schappyën, enz. Wordende elke Zamenspraak door een Dichtstukje geëindigd.
Meermaalen gaven wy eene Proeve uit dit Werk, en zullen heden daar mede vervolgen, door onze Leezers iets van de Kennis der Schryveren, uit dit Stuk, mede te deelen. De Zamenspraak vervolgt dusdanig:
‘Petrus. Behoort een Student, of Lief hebber der Geleerdheid, ook Boekenkennis te bezitten?
Ernestus. Voorzeker, deze is hem zeer noodig; althands kennis dier Boeken, welke in het vak van zyn begunstigde Studie voorkomen; want, alhoewel hy uit de Kennis der Schryveren weet, welke keuze hem uit dezelve te doen valt, zoude hy nog in verschillende uitgaven, enz. kunnen dwaalen; en iets voor goede munt aanneemen, dat, in laatere drukken, veranderd of verbeterd is: Hy moet daarom a.) wel degelyk de Tytels der Boeken leeren kennen, b.) geene zinspeelende Tytels voor natuurlyke aanneemen, c.) wanneer eenig Werk een dubbelen Tytel heeft, hetzelve niet voor twee onderscheidene Werken aanzien, d.) geen twee Aucteuren, die denzelfden naam draagen, met elkanderen verwarren, gelyk plinius den Natuurkenner, met plinius den jongen; musaeus den Kerkelyken Geschiedschryver, met musaeus den Dichter, enz. e.) zich wel toeleggen om te weeten, in hoe veele Afdeelingen, Boeken, Deelen of Banden, een Werk verdeeld is. f.) De Tytels, welke met woordverkortingen geschreven zyn, wel leeren invullen, g.) alle de verschillende drukken van een Boek kennen, en weeten welke de beste zy, h.) de Plaats der druk, het Formaat en het Jaar van uitgave kennen, i.) weeten wie de Uitgeever is, of geweest is, k.) weeten of een druk met Nooten, Aanmerkingen, korte Begrippen, Registers, Voorrede, of Opdragt vermeerderd is, l.) of dit alles goed, middenmaatig, of slegt is, m.) weeten welke Aucteur deezer Nooten is, dan of de Text uitgegeeven is, cum notis Variorum, met Aanmerkingen van verscheidene Aucteuren, n.) of het Werk verdeeld is in Hoofdstukken of Paragraphen, en voorzien is van Bladwyzers
(Indices), korten Inhoud (Summaria), Kanttekeningen (Marginalia), enz. o.) of de Uitgave schoon is, met opzicht tot den Letter, Correctie, Papier, enz. p.) of het Werk versierd is met Prenten of andere Figuuren, q.) of een Boek in achting is, of het beöordeeld is, of de beöordeelaars de Stof, den Styl, of den persoon des Schryvers, beöordeeld hebben, r.) of de beöordeelaars onpartydig geweest zyn dan niet, bevoegde of onweetende Rechters, enz. men zoude 'er nog by kunnen voegen, s.) de pryzen der Boeken, en der onderscheidene Drukken, te kennen.
Leonard. My dunkt, dat al wat UEd. daar opgenoemd heeft, behalven de kennis der beöordeelingen, eer tot den