menspraak van justyn den Martelaar, met trypho den Jood, uitgegeven hadt, werdt dezelve in de Algemeene Bibliotheek, Tweede Deel, bl. 413-417, niet zeer gunstig beoordeeld. De Hoogleeraar hadt deze beoordeeling nog niet beantwoord: doch, daar de Boekverkooper van Yzerworst nu voornemens was, de gezegde Verhandeling andermaal uit te geven, het welk, door het herdrukken van weinige bladzyden, gemakkelyk geschieden kon; vondt de Schryver goed, deze nieuwe Uitgave te vermeerderen met een Byvoegzel, ter opheldering en verdediging zyner Verhandeling dienende.
Dit Byvoegzel, dat 20 bladzyden beslaat, begint met de vermelding van verscheidene zeer gunstige oordeelvellingen, die over den arbeid des Hoogleeraars gestreken waren, zoo in de Nederlandsche Bibliotheek, als in verscheiden particuliere Brieven, die hy van mannen, welker geleerdheid hy hoog roemt, ontvangen hadt, en waaruit hy eenige uittrekzels aan zyne Lezers mededeelt. Vervolgens beantwoordt hy kortelyk de Aanmerkingen, die de Schryver der gemelde beoordeeling tegen zyn Stuk gemaakt hadt. Daar nu deze aanmerkingen, en dus ook het antwoord op dezelven, meest byzaaken betreffen, en de hoofdzaak, welke hier in geschil was, naauwlyks aangeroerd wordt; daar dus deze wederlegging van eene beoordeeling, die reeds zoo lang geleden geschreven, en welker Schryver waarschynlyk reeds overleden is, weinig belangryks bevat voor Lezers, die in deze zaak niet betrokken zyn; zoo zullen wy 'er ook geen uittrekzel van geven: maar alleen dit nog zeggen, dat in de Verhandeling zelve, by deze tweede uitgave, geene verandering hoe genaamd gemaakt is; en dat het Byvoegzel voor de bezitters der eerste uitgave afzonderlyk te bekomen is.