Schetzen voor het Menschelyk Hart, door J.R. de Witte, Junior. Tweede Deel. Te Amsterdam by de Wed. J. Doll, 1793. In gr. 8vo.
Hoewel niet allen van evenveel gewigts, laaten zich, egter, deeze Schetzen, in een uur van uitspanninge, met genoegen leezen. In 't byzonder durven wy dezelve aan de Jeugd, zo van de eene als van de andere Sexe, wanneer de leeslust by haar begint uit te botten, gerustlyk aanpryzen. De stukjes zyn, meestal, kort, en loopen af wanneer de nog niet gevestigde aandagt begint te verslaauwen. Daarenboven zyn de gevoelens edel, menschlievend; de bevordering der dougd is een doorloopende Karaktertrek deezer Schetzen. Voor 't grootste gedeelte bevatten zy korte Geschiedenissen, Voorvallen, Ontmoetingen, gelukkige of rampspoedige Uitkomsten, terwyl men, tusschen beiden, eenige korte Dichtstukjes aantreft; omtrent welke wy moeten getuigen, dat dezelve niet onduidelyk uitwyzen, dat de Heer de witte, zints hy zyn werk heeft gemaakt van de beoefening der Dichtkunde, in de edele kunst aanmerkelyke vorderingen heeft gemaakt, in vergelyking van zyne vroegere Dichtproeven. Daar de meeste Schetzen te lang zyn om te kunnen geplaatst worden, deelen wy het volgende Dichtstukje mede; het heeft tot Opschrift:
Uw haft zy uw rechter!
‘Natuurgenoot! myn Ziel, door uw belang gedreeven,
Vondt altoos in uw heil haar eigen heil bereid:
'k Ben dikwerf zwaar beproefd, in myn verbitterd leeven;
Doch steeds bleef menschenmin myne enkle zaligheid!
Eene ondervinding, uit den rampspoed voortgesprooten,
Bewees my dat op aard ons waar geluk niet woont;
De braafste stersting wordt uit zynen rang verstooten,
Terwyl het wuft geval de onwaardste zotten kroont!
Doch't Hait, myn Stofgenoot! ons hart moet ons waardeeren:
Als alles ons verlaat, blyft ons 't gewisse by;
Gewis, ons eigen hart moet ons het eerst vereeren,
Dan stappen wy, vol moed, een berg vol ramps op zy!
Het kleene leevenswebbe is spoedig afgesponnen;
De scepter en de ploeg zyn een, in 't oog van God;
Doch, sprcekt het hart onsvry - heeft men het kwaad verwonnen,
Dan is elk mensch een Vorst, hoe ook vervolgd door 't lot!