De Kluizenaar in Helsa. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Leyden by P.H. Trap. In gr. 8vo. 260 bl.
Lucie, eene voortreflyke Vrouw, zedert 30 Jaaren gehuwd aan een man, die eens zo oud als zy is, reist met haar Zoon over Cassel, op het oogenblik dat eenige Soldaten uit America te rug zyn gekomen, die ten dienste van een vreemd volk verkogt, en aan hun Land, hunne Vrouwen en Kinderen, ontrukt waren. Deeze vinden hunne Velden verwoest, hunne Vrouwen bedorven, hunne Kinderen verwilderd; maar van het Geld, dat voor hun bloed in het Land gekomen is, geen het minste spoor. Zeker Ambtman, nadrukkelyke voorstellen aan den Vorst, tegen deezen menschenhandel gedaan hebbende, wordt by deeze gelegenheid, met verbaazing en bewondering, door de menigte geroemd; doch hy leeft zo afgezonderd, dat men hem den zonderlingen Kluizenaar in Helsa noemt. Intusschen weet lucie zo bekend met hem te worden, dat hy haar zynen levensloop, in alle opzichte, vertelt, welke waarlyk byzonder genoeg is, en eindelyk toont, dat zy weleer zyn meest geliefde Minnaresse was. - Met welke ontdekking het boekje eindigt.
De schikking van deezen Roman is volgens den gewoonen trant ingericht, dienende dezelve tevens om eenige byzondere Zedekundige Stelregels van zekeren fahren ten toon te spreiden, van welke de Kluizenaar geheel doordrongen is; waar door zyne lucie dan ook hier en daar op het punt staat van eene Proseliete te worden.