Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBurgerlyke en Handelkundige Geschiedenis van de Engelsche Volkplantingen in de West-Indiën. Door Bryan Edwards, Schildkn. Eerste Deel. Uit het Engelsch. Te Haerlem by A. Loosjes, 1794. In gr. 8vo. 194 bl., behalven ae Voorreden.Schoon wy, door een zamenloop van omstandigheden, het oordeelkundigst Maandwerk, 't geen in Engeland uitkomt, the Monthly Review, doorgaans vry laat krygen, ontvingen wy dat Stukje, waarin the History Civil and Commercial of the British Colonies in the West-Indies, in den Jaare 1793 uitgekomen, beoordeeld wordt, zeer laatGa naar voetnoot(*); zo dat wy die Beoordeeling naauwlyks geleezen hadden, of het bovengemelde Eerste Deel der Nederduitsche Vertaalinge kwam ons ter hand. De Aankondiging der Vertaalinge herinnerden wy ons; doch vonden ons verrast door de zo spoedige uitgave. Zo veel wy, uit dit Eerste Deel, alleen het Eerste Boek bevattende, kunnen oordeelen, hebben onze Engelsche Broeders Recensenten deezen Letterarbeid op de rechte waarde geschat, als zy, in den aanvang hunner Beoordeelinge, zich in deezer voege laaten hooren: ‘Voor den Wysgeerigen en bespiegelenden geest, die een wyduitgestrekt overzigt neemt van de verloopene tydperken, en de trapswyze opklimmingen gadeslaat, waardoor het Menschdom uit een staat van Barbaarschheid opgevoerd is tot die hoogte in Kunsten en Weetenschappen, waartoe het, in de tegenwoordige Eeuwe, gekomen is, moet eene Geschiedenis van de Eilanden, die, door derzelver ryke, en wy hadden bykans gezegd onwaardeerbaare, Voortbrengzelen, zo | |
[pagina 580]
| |
veel toebrengen aan onze Nationaale Grootheid en Rykdom, een Onderwerp van het hoogste aanbelang weezen, en desgelyks voor bykans alle rangen van Leezers. - Wanneer dat Onderwerp nog meer onzer aandagt waardig gemaakt wordt, door de wyze waar op het is uitgevoerd, door de deftigheid van styl, en uitsteekende bekwaamheden des Geschiedschryvers, vangt de Beoordeelaar zyne taak aan met een genoegen naar evenredigheid vermeerderd; terwyl de Leezer, by de uiterste Voldoening, niet kan missen het gewigtigst Onderwys te bekomen. Zulk eene taak wagt ons; en dit zal de belooning weezen van hem die het Werk voorhanden leest. De Schryver speurt de onderscheide voorwerpen, welke zich aan hem agtervolgend opdoen, na, met den geest eens Wysgeers, en de onbekrompene denkbeelden van een waar Patriot; by voorkomende gelegenheden ten toon spreidende de zamengepaarde kundigheden van den Natuurkundigen, den Staatsman, en den Koopman. De Heer edwards heeft dit Werk ondernomen met het groot voordeel van in Persoon, geduurende eene menigte van jaaren, in de Landen, welke hy beschryft, gewoond, en naauwkeurig onderzogt te hebben, de gesteltenis, de geäartheid en het verstand, der Inwoonderen. Zonder, derhalven, den nuttigen arbeid zyner Voorgangeren in het vak der Geschiedenisse te verwerpen, belooft hy zynen Leezeren een meer oorspronglyk Werk, dan tot nog, over dit Onderwerp, het licht ziet; een Werk, gegrond op Gebeurtenis, niet op Beschouwing; op Ondervinding, niet op Bespiegeling.’ Wanneer Boekbeoordeelaars, wier lof schaars en wier scherpheid in het aanwyzen van misslagen veelvuldig is, op gemelden trant over een Werk spreeken, boezemt zulks een gunstig voorgevoelen in. - Dan wy leggen onzer Medebroederen Beoordeeling ter zyde, om voorts ons eigen oordeel te gebruiken omtrent het vertaalde gedeelte. - Billyk dat wy eerst de Voorreden inzien, om kennis met den Schryver te maaken, en den aart zyns Arbeids in 't algemeen te ontdekken. ‘Myne pooging,’ dus spreekt hy zelve, ‘is: aan den Leezer een geschiedkundig Verslag mede te deelen van den oorsprong en voortgang van de Vastigheden, door onze eigene [de Engelsche] Natie in de West-Indische Eilanden gesticht; - Hunne constitutioneele inrichtin- | |
[pagina 581]
| |
