyke giften bezorgde. Deze Redevoering, benevens een Aanspraak van Dankzegging en Zegenwensch, door hem in gemelde Werkhuis, 12 January 1783, gedaan, zyn beide in het Tweede Deel deezer Levensbeschryvinge te vinden.
Geduurende de elfjaarige gevangenis van kersteman, te Rotterdam, was zyne Vrouw, als mede zyne Moeder, gestorven. Hy begaf zich, derhalven, aanvanglyk by zyne Zuster te Voorburg, van daar naar Zwol, en vervolgens naar eenige andere Plaatsen; in de meeste zyn bestaan zoekende met voor de Drukpers te schryven, en met het trekken van Horoscoopen. Eindelyk begaf hy zich weder naar Amsterdam. Hier eens een nacht in den Bayert, met de arme Vreemdelingen, dan weder op het Fransche Pad, met de Bedelaars, gelogeerd hebbende, bezorgde Schout papegaay hem, op zyn verzoek, in het zogenaamde nieuwe Werkhuis; welk verblyf de Regenten van dat Huis hem sterk hadden afgeraaden. Aldaar in het Bad geweest zynde, werdt hy, door afgematheid en andere ongemakken, ziek; doch herstelde eerlang, door het
| |
| |
gebruiken van goede geneesmiddelen en gepast voedzel, zo dat hy, na een verblyf van zeven weeken, gemelde Werkhuis weder verliet; hebbende hy deeze Levensbeschryving, in den ouderdom van 64 jaaren, aan het huis van een Koperslager geëindigd; met oogmerk om zyne verdere wederwaardigheden aldaar voor den Boekverkooper elwe op het papier te stellen; om daar uit, na des Schryvers dood, de kosten der begravenisse te kunnen vinden.
Wy hebben deeze Levensbeschryving omstandig willen schetsen, ten einde onze Leezers iets meerder van den man zouden kunnen weeten, welken zich Meester franciscus liet noemen, en de meeste geschristen, op den naam van den Astrologist ludeman uitgekomen, heeft opgesteld. Veele Lieden wisten reeds lang, dat die beruchte Horoscooptrekker nimmer iets van dien aart in het licht gegeeven had; anderen waren overtuigd dat hy te gebreklyk schreef, om iets in het licht te kunnen geeven; zynde het nog onlangs, uit baldinger's Magazyn voor Artsen, en wel byzonder uit een bewaard Horoscoop van ludeman, gebleken, dat zyne opstellen zo dwaas, als zyn' styl barbaarsch, moeten geweest zyn. En hoe beschaamd moeten nu zodanige Lieden staan, welke de gewaande Voorzeggingen van ludeman, vooral in de laatste jaaren, meerder, ten minsten zo veel, als den Bybel, geloofden, en als zo veele Godspraken telkens aanweezen; daar kersteman zelve, een zwervend Avanturier, en opsteller van die Schriften, verklaart, dat hy, als de maaker van alle deeze voorzegkundige Geschriften, voor de volstrekte echtheid van dien niet in de bres springen, noch de geloofwaardigheid daar van bepleiten wil.
Behalven de Levensbeschryving van kersteman, zal men in dezelve verscheidene byzondere gebeurtenissen en voorvallen aantreffen, welken waarlyk wonderlyk genoeg zyn. Van dien aart zyn de geschiedenissen van brittonville, welken hy te Parys had leeren kennen; van j.m. portelet, een valsche Munter, welke met hem in het Werkhuis te Rotterdam opgesloten was; en van maria kantz, of de Bedriegelyke Juffrouw. Ook zyn eenige voorvallen in zyn eigen leven ons byzonder genoeg voorgekomen, waar van het volgende tot een staal kan dienen.
‘Het gebeurde (zegt de Schryver, D. I. bladz. 276) dat ik my op een morgen by den Grave van nassau la
| |
| |
lecq, Hoofdofficier der Stad Utrecht, bevond, om met hem te raadpleegen, hoedanig men zich in het geval van een gevangen Smokkelaar gedraagen moest. Zo dra dit mondgesprek afgelopen, en met gemeen overleg dienaangaande een besluit genomen was, vroeg hy my, al schertsende, na den uitslag van de ontmoeting, welke my, drie jaaren geleden, met den beruchten Zwendelaar adrianus bemme bejegend was; op een vrolyken trant daar by voegende, dat ik misschien, wegens de ontydige kraambevalling van de Tabaksverkoopers Weduwe, in zyn schuldboek aangetekend geweest zou zyn, by aldien de zamengevoegde charakters van Professor en practiseerend Advocaat my in dat opzicht niet gedekt hadden. - Hoor, myn Heer de Graaf! antwoordde ik, op geen minder spottenden toon, als gy het durft waagen om my over deeze beide gevallen in rechten te betrekken, zullen wy zien, hoe wy die schuld te zamen behooren te vinden. Ik bedank u hartelyk voor dat onzeker buitenkansje, hernam hy; myn voorzaat heeft, in zynen tyd, als Hoofdofficier van deeze Stad, met den Advocaat van culenburg zulk een sterke proef ondergaan, dat ik my in geene andere processen hoegenaamd met Advocaaten inwikkelen wil. - Het geviel, ruim twee maanden daarna, wanneer ik inmiddels myn zomerverblyf te Maarssen genomen had, dat ik, door een voornaam Logementhouder te Utrecht, aldaar ontboden werdt, om met een persoon van hooge geboorte, die eene aanzienelyke waardigheid in het Staatsbewind bekleedde, ryplyk te overleggen hoe men best de bedreven misdaad van een Student, zyn bloedverwant zynde, en die wegens deeze oorzaak in handen van den Hoofdofficier gevallen was, afmaaken zoude. Ik was van begrip, dat, terwyl zyn Neef de Student daar over bereids in hechtenis zat, wy, om geen onnodig geld te verspillen, voorzichtig moesten te werk gaan; te meer, aangemerkt ik by
ondervinding wist, dat de Graaf van nassau, in soortgelyke voorvallen, geen onhandelbaar of bloedgierig Hoofdofficier was. Doch in het midden van onze raadpleeging, kwam de onverwagte tyding, dat de persoon, met welken de gevangen Student in duël met den degen gevochten had, aan zyne bekomene wonden, binnen den negenden dag was komen te overlyden, waar door dit ongelukkig geval, het welk anderzins, ten opzichte van gevaarlyke gevolgen, niets
| |
| |
te beduiden had, toen volgends de Wetten volstrekt doodschuldig moest worden verklaard.’
