| |
| |
| |
Brieven, geschreeven op eene Reize uit Lotharingen naar Neder-Saxen; uitgegeeven door Adolph, Vryheer Knigge. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Amsterdam by Wessing en van der Hey, 1793. In gr. 8vo. 146 bl.
Bykans, zo niet volstrekt, alles, wat uit de welversneede penne des Vryheers knigge vloeide, en in onze Taal werd overgebragt, een bedryf, waarin men, ter oorzaake van het goed vertier, geenzins agterlyk geweest is, smaakte den Nederlander, en hebben wy, in veelvuldige Aankondigingen, hem het regt des welverdienden lofs meermaalen laaten wedervaaren. Wy kunnen en mogen dien niet onthouden aan deezen kleinen Bundel Brieven, de laatste welke hy waarschynlyk in dit Werelddeel schreef, daar hy gereed stondt om het onrustig tooneel, daar woelende, voor een vreedzaamer in America te verwisselen, en met de daad dit oogmerk volvoerd heeft.
Met dat opmerkend en scherpziend Oog, met dat kloek Verstand, met dat uitgebreid menschlievend Hart, hem eigen, bezoekt hy waarschynlyk voor de laatste keer deeze Streeken, en zegt het laatst vaarwel aan veelen zyner Bekenden; dit moge nu een dan eenige somberheid in zynen geest wekken, zyne vrolyke geaartheid behoudt de overhand, en vergezelt men doorgaande den schertzenden knigge, terwyl van tyd tot tyd zyn gewekte Dichtluim zich hooren laat; de Reisvoorvalletjes worden op zyn geestigen trant verhaald.
De voornaamste Steden, door den Vryheer bezogt, en met de tusschenvallende of by een uitstap bezogte Plaatzen beschreeven, zyn: Metz, Saarbrug, Tweebruggen, Heidelberg, Frankfort, Hertzfeld, Merschen, Cassel, Hamelen, Pyrmont, Hannover, Celle, Nenndorf en Breemen. Byzonder bevlytigt hy zich om de Volks- en Stedelyke Characters te schetzen, en 'er meer dan algemeene opmerkingen over mede te deelen. Uit die alle verkiezen wy ons eenigen tyd by de Breemers met onzen Reiziger op te houden. ‘Het is,’ schryft hy, ‘een tyd lang de mode geweest in verscheide Journaalen, van de Ryksstad Bremen als van eene Plaats te spreeken tot welke de Verlichting nog niet doorgedrongen was, en waar de menschen nergens zin in hadden, dan in eeten,
| |
| |
drinken, geldwinnen, en in eenen oud Rykssteedschen bokkesprong. Ik weet niet of ergens een of twee fraaije geesten, wier groote verdiensten men veelligt hier geen volkomen regt het wedervaaren, zich door dergelyke smaadredenen aan het publiek hebben gezogt te wreeken; maar dat weet ik, dat de goede Bremers, deels uit bescheidenheid, deels dewyl zy het der moeite niet waardig agtten, op deeze beschuldigingen niet veel gelet, en op hunnen stillen weg voortgewandeld hebben.
Indien de waare Verlichting daarin bestaat, dat de menschen, by de volmaaking van hun verstand, voornaamlyk het daar op toeleggen, dat zy het gebruik hunner kundigheden met toepassing op hunne beroeping in het burgerlyk leeven voor oogen hebben - indien men eene Stad niet van barbaarschheid en duisterheid beschuldigen mag; dewyl men aldaar eene menigte geleerde en in alle takken der nuttige Weetenschappen ervaarene, Mannen aantreft - indien deeze graad van Beschaaving de wenschlykste is, welke niet ten koste der Zedelykheid en echte Duitsche Bescheidenheid verkreegen is - dan behoort Bremen gewis onder de verlichte Steden. Maar doorreizende Vreemden hebben dikwyls gezegd, dat zy hier eene zekere gemaklyke manier in den ommegang, en leevendigheid en vernuft in de gesprekken, misten - en zy hebben gelyk gehad.
Ondertusschen valt het verklaaren van dit verschynzel niet moeilyk. Een fyn vernuft en eene zekere aangenaame bespraaktheid zyn kinderen der ledigheid, der veelvouwige beoefening der schoone Weetenschappen, en des gestaadigen ommegangs met Vreemdelingen, die alleen vermaakshalven reizen. Nu zyn hier weinig ledige menschen: weinigen, die fraaije bevalligheid en modelectuur tot het hoofdvoorwerp hunner poogingen maaken. Eindelyk ligt Bremen zo buiten den streek, dien de lediggaande trekvogels door Europa doen, dat meerendeels alleen zulke Vreemdelingen hier komen, die handelbezigheden hebben, en gevolglyk worden de hoofden der Inwoonders alhier over 't algemeen niet met die aangenaame kleinigheden en vrolyke gesleepenheid vervuld; maar zyn meer gevat op hunne beroepsbezigheden en op ernstige voorwerpen.
