Brieven van Albert, aan zynen Vriend, van het begin zyner Verkeering met Charlotte, tot haaren Dood. Met Plaaten. Te Utrecht en Amsteldam by G.T. van Paddenburg en Zoon, en M. Schalekamp, 1793. 8vo. 256 bl.
Wy hadden gedagt, ten minsten gehoopt, dat de lydende werther, voor lang ontzield en begraaven, met alle zyne woeste, zogenaamde sentimenteele, indrukken, ook voor lang zou vergeeten zyn: wy zagen dus vreemd op, dat, in deeze brieven, ons de Historie van zyne charlotte werd opgedischt, en dus zyn aandenken, tevens met de wonden, die zyn Lyden in de tedergevoelige Hartjens geslagen had, weder werd opgekrabt. - Is 'er, dachten wy, dan geene genoegzaame treurens-stof in de Wezenlyke Wereld voorhanden? moet die nog uit de Ingebeelde worden vermeerderd? - Dan, schoon wy, verdrietig over de menschelyke Dromeryen, het boek ter zyde legden, dachten wy: daar is toch nog iets goeds in; deeze Geschiedenis (in quantum credere fas sit) kan leeren, zich niet te vergaapen aan een zo dubbel overgevernist, doch vergiftigd, verguldzel.