Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Burgerlyke Vryheid in haare heilzaame, de Volksvryheid in haare schadelyke. gevolgen voorgesteld, inzonderheid met betrekking tot dit Gemeenebest. Door Mr Johan Meerman, Vryheer van Dalem. Te Leyden by S. en J. Luchtmans, 1793. In gr. 8vo. 96 bl.De Tytel van dit Stukje wyst genoegzaam aan, wat men van den Inhoud te wagten hebbe. Niemand zal den Vryheer van Dalem de bekwaamheid ontzeggen, van de pen meesterlyk te kunnen voeren. Zyne met naam uitgegeevene Geschiedenis van Graaf willem van Holland, Roomsch KoningGa naar voetnoot(*); zyne Borigten omtrent Groot-Brittanien en IerlandGa naar voetnoot(†), zonder zyn naam, doch egter thans genoeg als zyn werk bekend, kunnen des tot voldingende bewyzen verstrekken. Die zelfde bekwaamheid in een ander vak dan de Oude Lands Geschiedenis, dan in het opgeeven van Waarneemingen op Reis gedaan, de pen opvattende, kan zich wel genoeg uitdrukken, en een styl voeren, welke het even min ontbreekt aan welluidenheid, en voldoening schenkt aan allen, die met hem in denkwyze overeenstemmen, omtrent een Onderwerp, 't geen verre is van op dezelfde wyze begreepen te worden door de Ingezetenen des Lands, voor welken het oorspronglyk bestemd is, waarvan hy te meermaalen spreekt, als in twee Partyen verdeeld, en de zodanigen, die van hem verschillen, een gedugt gedeelte der Natie heet, (bl. 86.). Het verklaarde oogmerk des Heeren meerman is, om, onder de twistende Partyen in ons Vaderland, ‘eene laatste pooging aan te wenden om hun de wapenen te doen nederwerpen, en, in plaats van in elkanders boezem langer te wroeten, verzoening, vrede, liefde, | |
[pagina 177]
| |
eenstemmigheid, en al wat de Ingezetenen van het zelfde Land veredelt, in hunne gemoederen in te gieten.’ - Om dit oogmerk te bereiken, schetst hy de Burgerlyke Vryheid; als bestaande ‘in de zekerheid, dat het Oppergezag myn Persoon en myne Bezittingen en kan, en wil, en moet beschermen, en dat ik in den geenen, aan wien ik my, tot myne verdediging, eenigermaate onderworpen heb, geen nieuwen Geweldenaar vinde.’ Eene Bepaaling, die over 't algemeen byval zal ontmoeten. Doch, wanneer hy dit Denkbeeld op ons Land toepast, en het Bezit van die Vryheid in groote en overloopende maate beschryft, treft men niet weinig plaatzen aan, die zeer overdreeven zyn. Men zal ons wel willen verschoonen, uit hoofde van de veelvuldigheid, hier in geene byzonderheden te treeden. Alleen kunnen wy niet voorby, om, ten aanziene van 't geen de Heer meerman zegt, aangaande de Verbintenissen met Buitenlandsche Mogenheden, en byzonder van die met Groot- Brittanje, (bl. 17 en 72,) eene strydigheid op te merken met de gevoelens van den Burgemeester rendorp, dien men zeker niet zal verdenken van Onstadhoudersgezind, of Engeland ongenegen, te zyn, in zyne Memorien, I D. bl. 33, enz. en bovenal bl. 65, waar deeze Schryver, naar het oordeel des Heeren meerman, zeker zal moeten gerangschikt worden onder hun, die van de Verbintenis met Engeland ongunstig spreeken, ‘en van de Heerschappy, die het Hof van St. James zich over onze Raadzaalen heeft zoeken aan te maatigen, den grootsten ophef maaken;’ immers de Heer rendorp schryft, ter laatst aangehaalde plaatze: ‘Voor my, ik beken rondborstig, dat de invloed, dien het Hof van Londen hier te lande hadt, my dikwyls onmaatig is voorgekomen, en dat ik gaarne de Republiek van die Afhangelykheid zou hebben gezien ontslaagen.’ In een ander opzigt stemt de Heer meerman met den Burgemeester wel overeen, als hy betuigt: ‘Het Eigenbelang is de dryfveer die alle Cabinetten bestuurt!’ (bl. 72.) Vergelyk rendorp. Mem. I D bl. 42, 86, 92, 115, 118. II D. bl. 176, 189, 300Ga naar voetnoot(*). | |