Komt het 'er u egter op aan, om, onder vier oogen,
| |
| |
of in een kleinen kring van verstandige Mannen, een socratisch gesprek over filosoofsche stoffen, of over zulken, die een byzonder vak der Weetenschappen betreffen, over Staatkunde, Handel en Manufactuuren, te houden, dan vindt gy daar toe veelligt hier meer gelegenheid, dan in menige Steden, waar deeze oppervlakkige zwetzery en eene zekere veelweetenschap voor tekenen der fynste beschaaving gehouden worden. - Maar evenwel vinden de Bremers smaak in de genoeglykheid van een onderhoud, dat met eene wakkere helderheid van geest, fyn vernuft en scherpzinnige Weetenschap, gezouten is. En wat het leezen van nieuwe Boeken belangt, zo wenden eenige Leesgezelschappen en Leen-bibliotheeken allen vlyt aan om ook hier de hoofden en harten, de verbeelding en de neigingen der jonge lieden, door den geest van onze duizend en nog eens duizend Romans, Comedien, Ridder- en andere Vertellingen, te doen draaijen en suizebollen.
Eene Stichting, zo als men misschien in geene eene Duitsche Stad vindt, is het Musoeum of de Natuurkundige Maatschappy, welke reeds sedert eene ry van jaaren bestaan heeft. Een aantal van Persoonen, deels Geleerden, deels Kooplieden, die thans reeds over de honderd en zeventig sterk zyn, en hunne nieuwe Medeleden door ballotteeren verkiezen, betaalt, naamlyk ieder Lid, jaarlyks tien daalders, waar voor een groot huis tot de Vergadering, beneffens een daar aan grenzende tuin gehuurd wordt. In het Huis vindt men eene dagelyks aangroeiende Bibliotheek, een Kabinet van Naturalien, een Verzameling van Instrumenten, Modellen en dergelyken. Dagelyks, van 's morgens tot 's avonds, zyn eenige kamers geschikt en in den Winter verwarmd, om elk lid te ontvangen, die lust heeft om hier te leezen, of eenig ander onderhoud zoekt. Alle in- en uitlandsche politieke en geleerde tydingen en journaalen van eenig belang liggen dan gereed, en ieder brengt de aanmerkelykste berigten, welke hy door byzondere Correspondentie verkreegen heeft, mede in het gezelschap. Des Maandags wordt door twaalf Leden, die zich daartoe verbonden hebben, beurtlings eene voorleezing gedaan over eenig geleerd Onderwerp, uit de Natuurlyke Historie, de Geschiedenis, de Sterrekunde, enz. Deeze voordragt wordt zo ingerigt,
| |
| |
dat ze ook voor ongestudeerde Toehoorders belangryk weezen kan.’
Plaatsruimte verbiedt ons verder voort te vaaren over der Breemeren smaak in de Schouwburgen, in Muzyk, of ook hun van den Zedelyken kant te beschouwen, gelyk de Heer knigge vervolgens doet.
Bepaald heeft zich de Vryheer niet, in welken oord van America hy zich zal nederzetten; doch hy wil een Landman worden, waarschynlyk in het Geneseedistrict, aan het Meir Ontario, tegen over de Engelsche bezittingen in Canada, waarvan hy zeer onbedwongen eene korte beschryving in dit Reisverhaal vlegt. Dan, welk een oord hy ook kieze, zyn verblyf beantwoorde aan zyne verkiezing, in den eersten Brief met de volgende Dichtregelen uitgedrukt:
Een plaatsje zoek ik waar de vreê
De eenvouwigheid bekroont,
Waar, ver van glans en gloriezugt,
Waar ik, vereenigd met een vrind,
En by de menigte onbekend,
Waar my der volgen morgenlied
Na zachten slaap verkwikt;
Waar my, in 't kalm en bly genot,
Geen wapenkreet verschrikt;
Waar oefening en weetenschap
Den heldren geest verheft,
Der Zanggodinnen toverkragt
Myn hart bezielt en treft.
Terwyl ik soms een ledig uur
En ligte spys door maatigheid
My daaglyks smaaklyk wordt.
Wy wenschen ook op zyne Americaansche Lettergeschenken vergast te worden, ook buiten het plan van een Americaansch Archief, Magazyn of Journaal, aan zynen Vriend in deezer voege opgegeeven: ‘Zodanig iets
| |
| |
hebben wy nog niet. Neem eens; dat Gy voor u de verdienste van dit Werk by het Duitsch publiek maakte. Ik konde u de nieuwste geleerde en politieke Tyd schriften, die in America uitkomen, alle vierendeelen des jaars zenden, en daar by, misschien van de Medeleden van het Congres zelve, de naauwkeurigste en zich over het geheel uitstrekkende berigten medegedeeld, bekomen, omtrent den aangroei der bevolking, nieuwe openbaare schikkingen en stichtingen, vrugtbaar gemaakte gronden, uitbreiding van handel en manufactuuren, benevens de vorderingen van alle soorten van aankweeking en onderwys. Men zal gewis van deeze dingen in America geen geheimen maaken, gelyk in eenige Europische Staaten. Daar toe is men te wys, heeft te gezonde begrippen van waare Staatkunde, en behoeft zich geene openlyke Rekenschap te schaamen.’ |
|