Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBerichten van Napels en Sicilie, byeen verzameld op eene Reis, gedaan in de Jaaren 1785 en 1786, door den Heer F. Munter, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Koppenhagen. Uit het Hoogduitsch vertaald. IIIde Deel. Met Plaaten. Te Haarlem by A. Loosjes Pz. In gr. 8vo. 240 bl.Wegens de twee voorgaande Deelen deezer Reize, hebben wy, naar verdiensten, met lof gewaagdGa naar voetnoot(*), en dient dit Derde en laatste om 'er meer licht aan by te zetten, terwyl ook de Hoogleeraar munter niet alleen de goedheid gehad heeft om den Nederduitschen Vertaaler zyn genoegen te betuigen over de Vertaaling van zyn Werk, maar ook eenige Verbeteringen en Byvoegzels mede te deelen, waarvan men zich in het laatste van dit Deel bediende, en de overige, tot dit en de twee voorige Deelen behoorende, agteraan plaatste. Eene toevoeging, waar door de Vertaaling dit vooruit heeft boven het Oorspronglyke. Dit Deel vangt aan met de Stad Catania op Sicilie; eene Stad voor de Geleerden van gewigt, die daar- | |
[pagina 548]
| |
om inzonderheid de aandagt van den Heer munter trok, en tot eene meer breedvoerige beschryving aanleiding gaf. Inzonderheid verdient de Hoogeschool daar gekend te worden, en zal men niet kunnen naalaaten, over de Verlichting, welke de geleerde Reiziger hier aantrof, zich met hem te verheugen. ‘Het is,’ schryft hy, ‘voor my altoos eene stoffe van blydschap, wanneer ik mag zien, dat het Licht, 't welk onder ons schynt, zich van tyd tot tyd, zelf tot de afgelegenste oorden, verspreidt; dat mannen, die onder het harde juk der Inquisitie gebooren en opgevoed zyn, egter het pad der waarheid hebben gevonden; ja zelfs, dat men reeds zo verre gevorderd is, dat men, in weerwil van het Roomsche Register van verboden Boeken, zodanige Werken openlyk kan leezen, en ze verder aan de studeerende Jeugd kan aanbevelen. - Het juk der Inquisitie is verbrooken; het Napelsche Hof is niet zeer bigot, de vryheid van denken neemt van tyd tot tyd de overhand, en wordt door het leezen van goede Boeken (Protestantsche niet uitgezonderd) zo sterk bevorderd en uitgebreid, als 'er met mogelykheid in een Roomsch Land kan plaats hebben.’ Oudheden en Penningverzamelingen worden beschreeven en toegelicht; doch meer dan door deezen werden wy bekoord door het Character van een der Bezitteren van het grootste en fraaiste Kabinet, den Prins biscari, en kunnen ons niet weerhouden van de opgave der Geschiedenis deezes waarlyk grooten Mans. ‘Deeze eerwaardige Grysaart was,’ volgens de taal van den Heer munter, ‘een van die zeldzaame verschynzels, die alles vereenigen, zo wel het vermogen als den wil, om in een uitgebreiden kring van menschen een uitgebreid nut te kunnen stichten. Hy was gebooren in eene aanzienlyke en vermogende Familie, en veel beter opgevoed dan aan de Siciliaansche Edelen in de eerste helft van deeze eeuwe doorgaans ten deele viel. Reeds in zyne eerste jaaren kreeg hy smaak aan de Weetenschappen, en de uitwendige omstandigheden van zyn huis veroorlofden hem zich daaraan geheel over te geeven, zonder dat hy noodig had de gunst van het Napelsche Hof te zoeken, of die laage en kruipende middelen by de hand te neemen, die bykans de geheele Adel van Sicilie, het zy uit noodzaaklykheid of uit verkiezing, in het werk stelt. Hy sleet zyn geheele leeven te Catania, zyne Geboorteplaats, en op zyne goederen in Sicilie; een zeer klein gedeelte van | |
[pagina 549]
| |
hetzelve alleen uitgezonderd, toen hy, tot bevordering van zyne oogmerken, eene reis deedt door geheel Italie. Zyn Vader hadt een Kabinet van Penningen verzameld, 't welk by zyn dood in goede orde was; dit was de grondslag van zyn aanzienlyk Musaeum, het welk zo groot en kostbaar is, dat men het naauwlyks voor eene verzameling van een privaat persoon zou durven houden. Hy hadt zeer veele kunde in de Oudheden, voornaamlyk was hy zeer bedreeven in den alouden toestand van zyn Vaderland; uit dien hoofde was hy ieverig bezig met naspooringen. Hy was de eerste, die de oude overblyszels van Catania liet opdelven, en het Hos wist over te haalen om jaarlyks eene