| |
| |
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.
De Bybel vertaald, omschreven en door Aanmerkingen opgehelderd. Agtste Deel. Te Utrecht en Amsterdam, by G.T. van Paddenburg en Zoon en J. Allart, 1793. In gr. 8vo. 613 bl.
Ondanks de zwakke lichaamsgesteldheid, met welke de Eerw. van vloten, by aanhoudenheid, blyft worstelen, behoudt, nogthans, dezelve genoegzaame sterkte van geest, en lust tot oefeninge, om zyn Bybelwerk onafgebroken te kunnen voortzetten. Wy verheugen ons over het geluk, welk zyn. Eerw., ten dien opzigte, geniet. Jammer, immers, ware het, dat 's Mans arbeid, aan het nuttigste aller Boeken, en door welken aan alle hoogschatters der Openbaaringe geen kleine dienst geschiedt, door lusteloosheid, van den kant des lichaams ontstaan, moest worden afgebroken. Het thans afgegeeven Deel bevat de Voorzeggingen en de Treurzangen van jeremia, nevens het Boek van ezechiel. Volgens aankondiging, in het Voorberigt, zal met het Negende Deel het O. Testament beslooten worden.
De uitvoering is hier de zelfde, als die der voorgaande Deelen. In de Inleidingen tot de Voorzeggingen, geeft de Heer van vloten berigt van jeremia's lotgevallen, karakter, schryfstyl en verdere byzonderheden, hem en zyne amptsbezigheid betreffende. ‘Jeremia,’ schryft van vloten, ‘was een mensch in geaartheid vreesagtig, die een stil leeven, zonder de minste inzichten, boven alles waardeerde, evenwel onder dat alles niet koel, en onaandoenlyk, maar hartelyk zyn Vaderland beminnende; hierom doet zyne zagte geaartheid hem niet streng dreigen, maar stil in zich zelven klaagen, en zugten onder dat bestaan.’ Omtrent de Treurzangen is van vloten van oordeel, dat dezelve, niet zo als josephus en hieronymus, en in laatere dagen j.d. michaelis, gewild hebben, als Treurliederen op den dood van Koning josia, maar als onderscheidene Gezangen, moeten beschouwd worden; ieder op zich zelve
| |
| |
staande, die door verschillende orde en maat zich onderscheiden, en ieder eene byzondere omstandigheid bezingende. Ezechiel was, volgens den Heer van vloten, een tydgenoot van daniel en van jeremia; met den eersten, egter, slegts by gerugte bekend; doch, met den anderen, in eenige verstandhouding leevende. In de voordragt van zaaken munt ezechiel uit, in het stuk van orde, boven alle de andere Propheeten. Dat hy veel Chaldeeuwsch in zyne Opstellen brengt, laat zich verklaaren uit zyn verblyf als balling in den oord, alwaar zulks de landtaal was. Zyne manier van profeteeren koomt meest overeen met die van daniel en zacharia; doch zyn voordragt bevat minder van het profeetisch-poëtische; voerende hy meestal eenen styl, die niet alleen ondicht is, ‘maar zelfs de voordragt van de publieke monumenten der Oudheid schynt te volgen, door herhaling van zaken, en eene zelfs stotende opeenstapeling van spreekwyzen:’ hoewel hy, voor 't overige, voor het profeetisch, dichterlyke niet onbekwaam was: waarvan zyn bezingen van het lot van Tyrus tot eene proeven kan verstrekken. Zeer voldoende, intusschen, Vaderlandlievend zelf, was, volgens van vloten, de reden van zulk een min beschaafden voordragt van ezechiel. ‘Had hy dichterlyk gesproken, hy zou minder vatbaar voor zyne landgenooten geweest zyn, die, door de geweldige schokken van den Staat, den oorlogzuchtigen geest die 'er heerschte, in hunne beschaafdheid, zeer verre terug gegaan waren; hierom bediende hy zich meestal van verbloemd voorstel, ryk in uitvoerige beelden; en meestal zulken die grof en stout zyn, en dienen moeten om zoortgelyk gevoel op te wekken.’
