Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 555]
| |
De Gelykheid der Menschen, en de Pligten daar uit voortvloeijende; Dichtstuk. Naar het Latyn van den Heer Jeronimo de Bosch, door Jan Gerard Doornik. Te Amsteldam, by P.J. Uylenbroek, 1794. In gr. 8vo. 102 bl.Toen de Heer jeronimo de bosch zyn Latynsch Dichtstuk, De Gelykheid der Menschen, in de Zaal van het Genootschap, Concordia & Libertate, had voorgelezen, wekte de algemeene hem toegezwaaide lof de begeerte van den Heere doornik op, om, schoon onkundig in de Latynsche Taale, de gedachten van den Heere de bosch, over dit onderwerp, te weeten, als mede de wyze, op welke hy hetzelve behandeld had. De Latynsche Dichter voldeed niet alleen aan dit verzoek, maar nam zelfs de moeite, om eenige schoone gedeelten van zyn Dichtstuk in het Nederduitsch te vertaalen, welke de Nederduitsche Dichter in Nederduitsche Vaerzen overbragt. Deeze Proeve beviel aan den oorspronglyken Dichter, en spoorde den Heere doornik aan tot eene tweede, en dus werdt het ontwerp geboren, om het geheele Dichtstuk, naar eene Prosa-vertaaling van den Autheur, in Nederduitsche Vaerzen over te brengen, en in het licht te geeven. Daar wy van het oorspronglyk Dichtstuk reeds verslag gedaanGa naar voetnoot(*), en eene Proeve gegeeven hebben, zullen wy onze Lezers, die, onkundig in de Latynsche Taale, die Proeve niet verstaan hebben, welligt eenig vermaak verschaffen, door de naarvolging van dezelve hier te plaatsen:
Maar mag een burgery, dus hoor ik iemand vraagen,
Een' onrechtvaardig Vorst van zynen troon verjaagen?
Een moeielyke vraag; een stuk, van 't grootst gewigt.
Dat hy, die dit beschouwt gelyk 's volks recht en pligt,
Een vaste zeilkoers houde, op dat hy veilig lande,
Op Scylla niet vervall' noch op de Charybdis strande.
Hy laate aan 't woeste volk de losse teugels niet,
Noch smeede een nieuw geweer voor 't wetteloos gebied.
Het algemeene nut moet hier voorall' hem raaden;
't Is menigwerv' de toets van 't billyke onzer daaden:
Hy weeg', naauwkeurig, eerst al 't goed en al het kwaad,
Dat voort kan spruiten uit zo hagchelyk een daad;
En kiez' dan, zonder drift, met onpartydig oordeel,
Wat staat en burgery het meeste strekt tot voordeel.
De billykheid verbied dat ooit de tiranny
Van éénen - duizenden tot smart en nadeel zy.
| |
[pagina 556]
| |
Wanneer Mezentius, door wieede folteringen,
De braafste burgers durft naar 't heilig leven dingen;
Dat dan Hetrurië, door t scherpe krygsgeweer,
Den vyand van zyn volk in 't woeden ga te keer:
Maar laat hier geen gesnap van een' Thersites gelden:
Sla geen geloof aan 't geen de lastertong durft melden
Van een' gemeensman, die, gehuurd tot laf verraad,
Den kleinsten misslag maakt tot de yslykste euveldaad,
Wiens vuig, hebzugtig hart, verzaakende eer en pligten,
't Belang van 't Vaderland voor 't zelfbelang doet zwichten.
's Vo ks heil is de eerste wet: voor haar legg' de Opperheer
Zyn kroon, en de achtbre raad zyn bundelbylen neér:
Geen oppermagt mag ooit die gulde wet verbreeken:
Maar laat dan ook 't gemeen geen haat noch wantrouw kweeken
Op hem die 't ryk bestiert; dewyl 't, door drift verblind,
Wanneer 't verbetring wil bewerken in 't bewind,
Den Vorsten, die het haat en grimmig aan durft randen,
Geduchte wapens geeft in hun getergde handen.
De Heer doornik, welke deeze vrye naarvolging aan den oorspronglyken Dichter heeft opgedragen, verdient, door deeze zyne yverige poogin en en welgeslaagde Proeve, den lof en byval zyner Landgenooten, die reeds met verlangen, op zulk eene naarvolging, van de aequalitate hominum des Heeren de bosch, gehoopt hadden! |
|