Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAnthologia Poëtica; in usum Gymnasii Amstelodamensis. Amstelodami, apud Petrum den Hengst, 1793. 204 p. p. in 12mo.Wy hebben dit Boekje te danken aan den Heere r. van ommeren, Rector van het Latynsche School te Amsteldam, die, niet alleen door verscheidene Latynsche Gedichten, welken hy vervaardigd heeft, en door zyne uitmuntende Redevoeringen over horatius, maar ook door de Discipulen, welken hy heeft gevormd, en waar van zommigen reeds de vruchten van hunnen geest aan het Publiek hebben medegedeeld, overvloedige bewyzen heeft gegeven van zyne ryke geleerdheid en kieschen smaak, en van zyne geschiktheid voor den post, welken hy bekleedt. Hy werdt, tot het verzamelen en uitgeven dezer Poëtische Anthologie, door twee redenen bewogen: vooreerst, door de schaarschheid van naauwkeurige, en voor de Schoolen geschikte, uitgaven der oude Latynsche Dichters: ten anderen, door het gevaar, waar aan Jongelingen, door het vuur hunner jeugd, en de zwakheid hunner zielen, blootgesteld zyn, wanneer men hun die Dichters, geheel zo | |
[pagina 97]
| |
als zy zyn, in handen geeft, uit hoofde der menigvuldige wellustige tooneelen, die in dezelven geschetst zyn. De laatste bedenking hadt erasmus, wiens woorden tot een motto, achter den titul van dit Boekje, gedrukt zynGa naar voetnoot(*), reeds het maaken van zodanig een uittrekzel doen aanraaden. 'Er zyn wel meer zulke Anthologiën voorhanden; de Duitschers, onder anderen, hebben 'er, zederd eenigen tyd, vericheidene vervaardigd; doch, behalven dat van dezen zommigen te groot waren, en in anderen de keus der Stukken aan den Heer van ommeren minder behaagde, zoo was ook van dezelven in ons Land niet gemakkelyk een genoegzaam aantal te bekomen, om in de Schoolen gebruikt te worden. Hy besloot dus zelf aan het uitkiezen en verzamelen te gaan, en de Stukken, die hy in deze Anthologie eene plaats waardig keurde, zyn de volgende: Uit catullus, het Epithalamium van peleus en thetis, en het Carmen nuptiale. Uit tibullus, Boek I, Eleg. 1, 3, 7; Boek II, Eleg. 1, 2, 5; Boek III, Eleg. 1, 2, 3, 5. Uit propertius, Boek III, Eleg. 1, 2, 3, 5, 7, 9, 16; Boek IV, Eleg. 3, 4, 6, 9, 10, 11. Uit de Heroides van ovidius, Brief 1, 5, 10, 13, 14: uit zyne Ameres, Boek I, Eleg. 15; Boek II, Eleg. 6; Boek III, Eleg. 9 Lykzang op tibullus): Uit de Ars Amatoria, de Historie van daedalus en icarus, Boek II, vs. 21-97; ulixes en calypso, Boek II, vs. 123-143; cephalus en procris, Boek III, vs. 681-747: Uit de Fasti, Boek I, cacus, vs. 539-583; Boek II, arion, vs. 83-119, de fabiussen, vs. 193-243, romulus en remus, vs. 381-425, lucretia, vs 685-853; Boek III, de Roof der Sabynsche Maagden, vs. 179-229, (waar achter gevoegd is dezelfde Geschiedenis, uit Art. Am. I, 101-131) ariadne, vs. 459-517 (en uit Art. Am. I, 527-565); Boek IV, de Schaaking van proserpina, vs. 419-618. De Troostzang van een' onbekenden Dichter aan livia augusta, wegens den dood van haaren Zoon drusus nero. Uit juvenalis het achtste Hekeldicht Uit lucretius, Boek I, vs. 272-330; Boek II, vs. 1-60; 342-376; Boek III, vs 1037-1098; Boek IV, vs. 548-598, 959-1023; Boek V, vs. 930-1154, en 1240-1456; Boek VI, vs. 1088-1283. Eindelyk de Prologus van laberius, uit macrobius, Saturn. II, 7. | |
[pagina 98]
| |
Uit deze opgave zien kundige Lezers genoegzaam, dat de Heer van ommeren eene zeer verstandige keuze in deze Stukkken gedaan heeft. Veelen echter zullen misschien ook wenschen, dat nog eenige andere Stukjes, zo uit de genoemde als andere oude Dichters, in dezen Bundel opgenomen waren, welken zich door derzelver schoonheid daar toe schynen aan te beveelen, en die geene gevaarlyke uitwerkzelen op de zeden der jonge lieden hebben kunnen. Doch, behalven dat dit Boekje dan misschien te dik zou geworden zyn, zoo schynt het uit het Voorberigt, dat de Verzamelaar nog andere redenen had, welken hy niet nodig vondt op te geven, waarom hy dezen wensch niet vervulde. Van horatius gaf hy geen één Stuk, om dat reeds, zederd de voorleden Eeuw, een uittrekzel uit dezen Dichter in de Hollandsche Schoolen, op hoog gezag, is ingevoerd. De Heer van ommeren was lang in twyfel, of hy ook Aantekeningen, ter verklaaringe van zwaare plaatzen, by deze Stukjes voegen zou; eindelyk echter hadt hy beslooten, daar van af te zien: de redenen, die hy voor dit besluit bybrengt, zyn ons niet ongegrond voorgekomen. Wy hebben met genoegen vernomen, dat dit Boekje, behalven in de Amsteldamsche, reeds in eenige andere Schoolen is ingevoerd: en wy wenschen, dat onze aankondiging van hetzelve zal medewerken, om het ook daar, waar het nog niet aangenomen is, in gebruik te brengen; dewyl wy van het doelmaatige van hetzelve volkomen overtuigd zyn. |
|