| |
| |
| |
Beschryving der Stad Parys, bevattende een beknopt Verslag van den tegenwoordigen Staat der voornaamste Geestlyke en Waereldlyke Gestichten, welke binnen derzelver omtrek gevonden worden, als zyn Kerken, Kloosters, Abtdyen, Collegien, Seminarien, Bibliotheeken, Paleizen, Hotels, Theaters, Tuinen, Standbeelden, Bruggen, Straaten en den loop van de Rivier de Seine; alles dienende ter verklaaringe van het Plan deezer Stad, in acht en veertig wyken, door de Nationaale Vergadering. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz. 1794. In gr. 8vo. 214 bl. Behalven de Aanwyzing.
‘Parys, de alom beroemde Hoofdstad van het Fransche Ryk, heeft onlangs eene zo verbaazende verandering binnen heure muuren ondergaan, dat men te recht zeggen mag, dat de grootheid van het voorig Parys geëindigd is, en de Stad, als 't ware, thans den naam van Nieuw Parys mag draagen, en op nieuw aanvangt te bestaan: 't is dan nu, zo ooit, de tyd om dezelve in heure tegenwoordige gesteldheid te beschryven, en tevens te rug te zien op de tyden van heure eerste stichting, aanwasch, bloei, en eindelyken top van grootheid, van welken zy thans nedergestort schynt te zyn, om, mogelyk, op nieuw te verryzen. Immers, hierin komt de beschryving van eene Stad met die van 't leeven eens Menschen overeen, welke men niet kan zeggen volledig te zyn, ten zy die met den dood beslooten worde: zeldzaam echter valt het voor, dat de tydperken der geschiedenis eener Stad zig zodanig laaten verdeelen, dat men het einde derzelve by den dood vergelyken kan: hier ondertusschen laat de omstandigheid van zaaken dit geschiktlyk toe. Welaan, het Oude Parys is 'er geweest, laat ons dus deszelss leevensperk overzien: ten einde deeze beschouwing tot eene voeglyke Inleiding ter beschryvinge van het Nieuwe of Hedendaagsche Parys strekken moge, waarin wy alleen de gedeeltelyke verwoeste overblyfzelen der oude grootheid zullen aantreffen, even gelyk men in een lyk nog speuren van de voormaalige schoonheid van den mensch, en, in een verwoest paleis, nog enkele nablyfzelen van deszelfs eerste pragt gewaar wordt. Parys vangt aan een tweede Rome te worden, waar de schoone Kunstenaar nog de verbryzelde brokken der
| |
| |
magt en kunst bewondert, zo 's Volks nieuwe denkwyze niet ook zelfs deeze overblyfzelen aan 't oog der naakomelingschap onttrekke!’
Op deezen gepasten en toelichtenden trant vangt de Schryver zyn Werk aan, 't geen, gelyk in het voorgaande Artykel gemeld is, een Stuk van het Historisch Mengelwerk, in het uitgebreide Historisch Schouwtooneel, uitmaakt; doch ook afzonderlyk het licht ziet, en dus zeer gevoegelyk ten Vervolge, of tot een tweede Deeltje, kan dienen van een Werkje, getyteld: Frankryk volgens de jongste Staatkundige Verdeeling, door de Nationaale Vergaaering in 1789 beslooten, en in 1790 in orde gebragt en ingevoerd, 't welk mede in 't Historisch Schouwtooneel, voor 't Jaar 1791, voorkomt, (zie het IVde Stuk deezes Werks voor dat Jaar,) en op zichzelven is uitgegeeven. Ging dit laatstgemelde vergezeld van eene Kaart van Frankryk, verdeeld in 83 Departementen, het tegenwoordige is opgecierd met een Platten grond van Parys, naar de jongste verdeeling in 48 Wyken, welke zeer keurig is uitgevoerd, en, gekleurd zynde, alles, zo onderscheiden, als in een Heelvels bestek mogelyk is, in 't oog doet vallen.
