Eenige Bydragen voor Genie en Menschen-gevoel. IIIde Stuk. Te Utrecht by G.T. van Paddenburg en Zoon, 1790. In 8vo. 187 bl.
Dit derde Stukje van eene verzameling, welke wy aanhoudend met genoegen leezen, is door een toeval langer blyven liggen. Wy achten het echter niet te laat, om 'er melding van te maaken, daar zy verdient aangeprezen, en meer algemeen gelezen te worden. Het behelst twee Verhandelingen, over de Poëtische Taal - en over de Poetische compositie van eenige Schilderstukken. - De Terugroeping, een zedelyk verhaal van meiszner, waar van het eerste gedeelte in het voorgaande Stukje gegeven was. - Hovaardy en Trotschheid, eene Vertelling. - Vier Dichtstukjes, Orpheus - Myn Besluit - Myn Meisje - De Vergenoegde Boer - en Liefdeverklaring - Weleer (een lykklacht van een' minnaar over zyn meisje). - Voorts, onder het opschrift Miscellanea, eenige zedelyke bedenkingen, fabelen, enz. - en eindelyk zeven Anecdoten.
De Verhandeling over de Poëtische compositie van eenige Schilderstukken begint met de billyke klacht, dat veelen, zelfs onder de fynste kenners, de schoone kunsten alleen beschouwen van den kant van het vergenoegen, dat zy verschaffen, zonder hunne aandacht te vestigen op het zedelyk nut, dat zy baaren kunnen. De Schryver spreekt in het byzonder van de heilzaame indrukken, die de waardige voorstelling der Bybelsche Geschiedenis, door den beitel, het graveeryzer, den etsnaald, of het penceel, op onze harten kan voortbrengen. Hy wil misschien in het vervolg eenige nog niet bewerkte situatiënen tydvakken op., en eenige nieuwe ontwerpen aan de hand geven. Voor het tegenwoordige bepaalt hy zich tot eene korte beoordeeling van eenige bekende Werken van raphaël, benvenuto garasalo, andreas lingi, gaudentio ferrari, hieron. mutien, romanelli, feti, mola, a. sacchi, paul veronese, en anderen. Zyne aanmerkingen zyn doorgaans juist. Eéne van dezelven nemen wy gaarne over: ‘De Heilige geschiedenis moet met het diepzinnige der plechtigheid en den ernst der Religie zelfs worden voorgedragen. Waar dezen ontbreken, daar missen wy, in den besten tekenaar, den keurigsten Schilder, zeer veel van de stoutste en gelukkigste afbeelding. Die hier niet meer eischt, als 'er gewoonlyk gegeven wordt, die weet niet, waartoe hy geregtigd is, en eert den kunstenaar te weinig, terwyl hy niet genoeg van hem vordert. Is, by voorbeeld, de Criticus niet veel te goedig, die niet volkomen eene geheel andere afbeelding der