somme van agthonderd Oncen te geeven tot onderhoud en naaspooring van Siciliaansche Oudheden. Hoe weinig deeze somme kon toereiken, kan elk gemaklyk begrypen, te meer, daar de helft hiervan gesteld wierd onder het bestier van den Prins torremuzia te Palermo, en de Prins biscari alleen over de helft kon beschikken. Zyne onderneemingen waren veel te uitgebreid en te kostbaar, en dus betaalde hy, uit zyn eigen vermogen, de overige kosten. Daarenboven moedigde hy de naarstigheid der Inwoonders van Catania aan, hy was de Vader van Weezen, de Vriend en Toevlugt der armen en behoeftigen, de Beschermer en Voedsterheer der Weetenschappen, met één woord, hy stelde alles, wat in zyn vermogen was, in het werk om Catania te doen bloeien. Hy spaarde geen geld, wanneer hy meende iets goeds te bewerkstelligen. - Een Instituut om jonge Dogters te onderwyzen, en eene behoorelyke opvoeding te geeven, 't welk een zyner Voorvaderen gesticht hadt, en een Gasthuis voor Kraamvrouwen, 't welk vóór weinig jaaren opgericht is, zyn beide door hem ryklyk begiftigd; en de bloeiende toestand deezer beide Gestigten mag men voornaamlyk aan zyne Vaderlandlievende gezindheid en edelmoedige poogingen toeschryven. - Op zyn Landgoed Ragona bouwde hy een brug van één-en-dertig boogen, over de Rivier Simathus; hy deedt Waterleidingen vervaardigen, waar door hy het water van een andere Rivier afleide, en na zyne Rysplantadien voerde, waar door hy tevens het water van de wegen en de laagten wegtrok, de eersten verbeterde, en het land voor de nadeelige uitwaasemingen bewaarde. De Brug en de Waterleidingen waren zo vast en hegt, dat ze meer dan eene eeuw | |
[pagina 550]
| |
scheenen te kunnen verduuren. Dan eene sterke overstrooming, vergezeld van eene zwaare Orkaan, wierp alles onder den voet. Zonder in aanmerking te neemen het groot verlies, het welk hy geleden hadt, (de Brug alleen hadt hem negentig duizend scudi gekost,) gaf hy terstond last om het werk op nieuw in orde te brengen. - Toen Messina door de vreeslykste Aardbeeving bykans geheel verwoest was, kocht hy terstond een aanzienlyke voorraad van Graanen, zondt ze derwaards, en liet ze onder de behoeftigen uitdeelen. Dit edelmoedig en onbaatzugtig bestaan verwierf hem al het geen den braaven en verstandigen man gelukkig kan maaken. Hy werd van het geheele Volk geëerbiedigd, en als een Vader bemind; de Siciliaanen rekenden het zich tot eene eer, dat hy hun Landgenoot was; elk zag, elk erkende, elk eerbiedigde zyne verdiensten, behalven alleen de Regeering te Napels. Deeze was ten zynen aanziene zeer onverschillig, het Hof liet zich niets aan hem gelegen leggen. En is dit verschynzel wel zo vreemd in de wereld? - Intusschen kreunde hy zich hier aan zeer weinig; ook behoefde hy de gunsten van het Hof niet. Was hy in zyn openbaar leeven een waar Patriot, en leide hy de edelaartigste grondbeginzels aan den dag, niet minder was hy, aan den anderen kant, in zyne huislyke verkeering, en in den kring zyner Vrienden, de gezelligste en beminnenswaardigste Persoon. Hy leefde voor zichzelven gelukkig in den schoot zyner Familie, en altoos was hy vrolyk en opgeruimd van geest, vatbaar voor alle geneugten die de vriendschap opleevert. De vreemdelingen, die in menigte te Catania komen, genooten in zyn huis alle de voorrechten, welke de gastvryheid kon aanbieden, en welke dan eerst regt in haare waarde gekend worden, wanneer men dezelve waarlyk behoeft. Ik voor my, tel het onder de gelukkigste ontmoetingen myns leevens, dat ik dien braaven Man heb leeren kennen. De veertien dagen van myn verblyf in Catania, heb ik meestal gesleeten in zyn huis en in zyn gezelschap, en zyn waardige Zoon, Monsignor paterno capello, hadt de goedheid van my zelve al het merkwaardige in Catania te toonen. Ik had dus de schoonste gelegenheid om alle de antieke byzonderheden, die in het kabinet van den Prins voorhanden waren, naauwkeurig gade te slaan, daar ik hier op | |
[pagina 551]
| |