gen, inwendig bestuur, en Staatkundige Stelzels, omtrent hun vastgehouden, te ontwikkelen. - De zeden en gesteldheid der tegenwoordige Inwoonders, als onder den invloed van het luchtsgestel, ligging en andere plaatslyke oorzaaken staande, te beschryven; in dat gedeelte van myn boek een verhaal van den Africaanschen Slaavenhandel invlegtende, met sommige waarneemingen over het character en den geest der Negers, en aanmerkingen over het stelzel der Slaaverny, dat in onze Colonien plaats heeft. - Een uitgebreider verhaal, dan tot nog het licht gezien heeft, te geeven van de Suiker-Eilanden in 't algemeen, en van hunne ryke en waardige Goederen, Suiker, Indigo, Koffy en Catsou, in 't byzonder. - Eindelyk de veelvuldige en wydstrekkende takken van hunnen handel open te leggen; de betrekking van dezelve op elkander en op de groote belangen, de Manufactuuren, Scheepvaart, Inkomsten en Landen van Groot-Brittanje, aantoonende. - Deeze, te gelyk met verscheide zydelingsche onderzoekingen, zyn de Onderwerpen, waaromtrent ik gepoogd heb, nuttige en aangenaame berichten in te zamelen, en aan het algemeen mede te deelen.’ By de bekentenis, dat derzelver belangrykheid niet zal betwist worden, en deeze ziet een ieder, die geen vreemdeling is omtrent de kort aangeduide onderwerpen, beklaagt hy zich, dat zyne bekwaamheden niet meer geëvenredigd zyn aan de taak, die hy ondernomen heeft. Wy houden dit zyner nederigheid ten goede. Het is ons, in het doorleezen van dit Deel, voorgekomen, dat hy geen te zwaaren last voor zyne schouderen op zich genomen heeft. Dan, eer de Heer edwards tot de zuivere Staat- en Handelkundige Onderzoekingen toetreedt, ‘waagt hy het 't oog terug te slaan op de plaats en gesteltenis van de West-Indische Eilanden, toen zy eerst door columbus ontdekt werden,’ en poogt de meest uitsteekende trekken in het Character en den geest van hunne oude Bewoonders af te schetzen. Tot een onderzoek van dien aart kwam hy niet alleen met het oogmerk om gelykvormigheid aan zyn werk te geeven; maar ook, om dat hy, veele jaaren zich opgehouden hebbende in de Landen van welke hy schryft, zich vermeet te denken, dat hy eenigzins beter bevoegd is om te oordeelen over den invloed van het luchtsgestel en de ligging op de gesteltenis van den aart en de verstanden hunner bewoon- | |
[pagina 582]
| |
ders, dan veele van de Schryvers, welke, verstooken van dat voordeel, het ondernomen hebben stelzels zamen te flanfen, en besluiten over dit onderwerp te maaken. Tot het maaken van deeze aanmerkingen kreeg hy aanleiding door de bespiegelingen van den Heer buffon en andere Fransche Theoristen, aangaande den staat en het Character der Americaansche Volken; door hem, en nog meer door den Schryver der Recherches Philosophiques sur les Americains, zo laag gesteld, als of zy schepzels waren van geene betekenis in het Boek der Natuur, of eigenlyk geen Menschen, maar weezens van een tweeden en ondergeschikten rang in de ry der schepping. Ten aanziene van robertson voegt hy 'er nevens: ‘Schoon deeze onze eigene geleerde Geschiedschryver veel te verligt is, om deeze gevoelens in de volkomenste uitgestrektheid aan te neemen, die, in de daad, niet zonder verontwaardiging kunnen geleezen worden, is het egter onmogelyk te ontkennen, dat zy eenigermaate invloed gehad hebben op zyne waardeering van het Americaansch Character.’ Dit zegt hy niet alleen, maar bewyst het door voorbeelden, die in de Voorreden zelve moeten geleezen worden. Terwyl hy in dit Deel buffon's, de pauw's, robertson's en den Abt raynal's misslagen op veele plaatzen met den vinger aanwyst, en de eer der Menschlyke Natuure handhaaft. Wat de andere Afdeelingen van zyn Werk aangaat, denkt hy, ‘dat ze goeddeels nieuw zullen zyn voor de meeste zyner Leezers. Nimmer heeft hy eenig Boek gezien, dat zelfs voorgeeft een beknopt en genoegzaam verslag van den oorsprong en voortgang van onze Nationaale Bezittingen in de deelen tusschen den keerkring van America op te leveren. Het Stelzel van Landbouw, in de West-Indiën in gebruik, is meestal zo onbekend aan het Volk in Groot-Brittanje, als die van Japan.’ Wat hy van den Slaavenhandel, en de daarmede gepaard gaande omstandigheden, zegt, verschilt, volgens zyne bekentenis, ‘weezenlyk veel van 't geen over dit onderwerp gezegd is. Doch heeft ten minsten dit voordeel, dat het grootste deel zyner waarneemingen gegrond is op persoonlyke kennis en daadlyke ondervinding; en wat betreft de zeden en hoedanigheden der gebooren Africaanen, als onderscheiden door nationaale kleeding en characteristike trekken, durft hy denken, dat zyne | |