De Uitgeever zegt 'er in het Voorberigt van. ‘Zy, die het hier bygevoegde Plan met deeze Beschryving vergelyken, zullen wel de voornaamste Gebouwen op hetzelve aangestipt vinden; doch de kleinheid der voorwerpen, en de weinige plaats, liet niet toe, om die alle op het Plan naauwkeurig genoeg aan te wyzen, even min als het klein bestek dulde, dat alles, tot het geringste toe, wat de Stad Parys oplevert, beschreeven wierd. Wy hebben ons dus slegts tot de voornaamste Gebouwen en merkwaardigheden bepaald, en doorgaans de oudheid, stichter en uiterlyke gedaante derzelve, opgegeeven, gelyk ook van sommigen, welke kostbaar- en zeldzaamheden 'er weleer in gevonden werden. Ten dienste der reizende persoonen van smaak, hebben wy de Bibliotheeken, en somtyds ook wat 'er hoogst zeldzaamst in dezelve gevonden wordt, aangeweezen, en de beste Tafereelen in de voornaamste Kerken opgenoemd, gelyk ook, welke meesterstukken van den beitel 'er weleer geweest zyn; doch deeze laatste, gelyk ook een groot aantal fraaije Tafereelen, de Koninglyke Regeering betreffende, zyn thans of vernield of verduisterd, 't welk derzelver be- | |
| |
schryving, zo ons voorkwam, nog te meer noodzaaklyk maakte.’
Van het een en ander, in dit korte Voorberigt gezegd, zouden wy staalen in overvloed kunnen bybrengen, indien ons bepaald bestek zulks gedoogde: wy bepaalen ons tot één voorbeeld. ‘Meest van alle,’ zegt de Schryver, van le Pont Neuf, of de Nieuwe Brug, spreekende, ‘werd deeze Brug weleer vercierd, door het waereldberoemd Standbeeld van hendrik IV, te Paard (Statue Equestre d'Henri IV) 't welk vlak tegen over de Place Dauphine stondt: juist niet op het midden van den Brug; want dat kon niet geschikt worden, om dat de Brug een schumsche rigting heeft. Dit Colossaal Beeld stondt weleer op een plein of platte vlakte, welke buiten den Brug naar de Seine uitgebouwd is, en eigenlyk de punt van het Eiland Notre Dame uitmaakte, op een allergunstigsten stand, wyl het de geheele Seine langs, als ook van beide de Bruggen, die, ten einde der twee armen van dezelve, in de Stad liggen, te weeten le Pont aux Changes en le Pont St. Michel, als ook van de geheele Place Dauphine, en dus in een zeer grooten omtrek gezien kon worden, en dagelyks door millioenen van menschen gezien werd: wyl juist dit oord het allerdrukste van geheel Parys is.
