Hieronymi de Bosch Carmen de aequalitate hominum. Amstelodami apud P. den Hengst, 1793. 80 pagg. in 4to. f.m.
De Prysvraag van Teyler's Godgeleerd Genootschap, over de gelykheid der menschen, schynt aan den Heer de bosch tot het zamenstellen van dit Dichtstuk aanleiding gegeven te hebben. Men zou onregtvaardig handelen, wanneer men van hem dezelfde naauwkeurigheid, in het beantwoorden dezer Vraage, verwachtte, waarvoor een wysgeerig betoog vatbaar is. Eene dichterlyke behandeling van dit onderwerp laat eene zoo volledige ontwikkeling, en naauwkeurige bepaaling van alle de byzonderheden, die daar toe behooren, geenszins toe. Maar daar tegen heeft deze behandeling wederom dit voordeel, dat de plichten, die uit de gelykheid der menschen voortvloeiën, door de Dichtkunst, die onmiddelyk tot het hart spreekt, met oneindig meer kracht en vuur kunnen worden aangedrongen, en dus een grooter vermogen op de menschelyke ziel oefenen, dan de koele redenen der Wysbegeerte. En de Heer de bosch heeft, in de daad, in dit stuk van zyne dichterlyke talenten een nieuw en zeer voldingend bewys gegeven; alle de voordeelen dier edele kunst op de uitmuntendste wyze doen werken; en zyn onderwerp met alle sieraadiën, waar voor het vatbaar was, alleraangenaamst verlevendigd. Wy geven tot eene proeve de volgende plaats over de gewigtige Vraag; of een Volk zyn' Koning, wanneer hy onbillyk handelt, onttroonen mag: