| |
Dichtlauren voor Neêrlandsch Helden, bestaande in Prysvaarzen, ter erkentemsse van hunnen moed, gebleeken in de Verdeediging der Vestirgen Maastricht, Willemstad, de Klundert, enz. by den aanval der Franschen op de Vereenigde Nederlanden, in February des Jaars 1793. Byeengebracht en verzameld, door een Gezelschap Beminnaaren der Vaderlandsche Dichtkunst, binnen Amsteldam. Te Amsteldam, by W. Brave, 1793. In gr. 8vo. 280 bl.
Ter Nagedagtenis van wylen zyne Excelentie, den Heer Johan Arnold Zoutman, Vice-Admiraal van Holland en Westfriesland, enz. enz. Te Gouda by H.L. van Buma en Comp., 1793. In gr. 8vo. 84 bl.
Wy voegen deeze twee Bundels Dichtstukken by elkander, schoon de Dichters zelve, in hunne Staatkundige gevoelens, hemelsbreed met elkander schynen te verschillen. In de Dichtlaurieren hebben c.v n epen, j.m. sobels, m. de witte, geb. van zuylekom, e.j.b. schonk, h. hey, g.j. de la houssaye, d. houtman j. de vries, en eenige ongenoemden, hun yver en zucht getoond, om die Krygslieden te ver- | |
| |
heerlyken, welken, in het voorgaande jaar, zommige Vestingen van den Staat, tegens den aanval der Franschen, verdeedigden. In de Nagedachtenis stellen j bessan, m. van heyst, Wed. vinkenra, j wedding, g. knoop, d. stoop, h.c. habbema. g. van lennep, petronella moens, j. van dyk, j. voorman, j.a. hfmminga, a.c.w. staring, s. koning en g.c.c. vatebender, de Overwinning op Doggersbank, door johan arnold zoutman op de Engelschen bevogten, by gelegenheid van zyn overlyden, in het blinkendst licht. In beide Bundels treft men goede, middenmaatige, en zelfs minder dan middenmaatige, Verzen aan; hebbende de beide Gedichten van den Student van epen, welke den eersten prys by het Amsteldamsch Gezelschap behaald heeft, zulk een hoogen vlucht en stoute wendingen, dat zy een gunstig vooruitzicht, voor de bekwaamheid van deezen Dichter, in het vervolg opleveren. Zie hier, ter proeve, eenige der eerste Coupletten uit den Voorzang.
Civilis edel kroost! - rechtschapen Batavieren! -
ô Scipioos! wier hart voor haard en auter brandt,
Die, by de Zegepraal van uwe Veldbanieren,
Den voorspoed, rust en vreê, hergeeft aan 't Vaderland:
U vlogt het juigchend hart steeds schittrende eerepalmen,
Verééuwigd door de Poëzy! -
Door schaatrend krygsgejuig - door dankre zegegalmen,
Ten spyt van dwang en slaverny!
Ja: toen dit plekjen gronds in ydle waterplassen,
Nog voor uw staarend oog in slib bedolven lag -
Eer nog de gloênde Zon op uwe veldmoerassen,
Met koestrend liefdevuur en zorg, ter neder zag -
Eer 't, door zyn vruchtbaarheid, een' weg naar 't goud kon baanen,
Zong reeds, in Wodans heilig woud,
Den Barden - rei uw moed, by 't wappren van de Vaanen,
Op heure gulden vryheid stout.
Toen zong men reeds, verheugd, der Batten heldendaaden -
Toen was reeds fiere moed aan wakkre deugd gehuuwd -
Toen sierde Poëzy u reeds met laurbladen! -
Wyl de Adrana 't gejuich op wind en golven stuuwt!
Op dat de Naneef roeme op zyn doorluchte Vadren:
Welaan dan, dappre Erf! welaan!
Bruischt nog dat heldenbloed - dat dichtvuur in uw adren?
Wel! - gryp dan 't elpen speeltuig aan!
Wy kunnen niet afzyn, om ook iets, uit een der Lykzan
| |
| |
gen op zoutman, by deeze gelegenheid, mede te deelen. De Heer d. stoop begint de zyne aldus:
Vry gevochten Batavieren!
Heft met ons een Lykzang aan,
Wilt Held zoutmans grafzerk cieren,
Met een dankbre liefde traan;
Altoos waart gy trotsch op Helden,
Die hun goed en leven stelden,
Voor 's Lands vryheid, voor uw Eer:
Zyt gy geen Bataven meer?
Ja gewis, gy zyt Bataven;
Niets verandert uwen aart:
't Vryë hart vereert geen Slaaven;
Is voor boei' noch band vervaard:
Nog geen zes paar jaar geleden,
Toen Held zoutman had gestreden,
En Brittanjes Vloot verwon,
Deed elk Dichter, wat hy kon.
Toen sprak elk van zoutmans glorie,
Met een hart vol waare vreugd;
Zong en ouderdom en jeugd:
Zag men zoutmans linten draagen;
Ja, gantsch Neêrland prees dien Held
Die 's Lands glorie had hersteld.
Grootbrittanje met zyn Vlooten
Onder parkers trotsch bevel,
Had de vryë Zee gesloten,
En hieldt Neêrland in de knel;
Zoutman, die met Bato's Helden
Strydende het recht herstelde,
Keert vol roem naar Hollands Reê.
Toen, toen loonden Neêrlands Vadren
Zoutman voor deez' heldendaad,
Toen, toen werkten al de radren,
By de Leden van den Staat:
| |
| |
Moest 'er menig Zeeheld sneeven,
Neêrland, altyd ruim in 't geeven,
Deelde aan weduw en aan spruit
Dit, dit deed den moed herleeven
Zoutman deed de Britten beeven
Voor zyn Arm en Krygsbanier:
Zoutman heeft den Belg gewrooken,
Britsche kluisters stout verbroken;
Zoutman heeft 's Lands roem hersteld,
En der Britten trotsch geveld.
Eer en grootheid daalen, ryzen,
Naar het wufte lot zich keert,
Maar een zoutman zal men pryzen
Waar men moed en braafheid eert;
Nederlands Historiebladen
Zullen all' de glorie-daaden
Melden van deez' strydbren Held,
Die 's Lands luister heeft hersteld.
Blykbaar is het, dat men, in dit eerst geplaatste Vers, veel meer verbeelding en een hooger vlucht zal aantreffen dan in het laatste, dat maar zagtkens heenen rolt: doch men zal in de Nagedachtenis ook die Verwytingen en Scheldnaamen niet vinden, die, hier en daar, in de Dichtlaurieren gevonden worden, zo als Aterling, gevloekte Fielt, Aartsmonsters, Volksberoerders, Landverraaders, Muiters, die om Neêrlands goud gaan hunkeren, enz. Zulke uitdrukkingen ontluisteren de schoonste Poëzy, en ontëeren de zaak die men daar door waant te verdedigen. |
|