Tot eene proeve bepaalen wy ons thans by een gedeelte van het Vierde Hoofdstuk van ezechiel.
| |
IV. Hoofdd.
‘Vs. 1. Gy, menschen kind! Voorziet u van een tichelsteen, legt die voor u, en maakt daarop eene tekening van de Stad Jerusalem.
Vs. 2. Tekent een beleg rondom haar, bouwt houten torens rondom haar, en werpt eenen aarden wal op tegen haar; tekent legerbenden tegen haar, voert van rondomme tegen haar stormrammen aan.
Vs. 3. Voorziet u vervolgens van een yzere plaat, stelt
| |
| |
die als een schut tusschen u en tuschen die stad; drukt met uw gelaad het bevel tot belegering uit, en doet als of gy ze belegerd; dit zal een teken voor het huis van Israël wezen.
Vs. 4. Legt u dan neder op uwe linkerzyde, en helpt de straffen van Israëls huis dragen; zo veel dagen als gy daarop liggen zult, zult gy hunne straffen dragen.’
1. Toen ik dus opgesloten en gebonden lag, wierd my gelast van Jehovah, my eene vlakke schyf van kleiaarde, als eene ongebakke tichel, te laten bezorgen, en daarop, met een grayeeryzer, het ontwerp van de stad Jerusalem te tekenen. 2. Verder moest ik rondom die stad eerst een ontwerp van insluiting, door de figuur van zekere kasteelen maken; vervolgens van een formeel beleg door een aarden wal, waar agter legerbenden en tenten beveiligd lagen; dan rondom aan de stads wallen de instrumenten, by het stormlopen in gebruik, daarby tekenen. 3. Daarop moest ik my laten aanreiken eene yzeren plaat, waarop de vladen gebakken wierden; die moest ik plaatzen laten tusschen dat plan van de stad in myn gezicht; myn gelaad moest evenwel de trekken van angstvalligheid behouden, den belegerden eigen; en ik moest met gebaarden het voortzetten van het beleg uitdrukken. 4. Ga dan, dit verrigt hebbende, liggen, nogthans zo, dat gy bestendig op uwe linkerzyde rust; in de houding van eenen boeteling moet gy dus de verdiende straffen van het gansche huis van Israël helpen torssen; zo veel dagen als gy in die gestalte ligt, zult gy gerekend worden haar straf te helpen torssen.’
‘IV. Hoofdst. Vs. 1. Het is niet vreemd, dat de landgenooten van ezechiel in dien tyd aan niets minder dagten, dan aan een beleg der stad Jerusalem; de afhangelyke Koning had een bezoek aan 't hof van Babel gegeeven, en het scheen dat alles in goede verstandhouding was met dat hof.’
‘Vs. 2. Ik vind de gedagte van venema geestig, schoon een weinig gedrongen, evenwel geeft ze nog de dragelykste verklaring; de yzere plaat verbeeld, naar de gedagte der Jooden, de Egyptenaaren, die hem beletten het ontwerp verder af te maken, zo als hy by de belegering begonnen had.’
‘Vs. 3. Israël moet hier weder in de ruimste betekenis genomen worden; de inwooners van dat ryk waren voor een gedeelte wel ballingen, maar ook voor een gedeelte in het land gebleven, en onder het bewind der Koningen van Juda gekomen.’