zulk een voet leefde, als of ik een der huisgenooten geweest ware. De dankbaarheid gebiedt my, van deezen Man met dien nadruk te gewaagen; maar de taal van myn hart is ook overeenkomstig met de waarheid, en ik twyfel niet of myne Leezers zullen my gaarn willen gelooven, daar dit getuigenis overeenstemt met dat van alle Reizigers, die weezenlyk gevoel voor eer en braafheid hebben. Zo veel my bewust is, ben ik de laatste Vreemdeling geweest, die het geluk gehad heeft om hem te leeren kennen; toen reeds tekende zyne toeneemende verzwakking, dat de dood van tyd tot tyd met zachte schreden naderde, tot dat hy eindelyk, weinige maanden nadat ik hem ontmoet had, op den 1 Sept. 1786, te Catania overleedt - te eerder ben ik uit dien hoofde verpligt, om zyn naam openlyk te noemen, op dat, gelyk hy, in het Zuiden van Europa, den eerbied en hoogagting van elk deelagtig was, hy ook nu nog in het Noorden van Europa, naa zynen dood, met dien eerbied en hoogagting genoemd worde, die men verschuldigd is aan den Weldoener van zyn Vaderland, en van zyne Medeburgers.’ Breedvoerig is de beschryving van het Museum, door dien Prins gestigt, schoon de Heer munter zich alleen bepaalt tot het Oudheidkundige gedeelte; het Natuurkundige, in welk vak hy zyne geringe bedreevenheid erkent, aan volgende Reizigers overlaatende. Terwyl hy ons berigt, dat de Natuurlyke Voortbrengzels van Sicilie thans zeer bearbeid worden door den Hoogleeraar in de Natuurlyke Historie, Don giuseppi gioeni, de eerste Siciliaan, die zich geheel alleen aan die weetenschap heeft toegewyd, en bovenal den AEtna naauwkeurig onderzoekt. Dit vermelden geeft hem gelegenheid om iets aan te tekenen ten opzigte van den vermaarden Kanunnik recupero: ‘Deeze was,’ schryft hy, ‘wel is waar, de eerste Siciliaan, die met ernst aan de bearbeiding van de Natuurlyke Geschiedenis van zyn Vaderland dagt, en in 't byzonder zich toeleide om den AEtna te leeren kennen, en zyne onderzoekingen daar omtrent te beredeneeren. Dan het ging hem, gelyk het allen den geenen gaat, die hun eigen Leermeester zyn, of ook zyn moeten. De eerste grondslagen ontbraken aan zyn gebouw, en dus kon hy alle de zwaarigheden niet oplossen, die zich by een naauwkeurig onderzoek opdeeden. Ook durfde hy, uit vreeze voor de Inquisitie, alle zyne waarneemingen | |
[pagina 552]
| |
en redenkavelingen daarover niet ontdekken. Omtrent vreemdelingen was hy vrymoediger; dan de onverantwoordelyke onbescheidenheid van brydone hadt hem bykans de wreedste vervolgingen van de zyde der Inquisitie op den halze gehaald; ja, hy zou gewis een slachtoffer van deeze regtbank zyn geworden, indien hy niet de voorspraak van den Prins biscari, en de veelvermogende hulp van Monsignor ventimaglia, hadt genooten. Zyne Kettery bestondt hierin, dat 'er op den AEtna wel van twintig duizend jaaren herwaards Lava voorhanden was. Die bygeloovige dagen zyn nu vervlogen. Zints de Inquisitie vernietigd is, mag elk over de Natuur denken, onderzoeken, en schryven, zo als hy wil.’ De Heer munter beklom deezen Berg in het ongunstigst saisoen, in het holst van den Winter, met den Heer gibs, en geeft des een zeer leezenswaardig verslag; waar over hy dit regtmaatig oordeel velt: ‘Dit verhaal zal den Leezer niet zo zeer treffen, als de Schilderagtige beschryving van brydone; maar ze wint het van de laatste in geloofwaardigheid en egtheid. Ik geef slegts eene beschryving van dingen, die ik gezien heb; maar hy ook van dingen, die hy niet gezien heeft.’ Eene Afbeelding van den Crater deezes Vuurbraakenden Bergs, in 1785, gaat hier nevens. Alleen het geen hy gezien en waargenomen heeft beschryvende, wyst hy verder op de Schriften van brydone, hamilton en dolomieu; doch berigt by deeze gelegenheid, dat spallanzani, een der grootste en stoutste Natuuronderzoekeren, in den Jaare 1788, in Sicilie geweest is en den AEtna onderzogt heeft; zynde hy thans bezig om zyne Ontdekkingen byeen te verzamelen en te rangschikken. De Hoogleeraar munter staat in het denkbeeld van onheuglyk vroege Uitbarstingen. Het een en ander wegens het langzaam vrugtbaar worden van de Lava opgehaald hebbende, schryft hy ten slot: ‘'Er moeten dus reeds te vooren uitberstingen plaats gehad hebben, en, zonder ons in eenig onderzoek in te laaten, of de AEtna negen of achtduizend jaaren, vóór onzen tyd, reeds Vuurstoffen hebbe opgeleverd, kunnen wy vry zeker vaststellen, dat deeze Berg reeds verscheide Eeuwen vroeger, dan de bekende Geschiedenis begint, Vuurstoffen hebbe opgeworpen; dat zyne omwentelingen misschien ouder zyn dan de omwentelingen van den Aardbol, waar van ons bericht gegeeven wordt in het Mozaïsch Geschiedverhaal, en dat | |