[pagina 178]
| |
Dan hoe bepaalt onze Schryver de Politike of Volks Vryheid? Hy verstaat 'er door ‘het Regt van allen of van een groot getal der Inwoonderen, om, 't zy in persoon, 't zy door representanten, telkens door hun verkoozen, in het uit- en inwendig bestuur des Lands deel te kunnen neemen.’ - Gelyk de Heer meerman de beste en schitterendste verwen koos om de Burgerlyke Vryheid af te maalen, zo zoekt hy de slegtste en zwartste uit om de Volksvryheid te schilderen; en dit was noodig om deeze laatste te doen voorkomen als de Verdelgster, de Uitrooister, de Moordenaares der eerste. Dit Gedrocht, want dusdanig wordt het vervolgens onder de hand der bewerkinge, stemt de Schryver toe, dat in de Democratische Cantons van Zwitzerland bestaan kan, doch in een staat van eenig aanbelang in Europa niet, en dat het Nederlandsch Gemeenebest voor zulk een Regeeringsvorm berekend zou zyn, wederspreekt, zyns oordeels, zich zelve, en behoeft schier geene wederlegging. - Voor zigtig spreekt hy van Europa; want alle Schryvers van zynen stempel wenden het oog, als zy van Volksregeering spreeken, altoos af van de Vereenigde Staaten van America. Of zou Volksvryheid, en daar uit voortvloeijende Invloed op de Regeering en Regeerings-bestelling, in de Nieuwe Wereld, eene andere betekenis, en tegenstrydige uitwerkzels, hebben, dan by ons in de Oude Wereld? Men zou tot die gedagten moeten komen, indien anders, 't geen de Heer meerman van de Volksvryheid in Europa zegt, waarheid zy; want, wel verre van in America de bovengemelde haatlyke naamen te verdienen, gaat zy, als Voorstandster, Bevorderaarster en Vriendin, met de Burgerlyke Vryheid aan de hand, ja mogen die beide Tweeling-Zusters heetenGa naar voetnoot(*). Doch, gelyk zeker Engelsch Schryver te regt opmerkt, ‘de Naa- | |
[pagina 179]
| |
komelingschap zal regt doen aan de Wysheid en Eerlykheid der Bestuurderen van de Vereenigde Staaten van America, die niet, gelyk eenige Staatkundigen, wier naamlyst zou kunnen worden opgemaakt, de erkende onvolmaaktheid van alle menschlyke Instellingen ten voorwendzel bezigen om in Dwaaling, en aan Misbruiken gehegt, te blyven, - maar die zich gereed betoonden om de wenschen hunner Landgenooten voor te komen, door zulk eene vrywillige Hervorming der Staatsgesteltenisse, als, zonder van den waaren aart af te gaan, meest strekte om den duur daar van te verzekeren, en de groote einden van het Staatsbestuur te bevorderen; de einden door de Voorzienigheid bedoeld: niet om aan de staatzugt der Vorsten, aan den trots der Edelen, en den hoogmoed der Staatsdienaaren, voldoening te verschaffen; maar om het welvaaren, den Vrede, en het geluk des Volks, waaruit de Magt oorspronglyk voortvloeit, te bevorderen.’ Tot welk een laagte vernedert de Heer meerman den Nederlandschen Burger in zyne Kunde en Bekwaamheden tot het Regentschap? Doch, is zyne opgehangene schets waarheid, en gaat het door 't geen de Burgemeester rendorp vermeldt van de Kunde en Bekwaamheid van de meesten der zodanigen, die veelal tot de Regeeringsposten in ons Land opgeroepen worden, dan loopen wy, door gebrek aan bekwaame Mannen, gevaar van Regeeringloosheid, of althans van een zeer gebrekkig Bestuur. ‘Het is noodlottig,’ luiden zyne woorden, ‘dat in ons Land de jeugd zo weinig opgeleid wordt tot de kennis van zaaken van Staat, en de behandeling derzelve. In de gewoone opvoeding, die gegeeven wordt, wordt daar schier niet aan gedagt. De Regtsgeleerdheid, en nog wel byzonderlyk die der Romeinen, is het voornaamste daar de jonge lieden zich op toeleggen, en wanneer daar by komt eene maatige oefening in de Practyk, zyn zy zekerlyk in staat, om met allen roem Scheepen in hunne Geboorte-Stad te weezen; maar gewoon alles te toetsen aan die juistheid, die een onontbeerelyke eigenschap der schaale van Themis moet weezen, zyn hunne geesten zelden geschikt tot die meerdere toegeevenheid, die in 't bestuur der publieke zaaken volstrekt noodig is, dewyl hun geheel ontbreekt de vereischte kennis der Tractaaten, en byzonder | |
[pagina 180]
| |
die der byzondere belangen der Europesche MogenhedenGa naar voetnoot(*).’ - Wy zullen hier niet byvoegen de staalen van veeler diepe onkunde in zaaken van Staat en Koophandel en Zeevaard en Fabrieken, die ons Gemeenebest betreffen, en hun, met regt, ten doel van bespotting stelden hunner kundiger, en in deeze zaaken afgerigter, Medeburgeren. Over het geheel geeft de Heer meerman ons Carricaturen van de Volksvryheid, of liever hy verwart Volksvryheid met Volkslosbandigheid, en poogt aan de eerste al die haatlykheid en afzigtigheid by te zetten, welke de laatste by alle Braaven verdient en verwekt. Wy willen gaarne toestaan, dat verkeerde en buiten 't spoor hollende begrippen van Volksvryheid aangenomen en gekoesterd zyn door verhitte Voorstanders, of slegte oogmerken bedoelende Lieden; deeze aan te wyzen, deeze te wederspreeken, en regtmaatiger begrippen op te geeven, is oordeelkundig en braaf gehandeld; maar te deezer oorzaake in een tegenovergesteld uiterste te loopen, en tegen alle Volksvryheid uit te vaaren, is geen teken van een onbevooroordeeld verstand, en een waarheid zoekend hart. Zou men, en met het grootste regt, niet wraaken, dat iemand, alle verkeerde begrippen van het Christendom gevormd, alle de rampen door eene baatzugtige en vervolgzieke Geestlykheid gebrouwen, byeen voegende, dit voor een Schets van den Christlyken Godsdienst opgaf? Ongetwyfeld: en zou men, op zulk een vertoon des Christendoms, niet mogen zeggen, ik beef voor zulk een Christenheid! gelyk men, in 't geval van eene gedrogtlyk misvormde Volksvryheid, mag uitboezemen, ik beef voor zulk eene Volksvryheid! De onregtmaatigheid van zulk een handel straalt elk in 't ooge. De spraakwending tot de ongerepresenteerde beminnelyke Sexe heeft ons doen glimlachen. In ernstiger plooi geraakten onze trekken, als wy lazen: ‘Men ontneeme aan het Britsche Ministerie zynen invloed op het Parlement, en op de verkiezing van een tamelyk getal van deszelfs Leden; men laate ieder Graafschap en iedere Stad gerepresenteerd worden, gelyk de volkrykheid van elk derzelven in onderlinge evenredigheid schynt te vorderen; en het Ryk van Europa, waar men thans | |
[pagina 181]
| |