| |
| |
‘Vs. 4-17. Dit zinnebeeldig voorstel is voor onze ooren vreemd; geen wonder dan, dat elke Uitlegger byna eene gedagte op zich zelven heeft; het vlyd dunkt my eenvouwig het allerbest dus: twee verschillende zaken drukt ezechiël in zyne gedragingen uit; hy draagt de zonde van het huis Israëls in zyn eigen perzoon, dit verstaat een Indiaansch Wysgeer beter dan wy, schoon de Jood dit uit zuiverder grond van zyn Livitiesche dienst ontleend had; die draagt hy 3 dagen, welke voor jaaren gerekend worden, om dat het zinnebeeld voor de jaaren niet vatbaar was; zulks nam dan een aanvang met de scheuring der beide ryken, om dat toen de afgodery, staatkundig beschouwd, den Godsdienst van het land werd, met eenige zuivere voorstellingen daar onder; dan drukt hy den toestand van het belegerde Jerusalem uit in zyne leevenswyze en ligging, den tyd van 390 dagen. Nog twee byzonderheden worden dan daarenboven zinnebeeldig; de toestand in de laatste 40 dagen zyn dan meer boetdoende voor de stad, en onder zyn dragen van de verheffende rampen in de laatste 40 dagen, door middel der Babyloniers; op zyn linkerzyde liggende, was zyn regterarm nog vry; Jerusalem, schoon ingesloten, had nog eenige kragten tot verweering; maar de laatste 40 dagen op de regterzyde liggende, was hy gansch weerloos, uitdrukkende den toestand der stad, door pest en honger bykans in den weerloosten staat gebragt; in zo verre hy de nationaale zonden droeg, worden de dagen voor jaaren gerekend, en dan zyn 40 dagen voor Judaas nationaale zonde 40 jaaren; dit valt onder josia's bewind; hier ontbreekt ons het geschiedkundige; de Godsdienst moest toen ten opzichte van de afgodery een verzwaarenden zwaai gekregen hebben, ons onbekend: want die jaaren te berekenen van den tyd, dat
jeremia begon te profeteeren, is my te flaauw. Hier blyft my dan eene donkerheid; wy kunnen hier niet dwalen, om dat die 40 dagen tot de 390 behooren, en daarvan niet onderscheiden worden dan alleen daardoor dat zy meer verzwaarende zyn; voor het naaste geloof ik, dat dit byzonder de koninklyke familie van david betreft. - Vraagt men nu nog over het geheel, of dit ryke tafereel van zinnebeelden louter schildery is? Het komt my voor, dat het naïve daarin gelegen is, indien de Profeet in 390
| |
| |
dagen dit alles letterlyk ondergaan hebbe; hy spreekt sterker door zyn leevenswyze geduurende dien tyd, dan hy met zyne redenen immer konde doen; is dit voor iemand te onwaarschynlyk en te onnatuurlyk, dan blyft hem nog overig, geduurende die dagen, zich voor te stellen, dat hy in tegenwoordigheid van 't volk die houding alleen hadde, ook die leevenswyze, als hy in tegenwoordigheid van eenig Judeër at of dronk.’
Gaarne hadden wy des Heeren van vloten's Vertaaling en Uitbreiding van het geheele Vierde Hoofdstuk onzen Leezeren willen onder 't oog brengen. Te groote uitgebreidheid verbiedt ons dit. Men vergenoege zich daarom met de algemeene Aantekening, als behelzende 's Mans gedagten over de bedoeling der vermaarde zinnebeeldige voordragt. Nogthans kunnen wy ons niet wederhouden, om nog een plaats te gunnen aan het Vs. 12, als een struikelblok, waaraan zo menig Christen en Onchristen zynen voet heeft gestooten. Dus luidt de Vertaaling en Uitbreiding, nevens eene onderstaande Aantekening.
‘Vs. 12. Als gy een gersten brood eet, zult gy dit met menschendrek in hun byzyn roosteren.
12. Om in de laatste dagen het verbazend gebrek aan alles te levendiger uit te drukken, zult gy die vladen, welke meesal geroosterd gebruikt worden, niet mogen roosteren op houtskolen, maar op menschendrek.’
‘Vs. 12. Dit menschendrek moest vooral den toestand van de reizende Jooden uitdrukken, die van gedroogde menschendrek zich uit nood zouden bedlenen, om hunne spyzen, in plaats van andere brandstoffen, te bereiden. Gewoon is het daartoe dierenmist te neemen, welks geur de Arabiërs zelfs schynen te begeeren, naar het verhaal der Reizigers.’ |
|