groote gestalte; het volk wilde het den werkman doen terug zenden - hy, zeide men, die het andere Standbeeld vervaardigd heeft, is de Meester, terwyl men den anderen voor zyn' leerling kan houden; men was gereed om de beloofde som aan den gezegden Meester af te geeven, zonder zich verder te beraaden. - Wacht, zeide de Beeldhouwer, wiens werk afgekeurd werd; men moet de proef eerst van onzen arbeid neemen - is het voor 't voorplein van den tempel, dat myn Standbeeld gemaakt is? - Neen! - nu, dat men het dan, nevens het andere, boven op den tempel plaatse; en gy zult van hier kunnen zien, wiens werk 't volmaaktste is - men deed dit, terwyl men zich ondertusschen over de moeite en kosten reeds beklaagde; maar zo dra de beide Standbeelden op den tempel gesteld waren, veranderde alles van gedaante - het bewonderde Standbeeld verloor alle zyne schoonheid; de fyne trekken, die men eerst zo geroemd had, verslaauwden door den afstand, en men kon dezelven byna niet onderscheiden.
Het andere, daarentegen, verkreeg door den afstand alle mogelyke bevalligheid, die men nimmer aan het zelve had toegeschreeven, toen men het van naby beschouwde. - Men moet alles op zyn rechte plaats zien.
Dit Verhaal toont u, o jeugd! dat men, om tot een hoogen trap van bekwaamheid, in welk vak het ook zy, maar vooral in dat der Kunsten en Weetenschappen, te geraaken, het niet genoeg zy, slechts algemeene regelen van juistheid en orde te volgen; maar dat hiertoe ook eene oordeelkundige onderscheiding der voorwerpen, der oogmerken, en der standen vereischt wordt - iet voorwaar, dat veel oplettenheid, en een juist oordeel vordert, en deeze kiesche onderscheiding is het, die in alle vakken het schoone van een werk uitmaakt - dit heeft zelfs invloed op de zamenleeving, en iemand die oordeel genoeg heeft, om zich deeze juiste onderscheiding der voorwerpen, waarmede hy te doen heeft, ten nutte te maaken, zal zich veel verdriets bespaaren.
Door vlyt en oefening wordt men in kunst volleerd;
De Kunstnaar is 't alleen die waare kunst waardeert.
Laat vry het dom gemeen zyn edlen roem bevlekken,
Het einde zal zyn' roem aan deeze schande onttrekken;
Zyn werk, door Kunstenaars heschouwd, wordt eens beloond.
En toont, hoe kunst, hoe vlyt, met glorie wordt bekroond.’