Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWysgeerige Staat- en Historie-kundige Brieven, tusschen een gevoelig Nederlander, en 't beminnelykste Batavische Meisjen; door den Schryver van het Dichtstukjen de Egaliteit. 2de Stukje. Te Amsterdam, by J.L. van Laar Mahuët. In gr. 8vo. 48 bl.Wy hebben, ten opzigte van het Tweede Stukje deezer Brieven, te rug te wyzen tot het geen wy van het Eerste gezegd hebbenGa naar voetnoot(*). Niet meer dan dit, pryst zich het tegenwoordige aan. - Leonard, die op eenen zo wydverschillenden denktrant schreef, daar toe bewoogen door een Verraad, welks kennis wy toen dagten dat ons zou ontknoopen hoe hy zichzelven zo ongelyk was, laat ons, met het beminnelykste Bataafsche Meisjen, des in dezelfde onzekerheid, als hy schryft: ‘Het Verraad, waar van ik het voorwerp geweest ben, begeer ik zeker voor u te verbergen, - 't heest ook reeds al zyne werking verlooren, ja het is alreê geheel uit myn hart verbannen: gy weet, dat ik, in dergelyke gevallen, de gelukkige eigenschap van vergeetig te weezen bezit.’ Dan wy ontdekken, in dit vervolg der Brieven, dat leonard, de Held deezer Brieven, getrouwd is aan de braave charlotte, die hy, als eene beste Huisvrouw, hartlyk lief heeft; maar dat hy ook sophia, het beminnelykste Bataafsche Meisjen, bemint. ‘'t Is zo,’ schryft hy aan zyn Vriend eelhart, ‘ik ondervind werklyk, en heb het reeds een langen tyd ondervonden, dat ik en charlotte en sophia tevens kan beminnen: 't geen ik charlotte altoos heb toegewenscht bezit sophia - maar de braave charlotte zal my nimmer veroorlooven het te belyden en aan de geheele wereld te toonen. - Zy gelooft, dat het alleenlyk vriendschap is, die ik voor sophia gevoel, en nimmer zal ik haar doen bezeffen, dat liefde en vriendschap eene zelfde zaak is, | |
[pagina 436]
| |
onder tweederleie benaamingen uitgedrukt; benaamingen, die alleenlyk te kennen geeven, tot welke Sexe het beminde voorwerp behoort. - Zo zy ooit vermoedt, dat ik sophia bemin, niet als Vriendin, (volgens haare denkbeelden,) maar als Minnares, dan zal de jalousy haar voor myne oogen weg doen kwynen, ik zal de moorder worden van eene getrouwe Vrouw, en, ô God! wat zal myn hart daar by te lyden hebben! want ik bemin haar waarlyk, of kan men beminnen en moorden te gelyk? nu reeds, nu zy nog niets van myne verborgene liefde vermoedt, nu reeds kwelt het my te weeten, dat zy op myn hart bouwt als op een rots..... ’ Op den raad zyns Vriends, om alles voor charlotte verborgen te houden, en zich dan vrymoedig in het bezit van eene Vriendin als sophia te verheugen, vraagt leonard, ‘maar beste Man! zal ik uw raad altoos kunnen opvolgen? Gy kent mynen leevendigen aart, en myne natuurlyke aanlage tot verrukking?’ - In de daad, zyn toestand is hoogst gevaarlyk. Hy schryft, ‘de bevallige sophia is myn Huisvriendin, de hartvriendin van charlotte!’ En wil men weeten met welk een oog hy de eerstgemelde beschouwt, hy zegt het ons in den toon der verrukking. ‘Toen ik deezen Brief begon, verliet zy haare Vriendin, en ik had meer dan twee uuren haar aangenaam byzyn genooten. - Zy was in een thans zeldzaam, maar weleer gewoon, opgeruimd humeur; zy dartelde voor myne oogen als een speelende bevalligheid - het leevendigst genoegen had zich op haar gelaad geplaatst - de liefde smeedde in haar hemelsch schoon oog schigten, die, als onafgebrooken, elkander opvolgende, van daar in myn hart invloogen - de bevalligste glimplach, die haaren mond versierde, gaf my alle oogenblikken verzekering van haare liefde - ô! hoe zat zy daar! de medeheerscheresse over myn, gevoelig hart, hoe zat zy daar in alle haare bekoorlykheden! betoverend als eene weldaadige Godin! - hoe verrukkend was haar zacht kleurig en bevallig plooiend tooizel.’ Verrukkende Gedagten voor het Ledikant van charlotte, waar mede dit Tweede Stukje afloopt, sluit hy met deezen uitroep: - ‘Sophia! - ik beef! - kom zie haar rusten de gelukkige! zie haar rusten, en laat uwe tegenwoordigheid my eene afleiding veroorzaaken, op dat myn hart bedaart - ik ben my zelven niet!’ Waarop zal dit alles uitloopen? .... Wy weeten het niet te raamen - In deezen Brievenbundel komen, behalven kleindere Dichtstukjes, twee uitvoeriger, het een van een peinzend Dichter, leonard's Vriend, getyteld: Schets van 't Character eens Boozen en eens Braaven Mans, in verschillende Standen van het leeven. Het andere voert ten opschrift: De Huishoudelyke Egaliteit. In beide ontbreeken geen stoute trekken; doch de schoone en waarlyk verhevene hebben wy niet kunnen vinden. |
|