de voortreflykste balans der Magten bewondert, het vrye Groot-Brittanje zal welhaast de klem zyner uitvoerende Magt verzwakt, zyn Laagerhuis in een Nationaale Conventie veranderd, en zyn Koning misschien wel na den Tower heen geweezen, of tot het Lot der Karels en Lodewyken gedoemd, zien.’ Wy kunnen niet afzyn hier by te brengen, wat onze Engelsche Broeders, de Reviewers, hier op zeggen: ‘Was deeze aanmerking gemaakt door een Engelsch Onderdaan, wy zouden dezelve aangemerkt hebben als een Libel op de Natie, de Constitutie, en den Koning: in een Vreemdeling schryven wy zulks toe aan onkunde, of aan vooroordeelen met welke wy medelyden hebben. Wie de Engelsche Constitutie verstaat en bemint, zal de Onafhangelykheid van het Laagerhuis aanmerken, als niet min weezenlyk tot dezelve behoorende, dan de Voorregten van de Kroon. Die invloed, voor welken de slaafsche Huurlingen van het Ministerie steeds pleiten, is altoos, met niet min regts dan welspreekenheids, vertoond als gevaarlyk voor de Constitutie, door veelen der agtbaarste Leden van beide de Huizen; dat zommigen deezer zints eene andere taal gevoerd hebben, verzwakt de waarheid niet van 't geen zy in vroegeren tyde beweerden, maar toont alleen de wondere buigzaamheid van hun Vernuft, 't welk schynbaare verdeedigingen kan uitvinden voor dien invloed, wanneer dezelve ten hunnen voordeele werkt, dien zy, buiten den kring haarer werkzaamheid zich beweegende, met regt veroordeeld haddenGa naar voetnoot(*).’ Wegens des Schryvers uitvaaren tegen Frankryk, zonder onderscheid te maaken tusschen de Beginzelen en Gronden der Staatsverbetering, en de Gevolgen, welke daaruit zints ontstaan zyn, willen wy geene aanmerking maaken. 't Geen de Heer meerman zegt van 't gebeurde in ons Vaderland, in de laatste jaaren, zal niemand, dier | |
[pagina 182]
| |
Gebeurtenissen eenigzins kundig, oordeelen, zodanig voorgedraagen te weezen, ‘dat geen druppel gal den beker verbittere - den beker des genoegens, dien hy zo gaarne in overloopende volheid allen zynen Landgenooten toe wilde reiken!’ (bl. 3.) Over het geheel twyfelen wy zeer, of dit Werkje de berouwbetuigende bekentenis zal baaren by veelen, te welker overtuiging van de schadelykheid der Volksvryheid 't zelve geschreeven is; eene bekentenis, door den Heer meerman den zulken in den mond gelegd. ‘Ik had my tot eene Party laaten overhaalen, die een eeuwigen staat van onrust in ons midden zou onderhouden hebben: waar de woelzieksten, de slimsten, en de geen die het minste keurig waren omtrent de middelen om hun einde te bereiken, de eenigste kans hadden, om, telkens, onder den naam van Vryheid, hunne Landsgenooten te overheerschen; tot eene Party, waarvan de hoofden my in meer dan een enkel opzigt misleid hebben: waarin wy allen ter slaaverny toe van Frankryk zouden afhankelyk geworden zyn, en van Engeland, intusschen, den ondergang van onzen Handel, en by het eerste voorwendzel een nieuwen Zeekryg, met het verlies onzer Colonien, zouden te vreezen gehad hebben: tot eene Party, die eene Constitutie lasterde, waarvan zy zig voorgenomen had de verdienstlykheid voorby te zien. Thans verheug ik my, ook tegen mynen wil, van myne verblinding geneezen te zyn: en zo weinig het my van achteren zou grieven, in eene reize, waar op ik myn hart gezet hadt, verhinderd te zyn geworden, wanneer ik vernam, dat het schip, dat my zou overgebragt hebben, tegen een klip verbryzeld ware; zo weinig grieft my meer eene Omwenteling, die den Staat voor een toen nog aan my onbekend verderf behoed heeft! (bl. 92)Ga naar voetnoot(*).’ |
|