[pagina 553]
| |
ze misschien nog vroeger moeten gesteld worden dan de Schepping van den MenschGa naar voetnoot(*). De Reis van Catania na Messina behelst veele byzonderheden, meest oudheidkundige. Messina zelve wordt beschreeven, en een akelig tafereel gemaald van den Verwoesten staat in den Jaare 1783, waarin ook alle de Kabinetten der Oudheden vernield werden. - Wegens de oudtyds zo vermaarde Charibdis, treffen wy deeze waarneeming aan: ‘Wiens verbeeldingskragt vooraf, door het leezen van de Schriften van virgilius en homerus, is gaande geworden, en dan verwagt hier eene vervaarlyke en schrikverwekkende vertooning te zullen vinden, zal zich in zyne verwagting te leur gesteld zien. - Men kan zelf regt door deezen draaikolk roeijen of zeilen, zonder dat men eenige beweeging bespeurt. Deeze draaikolk werd veroorzaakt door twee tegen elkander inloopende stroomen, die zich voor den mond van de Haven van Messina vereenigden; en deeze oorzaak is nog voorhanden. Dan, of de stroomen hebben, geduurende die reeks van eeuwen, haare kragt verlooren, of de Dichters hebben de vryheid gebruikt van de dingen te vergrooten: want tegenwoordig is deeze draaikolk van minder betekenis dan die op den Donau, welke laatste alleen gevaarlyk is, wanneer men een onervaaren Stuurman heeft. Deeze draaikolk ligt op de hoogte van den Vuurtooren, die op den hoek van den Landtong staat, omtrent twintig ellen van Land. Toen ik naby kwam, ontdekte ik niets dan twee witte gladde plaatzen, van omtrent twee ellen breed, en eenige draaijingen van weinig aanbelang, die zo veel kragt niet hadden, dat zy een boot konden overmeesteren. Men verhaalde my, dat, wanneer de Sirocco-wind waait, hy het sterkst van allen bruist, gelyk als het water, wanneer het hard kookt; maar ook dan kunnen groote booten zonder eenig gevaar over denzelven vaaren, en de kleine, ofschoon zy 'er niet door | |
[pagina 554]
| |
kunnen vaaren, loopen egter geen gevaar van het onderst boven gekeerd te zullen worden.’ Eene volgende Afdeeling loopt over de aanzienlykste Italiaansche Hoogeschoolen, en over de Kerkhervorming in zommige Landen van Italie. Van de Academie te Pavia ontmoeten wy het naauwkeurigst en breedvoerigst berigt, en kan men het niet leezen zonder de Verlichting, welke daar heerscht, te bewonderen, en de Verdraagzaamheid der Hoogleeraaren in de Godgeleerdheid. Men kent in de Bibliotheek geen lyst van Verboden Boeken, men leest de Protestantsche Schryvers zo wel als de Roomschgezinde. Zelfs heeft men zedert eenigen tyd een begin gemaakt met verscheide Protestantsche Boeken na te drukken, om ze daar door voor de studeerende Jeugd meer verkrygbaar te maaken. - Het Kweekschool voor de Duitschers en Hongaaren gaat hier in, met groote schreden, andere Kweekschoolen vooruit. - In Toscaane is het ten aanziene der Verlichting gunstig gesteld, men heeft 'er een begin gemaakt met de Kerkhervorming. Wat scipione de ricci, Bisschop van Pistoja en Prato, daar aan gedaan heeft, zal men met genoegen leezen. In den Kerklyken Staat is het ten deezen opzigte slegtst gesteld: ‘de tedere voorzorg van den Heiligen Vader en van de waakzaame Inquisitie hebben, met een heiligen yver, Geleerdheid en Vryheid uit Bologna verdreeven. De Hoogeschool is nog op de leest geschoeid der voorige eeuwen. De Hoogleeraaren berusten in de vorderingen hunner voorgangeren, zonder dat zy na eenige nieuwe ontdekkingen omzien; zy agten zich zalig by het oude te kunnen blyven, en zyn wars van alles wat naar nieuwigheid ruikt.’ Zo is het ook met de Kweekschoolen te Rome gesteld. De laatste Afdeeling verschaft ons eenige merkwaardige berigten betreffende de Siciliaansche Dichtkunst, door den Vertaaler, met rede, niet weinig bekort; diens weinige Aantekeningen doen hem voor meer dan een vlugtig Vertaaler kennen. |
|