[pagina 583]
| |
aanmerkingen beide nieuw en belangryk zyn.’ - ‘Met dit alles,’ en deeze betuiging doet veel af, ‘is zyn eerste voorwerp Waarheid en geen Nieuwheid.’ Vroegere Schryvers heeft hy moeten raadpleegen; en hier van met oordeel gebruik gemaakt. Dan liever zogt hy hulp by leevende Persoonen dan by Geschriften, wanneer zyne eigene bronnen gebrekkig waren. Tot zyn geluk hadt hy kennis gemaakt met Mannen, tot welken, uit hoofde hunner plaatslyke, en voor den Koophandel belangryke, kundigheden, de Engelsche Staatsmannen en Raadsheeren zich zouden mogen begeeven ter ondersteuning van hun eigen crediet, en tot voordeel van het algemeen. Zyne schuldpligtige dankbaarheid legt hy af aan edward long, Schildk., den Schryver van de Geschiedenis van Jamaica, die hem, wat dit Eiland betrof, allen bystand boodt; aan thomas campbell, Schildk., die hem een groot deel der stoffe verzorgde voor de Geschiedenis van Grenada; aan john braithwaite en alexander douglas, Schildk., voor 't geen zy hem verschaften, Barbados en St. Christophorus betreffende; aan benjamin vaughan en george hibbert, Schildk. en Kooplieden te Londen, voor veele uitsteekende en belangryke aanmerkingen, welke hem eindelyk in staat gesteld hebben om de Handelkundige onderzoekingen na te zien, met eene maate van genoegzaamheid, welke hy wanhoopte ten dien tyde te zullen verkrygen; zynde wel verzekerd, dat dit gedeelte zyns Werks, om veele redenen, meest aan berisping zou onderhevig zyn. Zo toegerust, zo geholpen, heeft hy de pen ter vervaardiging van dit Werk, voor den Wysgeer en den Koopman hoogst belangryk, opgevat. Hoe hy het volvoerd hebbe naar het oordeel zyner Landgenooten, kan blyken uit het getuigenis der Heeren, die, het geheele oorspronglyke Werk geleezen hebbende, 'er een zo voordeelig getuigenis van gaven, als wy in den aanvange deezer Aankondiginge vermeld hebben. Wy moeten den Hoofdinhoud des Eersten Boeks, 't geen dit Deel der Vertaalinge beslaat, opgeeven. Het voert ten Opschrift: Een algemeen overzigt over den alouden Staat en Inwoonders der Engelsche Volkplantingen in de West-Indiën; het is onderscheiden in vier Hoofdstukken. Het I. Aardrykskundige Verdeeling. Naam. Luchtstreek. Zee- en Landwind. Schoonheid en byzonderheid van | |
[pagina 584]
| |
het Groeiend en Dierenryk. Pragt en verheevenheid van de Bergen: bedenkingen over hunnen oorsprong, enz. - Het II. Van de Caraïbes, of de oude Inwoonders van de loefwaardsche Eilanden. Oorsprong. Zwaarigheden betreffende eene naauwkeurige naaspeuring van hun character. Een verhaal van zodanige byzonderheden als meest betwist zyn nopens hunne Zeden en Manieren, Persoonen en Huislyke Gewoonten, Opvoeding hunner Kinderen, Kunsten, Manufactuuren en Landbeftuur, Godsdienstige Plegtigheden, Begraafenissen, enz. Eenige aanmerkingen uit het geheel afgeleid. - Het III. Van de Inboorelingen van Hispaniola, Cuba, Jamaica en Portorico. Hun Oorsprong. Getal. Persoonen. Geest en Gesteldheid. Bestuur en Godsdienst. Gemengde Aanmerkingen, betreffende hunne Kunsten, Handwerken en Landbouw. Wreedheid der Spanjaarden, enz. - Het IV. Landdieren tot voedzel dienende. Visschen. Wild Gevogelte. Indiaansche wyze van Visschen en Vogelen te vangen. Eetbaare Planten, enz. - By het Eerste Boek is een gewi tig Aanhangzel, behelzende eenige Waarneemingen over den Oorsprong der Caraïben. De breede opgave van des Schryvers oogmerk en plan, welke wy gepast en noodig keurden, by de Aankondiging des Eersten