‘Ongeächt zodanige onaangenaame vooruitzichten, liet ik my daar door niet afschrikken, om, ter behoudenisse van het leven van den gevangen Student, een kans by den Hoofdofficier te waagen: “Ik weet de oorzaak waarom gy by my komt” zeide hy, zo dra ik in de kamer getreden was - hoe is het mogelyk, myn Heer de Graaf! dat gy zulks zo net raaden kunt? vroeg ik met een nagebootste verwondering: “Wel!” hernam hy “ik kan wel denken dat gy komt om over de zaak van den ongelukkigen Student te spreeken. Het spyt my waarlyk, dat een jongman van zulk eene deftige famille, in de fleur van zyne jaaren, zyn leven verliezen moet; want schoon 'er, in al den tyd dat ik het Hoofdofficierschap bekleed heb, nog geen doodrecht voor de Stad geschied is, zo moet ik echter, in dit geval, myn' pligt betrachten.” - Daar ik nu begreep, dat my de pas daar door afgesneden werdt, wendde ik het gesprek op een anderen boeg; zeggende: dat, hoe zeer ik juist niet gekomen ware, om met hem over het geval van den gevangen Student te spreeken, en daar toe ook met geen byzonderen last voorzien ware, ik gaarne zesduizend guldens voor dat klein stukje Schildery, dat vlak boven zyn hoofd hing, zoude willen verspillen, indien 'er een middel ter ontvlugtinge voor deezen jongeling kon bedacht worden: “Wat het eerste betreft” antwoordde de Graaf, “daar moet gy de Gravin over spreeken, want ik ben geen Schilderyverkooper; en aangaande het laatste, kan ik niets doen, om dat het buiten myn magt is; en, behalven dat, tegen myn' eed en pligt, als Hoofdofficier, strydt.” Na vervolgends nog een poos over onverschillige zaaken, raakende de Crimineele rechtspleeging, met hem gesprooken te hebben, verzocht ik nadrukkelyk om het geluk te verkrygen van Mevrouw de Gravinne eens alleen te mogen spreeken; zonder de minste bedenking stond hy myn verzoek toe; en naa afscheid van my genomen te hebben, gaf hy zyne Gemalin daar
van kennis, die daarop welhaast in het voorsalet kwam, het geen van dat gevolg was, dat wy, na eene onderhandeling van een klein half uur, de koop van het bewuste Schildery, hoe ongemaklyk zy daar van scheen te willen afstappen, voor vyfhonderd goudenen Ryders eens
| |
| |
wierden. Zodanigen grendslag met een vooruitziend oogmerk geheel gelukkig gelegd hebbende, verspreidde zich den volgenden morgen, heel vroeg, het gerucht door de gantsche Stad, dat de opgesloten Student, door de achtloosheid van den knecht van den Cipier, uit zyne gevangnis ontsnapt was: de knecht van den gevangenbewaarder over dit pligtverzuim weggejaagd zynde, werden, zo wel door den Hoofdofficier als door de Regeering, alle mogelyke poogingen aangewend, om den ontvluchten Student te achterhaalen; maar, vermids zulks vruchteloos afliep, bleef de zaak daar by berusten; terwyl ik geen reden had om my over de schaale belooning te verheugen noch te beklaagen.’
Over het algemeen, kykt, in de meeste plaatsen deezer Levensbeschryving, de oude Zondaar uit, die zich nog al te levendig de gebeurtenissen en de hartstochten zyner Jeugd herinnert, welken hem ongelukkig gemaakt hebben. Wel verre van hem derhalven als een nuttig voorbeeld ter navolginge aan te pryzen, wenschten wy wel, dat hy hier en daar wat meer afschrik voor de Ondeugd had ingeboezemd, en de galante voorvallen met minder vermaak had te boek gesteld. Heeft hy zich dikmaals moeten verwonderen, dat een mensch, met een redelyk oordeel begaafd, zo ver van het spoor der gezonde reden dwaalen kan, om, met verzaaking van zyn zelfbelang, een verkeerden weg in te slaan; men zal zich niet minder verwonderen, dat iemand, door zo veele tegenspoeden geleerd, op het laatst van zyn leven, geene betere raadgeevingen, en gepaste waarschouwingen voor anderen, - daar hy zo veel gelegenheid toe had - in zyne Levensbeschryving heeft medegedeeld. |
|