Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 292]
| |
Mengelingen uit myne Portefeuille. In Vier Afdeelingen. Door J.A. Backer. IIde Deel. Te Amsteldam by A.B. Saakes, 1794. In 8vo. 252 bl.Eeven als het voorgaande DeelGa naar voetnoot(*) behelst dit tweede, in Vier byzondere Afdeelingen. 1. Vertelzels, Vertoogen en Herderszangen, in prosa. 2. Dichtstukjes. 3. Anecdotes, en 4. Medegedeelde Mengelingen. Ten opzichte van allen beroepen wy ons op ons reeds gegeeven oordeel; kunnende de volgende Anecdote ter proeve verstrekken: | |
Xantippe.‘Op het hooren van den naam van xantippe, maalt ieder zich haar wezenlyk karakter voor zyne verbeelding, en stelt 'er den geduldigen socrates nevens. 'k Behoef diensvolgens niet te zeggen wie zy was. Maar 't volgende verhaal zal aantoonen, dat zy, by alle kwaadaartigheid, haaren man liefde toedroeg. - Socrates had verscheiden Filosofen van zynen tyd by zich verzocht, om eene Redevoering over de gezellige Deugden te hooren; maar xantippe begreep dat dit uitgesteld moest worden, alzo zy eenige Vriendinnen meende te onthaalen in de zaal daar socrates oreeren zoude. - De Wysgeer moest gehoorzaamen, schoon hy naauw tyd hadt om het zyne Vrienden te doen weeten. In de haast die hy maakte, om by hun rond te loopen, vergat hy diogenes, die ter bestemder uure verscheen, toen xantippe met haar gezelschap alreede vergaderd was. - Men weet dat hy de hondsche bygenaamd wierd, en zyn toenaam beantwoordde aan zyn gedrag. - Hy vraagde xantippe, of socrates niet zou spreeken van de kwaade Vrouwen en haar vooraan stellen, 't geen haar dermaate verbitterde, dat zy de Redevoering van haar man met haare tanden verscheurde, en, met behulp van haare Vriendinnen, diogenes het huis deed ruimen. Socrates, te huis komende, zag de brokken van zyn werk over de vloer gestrooid, en, hoe geduldig hy ook zyn mogte, vervoerde hem de spyt tot zo verre, dat hy xantippe een klap aan de ooren gaf. Met een ysselyk geschreeuw vloog zy ten huize uit naar den Aereopagus, dien zy wist dat juist op dat oogenblik vergaderd was; zy beklaagde zich van geweld, en beriep zich op het gezelschap dat 'er tegenwoordig geweest was. Men kan ligt denken, dat het getuigenis dier in haare vrolykheid gestoorde Vrouwtjes den armen socrates niet weinig bezwaarde. Alle stemden zy overeen dat xantippe onmenschlyk behandeld was. De Aereopagus daagde den Wysgeer voor zich, en stond gereed hem te vonnissen; doch men wilde nog eenmaal 't getuigenis der beledigde hooren; men riep haar voor zich, vraagde haar of al het gezegde van haar en die Vrouwen waar was. Ja, antwoordde zy, maar ik had het 'er dubbeld na gemaakt; en door dit getuigenis, dat de liefde haar afperste, verlostte zy haaren man, die, volgens de Wet der Atheniensers op vrouwenslag, anders een zwaare straf had moeten ondergaan.’ |