Deels van een Werk, 't welk uit eenige Deelen bestaan zal, belet ons tegenwoordig uit hetzelve Proeven op te geeven, den daar aan gegeeven lof staavende. Wy verzekeren onze Leezers, dat dit Werk een Vertaaler heeft aangetroffen, die het oorspronglyke eer aandoet, in taal en styl hetzelve op zyde streevende, en bovenal gelukkig in het schilderagtige, waarin de Heer edwards zo zeer uitsteekt, te treffen. Hiervan hadden wy eerst ten oogmerke ten voorbeelde by te brengen, wat wy in het I Hoofdst. ontmoeten van de schoonheid deezer Eilanden, doch het is te omslagtig; wy bepaalen ons tot de grootste en verschriklykste voorwerpen der onbezielde natuur. ‘Het is,’ dus schildert hy dezelve, ‘in de grootheid, uitgestrektheid en hoogte van de Bergen der Nieuwe Wereld, dat de Almagt de wonderen van zyn Alvermogen ten duidelyksten heeft aan den dag gelegd. Die van Zuid-America worden ondersteld byna tweemaal de hoogte van de hoogste in het oude halfrond te bereiken, en zelfs onder den evenaar zyn hunne toppen met eeuwigen sneeuw bekleed. By deeze verbaazende gevaarten kunnen de hoogste toppen van de meest verheven bergen der West-Indi- | |
[pagina 585]
| |
sche Eilanden niet vergeleken worden; sommige egter van deezen ryzen niet te min tot eene ontzettende hoogte, en zyn onder de eerste voorwerpen, die de aandagt van den reiziger vestigen. De Bergen van Hispaniola in 't byzonder, wier golvende kruinen op een afstand van dertig mylen in Zee ontdekt worden, ver boven de wolken met eene verstommende heerlykheid opryzende; en de blaauwe bergtoppen van Jamaica zyn, zo verre ik weete, nimmer geheel bezogt. Noch de nieuwsgierigheid, noch de geldzugt, hebben het tot dus verre gewaagd het toppunt van deeze verheven streeken te beklimmen. Op zodanige van dezelve, als bezogt zyn, heeft men bevonden, dat de natuur eene geheel meuwe schepping heeft willen stichten. Daar 'er de luchtstreek verandert, worden 'er ook boomen, vogelen en insecten waargenomen, die mede versenillen van die, welke wy beneden ontdekken. Eenen aanschouwer, die hier aan niet gewoon is, van deeze hoogte naar beneden ziende, schynt het geheele tooneel een toverspel. Het eerste voorwerp dat de oogen treft, by het aarbreeken van den dag, is eene groote uitgestrekte damp, de geheele oppervlakte der valleijen bedekkende. Daar de grenzen van het Eiland volkomen afgescheiden en zigtbaar omschreeven zyn, heeft het Eiland als dan de tieffendste gelykheid na een groote uitgestrektheid waters, wyl de Bergen zo veele Eilanden in het midden van een schoon Meir gelyken. De Zon in kragt winnende, verandert het tafereel. De hangen le dampen stygen opwaards en versmelten in de lucht, alle de schoonheden der natuur, en de zegepraalen der menschlyke vlyt, vertoonende, verhoogd en opgeluisterd door den vollen glans der zon onder den keerkring. - In het evennagts jaargety vertoonen zich gewoonlyk tooneelen van nog grooter luister; want, daar alles kalm en schoon is in de hoogere gewesten, worden 'er beneden wolken gezien langs de zyden der Bergen, als vast samengepakte lichaamen heendryvende, tot dat zy, door opeenstapeling, al zwaarder en zwaarder wordende, ten laatsten, in groote stroomen waters, in de vlakten nederstorten. Het geluid van het onweder wordt door den aanschouwer boven duidelyk gehoord; de bliksem veraf zynde, ziet hy de donkerheid door zyne straalen verlichten; ter- | |
[pagina 586]
| |
wyl de donder, in duizend echos herhaald, ver beneden zyne voeten klaatert.’ De Vertaaler belooft, in een kort Voorbericht, dat by een der volgende Deelen de Kaarten van de West-Indische Bezittingen, die in het oorspronglyke gevonden worden, het licht zullen zien. Met hem twyfelen wy niet, of de zindelykheid der Uitgave zal aan allen, die dezelve voor een aangenaam toevoegzel van een Werk houden, niet onaangenaam zyn. Wy zien het vervolg deezes Arbeids, zo wel voegende by robertson's sterk getrokkene Beschryving van America, met verlangen te gemoete. |
|