Dit Gedenkstuk is begonnen gesticht te worden den 23 Aug. in den Jaare 1614, op last van Koning lodewyk XIII, de Opvolger van hendrik IV; doch werd niet voleindigd voor den Jaare 1635. De laatstgenoemde Koning was in 't harnas, te Paard zittende, de helft meer dan leevensgrootte, van gegooten koper, afgebeeld, en stondt op een wit marmeren voetstuk, of piédestal; aan de vier hoeken deszelfs zaten koperen beelden, verbeeldende gebondene slaaven, welke verscheiden Krygstuigen onder den voet traden, vervaardigd door franceville van Kameryk, en op de vier zyden waren koperen plaaten, waarop verscheide opschriften tot eer des Konings gegraveerd waren. Het beeld was getekend en ook gegooten door zekeren Kunstenaar, genoemd du pré. Het Paard was niet van denzelfden Kunstenaar, en ook niet in deszelfs aanleg voor dit beeld van deezen Koning geschikt. Het was te Florence gemaakt door jean de boulogne, een Leerling van michaël Angelo, op last van den Groot-Hertog van Toseanen, ferdinand, welke eerst van voorneemen was 'er zyn eigen
| |
| |
beeldtenis op te doen plaatzen; want te dier tyd wist men nog het geheim niet om een Standbeeld te paard in eens te kunnen gieten. Men wil zelfs dat dit paard geheellyk volgens het modél van tocca, een Leerling wan boulogne, en niet eens door hem zelven, zou gegooten zyn. Deeze Hertog en zyn Kunstenaar overleden zynde, zondt cosmus II dit paard ten geschenke aan maria de medicis, de Weduwe van Koning hendrik IV, en Regentesse des Ryks; doch het Schip, waarin het zelve gelaaden, en dat te Livorno onder zeil gegaan was, strandde op de kust van Normandyen, en zonk naby Havre de Grace, en dit zwaare paard bleef aldaar wel een jaar lang op den bodem der Zee gezonken; tot het eindelyk, naa met zwaare kosten en moeite weder opgewonden te zyn, in 1613, na Parys gevoerd, en op deeze plaats gesteld werd, waar het in de jongste onlusten, naa egter nog lang by uitzondering 's volks eerbied, als 't ware voor een toegift, genooten te hebben, eindelyk toch den 14 Aug. 1792 verbryzeld werdt. - Dit geheele stuk werks was met een sierlyk yzeren hekwerk omringd, ten einde het beschadigen en tegenwerpen van slyk, enz. tegen 't zelve te beletten. De ruimte, of het plein, 't welk op den Brug tusschen dit Standbeeld en de Place Dauphine gevonden wordt, heeft, tot heden, den naam van Place d'Henri IV gedraagen. - Men vulde den buik van het paard met gruis van steenkoolen, en verborg daar in een pergament, waar op de geheele historie van het oprigten van dit Standbeeld, met zeer groote letteren, in de Fransche taale geschreeven was, ten einde de laatste Nazaat, wanneer mogelyk dit Beeld eens, door het woeden der tyden, onkenbaar mogt geworden zyn, nog zou kunnen zien, tot wiens eer en door wien het gesteld ware; doch de samenloop der omstandigheden heeft
dit pergament onnut gemaakt.’
By de vernieling van dit Beeld, betreuren wy zo veele andere Kunst- en Gedenkstukken, aan welke deeze Stadsbeschryving ons herrinnert. Eene Beschryving, die, verre van dor en droog te zyn, door veele zeer te passe komende verhaalen van ouden en laateren, en ook van den tegenwoordigen, tyd, zeer verleevendigd wordt: terwyl de Opsteller niet in gebreke blyft om het sterk contrasteerende op veele plaatzen op te merken; dan, wy moeten de Liefhebbers, om voldoening, verzenden tot de Beschryving zelve: waaromtrent de Opsteller, in 't slot,
| |
| |
verklaart: ‘Hier mede hebben wy onze om- en doorwandeling dier zo uitgebreide Stad ten einde gebragt; overal waar wy eenige voornaame Gebouwen of Kerken aantroffen, dezelve, zo al niet beschreeven, dat ons bestek niet duldde, ten minsten aangestipt. Zeer mogelyk is het ondertusschen, dat ons nog wel een enkel Kerkjen, Hotel of Theater, die hier in zo groote menigte zyn, ontsnapt is; inzonderheid, wanneer die niet, of zeer twyfelagtig, op de groote Kaart, (naar welke deeze verkleinde door van baarsel gemaakt is,) aangeweezen waren. Dit ondertusschen is zeker, dat de Leezer, deeze Beschryving by de Kaart bezigende, een genoegzaam volledig denkbeeld van het aanmerkelykste, wat in Parys gevonden wordt, vormen kan.’
Zeer zal hem tot dat einde te stade komen eene vry uitvoerige Aanwyzing om de voornaamste Gebouwen, zo wel op het Plan, als de Beschryving zelve, in het Werk te vinden, agter het Werk geplaatst. |
|