Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReize door Spanje, gedaan in de Jaaren 1786 en 1787, in 't byzonder met opzigt tot den Landbouw, Manufactuuren, Koophandel, Bevolking, Belastingen en Inkomsten, van dat Land; door Joseph Townsend, A.L.M. en Predikant te Pewsey in het Graafschap Wilts. II Deel 1 Stuk. Te Haarlem by A. Loosjes Pz., 1792. In gr. 8vo. 212 bl.Indien wy, in onze Leezing, ter Boekbeoordeeling, altoos naar onze verkiezing te werk gingen, zouden wy reeds voorlang den waarneemenden Reiziger townsend in Spanje gevolgd hebben; dan wy oordeelen het rechtmaatig, dat wy, naa eene zo ras mogelyke bekendmaaking eens Werks, 't geen uit verscheide Deelen bestaat, ten gevalle onzer Leezeren, en ter beantwoording aan den aart onzer Letteroefeningen, met de volgende Deelen eenigen tyd te mogen neemen, om tusschen beiden andere Nieuwe Werken te beoordeelen en plaats te geeven; terwyl de veelvuldigheid der Boeken in dit ons Vak, ondanks deeze voorzorge, te wege brengt, dat ze niet zo schielyk vermeld worden, als en Schryvers en Boekhandelaars wel zouden wenschen. Enkel aankondigen, waar toe de Dagbladen, die veelvuldig uitkomen, moeten dienen, en beoordeelen, zyn twee zeer onderscheide zaaken. Een Tytel in te zien en af te schryven, met een woord, of ettelyke, 'er by te voegen, is een gereed werk, en zo vaardig afgedaan als ondernomen; maar een Boek te doorleezen, met de pen in de hand te doorleezen, 'er by gelegenheid aanmerkingen by te voegen, of met oordeel het belangryke uit te kippen, gaat zo vlot niet. Wy wilden dit, om reden, onzen Leezeren eens met een kort woord onder 't oog houden; en zullen nu voortgaan om van het Tweede Deels Eerste Stuk deezer belangryke Reize verslag te geeven. Het algemeen oordeel, over dit Werk by de eerste Bekendmaaking gestree- | |
[pagina 40]
| |
kenGa naar voetnoot(*), en vervolgens bevestigdGa naar voetnoot(†), zullen wy niet herhaalen; wat wy ter welverdiende Aanpryzing, te eerst aangetoogene plaatze, gezegd hebben, gelat ten vollen omtrent dit vervolg, en zal het een en ander, daar uit aangestipt, zulks ten vollen bekragtigen. Asturien is het eerste Gewest, waar in wy den Eerw. townsend aantreffen. Zyne byzondere aanbeveeling aan den Graaf van penalba, den Vriend van den zo beroemden campomanes, een Heer die zeer veele bekwaamden bezat, en voor een Spaansch Edelman zeer goed onderwys hadt genooten, gaf hem gelegenheid, om dit gedeelte van Spanje, in diens gezelschap, meer te doorkruisen, en meer in 't zelve te zien, dan doortrekkende Reizigers meest mag gebeuren. Van hier de uitvoerige beschryving niet alleen van de Hoodstad Oviedo, maar ook van Aviles aan de Zeekust, werwaards hy trok om de Kermis by te woonen, en van Luanjo, het Landgoed Carrio, de kleine Stad Gujon. Gemeenzaame huislyke verkeering onder de Spanjaarden van aanzien geeft gelegenheid tot het vermelden van veele kleine byzonderheden, die haare bevalligheid hebben, en eene Natie juist kenschetzen. Grootere worden van hem niet verzuimd op te tekenen. Wy kunnen hem in alles niet volgen. Overneemenswaardig dagt ons dat in Spanje de Bezittingen van den Man, in den volmaaktsten zin, onderscheiden zyn van die der Vrouwen. ‘Zo lang de laatste leeft,’ schryft onze Reiziger, ‘kan haar niemand haare bezittingen ontneemen, en wanneer zy sterst, gaan dezelve over op haare Kinderen; of, zo het Leengoederen zyn, vervallen deeze oogenbliklyk aan haaren oudsten Zoon, die daar van bezit neemt op den ouderdom van een - en - twintig jaaren, of zo veel vroeger als hy jonger komt te trouwen, al ware het dat zyn Vader als dan nog leefde. Bezit de Vrouw adelyke tytels, dan behoudt zy deeze naa haar Huwelyk, en brengt ze over op haaren Erfgenaam. Wanneer een Huwelyks Contract geslooten wordt, maakt de Man eene gerechtlyke verklaaring, wegens de bezittingen, die onafscheidelyk aan | |
[pagina 41]
| |
hem zelven, en die aan zyne Vrouw, toebehooren; aan welke laatstgenoemde haar eigendom zo wel verzekerd is, dat, in gevalle de Man een bankbreuk mogt begaan, zyne schuldeischers echter geene magt hebben om haar goed aan te tasten; doch indien daarentegen naa zyn overlyden blykt, dat het hem in de waereld wel gegaan is, mag zy haar gerechtlyk aandeel, in de geheele overwinst, operschen. Deeze laatste voorzorg is, buiten tegenspraak, zeer verstandig; doch het is te denken, dat de eerste vry wat aanleiding moet geeven tot bedrog. Dit is ook werkelyk het geval, hoewel het geenzins ontbreekt aan drangmiddelen, ten einde den Mensch tot eerlykheid te noodzaaken. Eén voorbeeld hier van mag genoeg zyn. Zeker Koopman te Oviedo maakte, toen hy in het Huwelyk trad, eene valsche Verklaaring op, met oogmerk om zyne schuldeischers te benadeelen, indien hy het ongeluk hadde van ooit een bankbreuk te moeten maaken. De Vrouw stierf kort naa het voltrokken Huwelyk, en nu eischten haare Nabestaanden alle die goederen, als haar wettig eigendom, waar van hy in de Verklaaringe gewag gemaakt hadde; waar door de Koopman, die vóór zyn Huwelyk een welgesteld Man was geweest, zich, zonder herstel, eensklaps in armoede zag gedompeld.’ Naar gewoonte naauw agt slaande op alles wat den Landbouw betrest, vermeldt de Eerw. townsend: ‘Om te wannen, hangt men in Asturien ten eenemaale van den wind af, alzo men daar geen denkbeeld heeft van cenigerhande werktuig, waar mede men zulks in de schuuren kan verrigten. Zo men hier eens een Wan te zien kreeg, gemaakt naar het modél van een werktuig, dat eerst uitgevonden is door keiselius, van Wurtemberg, by den naam van Rotatilis suctor & pressor, doch naderhand verbeterd door Dr. papin, en vervolgens uit Holland in Engeland overgebragt, is het te hoopen, dat de Spanjaarden, zonder door vooroordeel of beschroomdheid daar tegen vooringenomen te zyn, dat werktuig ook terstond by hun zouden invoeren, en dat geen dweepzugtig Priester, gelyk in Schotland, het gebruik daar van als een godlooze daad veroordeelen zoude, onder het belachlyk voorwendzel, dat men niet vertrouwde op de Voorzienigheid, in het beschikken van eenen gunstigen wind, die in staat is om het koorn uit te wannen.’ De Natuurlyke Historie, waar in onze Reiziger sterk | |
[pagina 42]
| |
is, trekt, zo onder den weg als in de Kabinetten, zyne aandagt, en geeft zulks aanleiding tot het mededeelen van gewigtige byzonderheden: als zodanig zal men zeker keuren het volgend verslag: ‘Toen ik te Oviedo was te rug gekomen, werd my door zeker Heer aldaar eene verzameling geschonken van Amber (of Barnsteen) en Git. Beiden worden in deeze Provincie overvloedig aangetroffen; doch de twee aanzienlykste Mynen daar van liggen in het grondgebied van Beloncia, de eene in een Valei, las Guerrias genaamd, de andere ter zyden van eenen hoogen Berg in het Dorp Arenas, in het Kerspel Val de Soto. De eerste wordt gevonden tusschen leijen, in de gedaante van hout. Dit hout gebrooken zynde, ontdekt men in deszelfs knoesten eene witte korst, insluitende een geel, helder en doorschynend, Amber. Waar deeze is vindt men ook altyd Git, benevens eene soort van Steenkool, in Engeland bekend onder den naam van Kennel - koolen. De Natuurlyke Historie deezer Zelfstandigheden is als nog zo duister, dat alles, wat eenige betrekking daar toe heeft, zorgvuldig behoorde byeen verzameld en opgetekend te worden. Voor weinige jaaren wierd de Barnsteen alleen gevonden aan de Zeekusten, waar zy door de Golven aangespoeld wordt; doch ook toen beweezen reeds de onderscheiden gekorven diertjes, als mieren, vliegen, enz. welke daar in dikwyls opgeslooten zyn, dat die Zelfstandigheid een voortbrengzel van het land is. Dewyl thans, aan verscheiden plaatsen, insgelyks delfbaare Barnsteen wordt gevonden, zo wyst zulks eenige betrekking aan tusschen die stoffe en de harsten; en wy kunnen haar beschouwen als één schakel, in eene groote keten, van welke alle Wysgeeren den oorsprong tragten te ontdekken. Men vindt deeze Zelfstandigheid in sommige landstreeken, waar de haar insluitende laagen of beddingen, die belaaden zyn met Zee - schelpen en Zee - gewassen, ten duidelyksten aantoonen, dat beide de eerste en de laatsten door den Oceaan daar ter plaatze nedergelegd zynGa naar voetnoot(*).’ | |
[pagina 43]
| |
De Reis uit Asturien na het Escuriaal verschaft, onder den weg, zeer veele en zeer verschillende voorwerpen, als de Merino Schaapen, de Steden en Dorpen, met de kleindere en grootere ontmoetingen. Den weg over Salamanca neemende, waagde hy het, den Marquis de oviedo, aan wien hy bevolen was, daar niet aantreffende, zich te laaten aanmelden by Doctor curtis, Voorzitter van het Iersch Collegie, die hem als een huisgenoot de dagen zyns verblyfs in Salamanca aanmerkte. Hier door bekomen wy een breed verslag van dit Collegie. Ten aanziene van Doctor curtis, geeft de Engelsche Predikant dit getuigenis, en laat hetzelve vergezeld gaan van de volgende aanmerking; naa dat hy de manier van Onderwys aldaar, boven de Voorleezingen op de Academien gebruiklyk, heeft aangepreezen: ‘Dr. curtis leeft met zyne Studenten als een Vader met zyne Kinderen; en, alhoewel hy zich bevindt in een staat van bannissement, schynt hy nogthans gelukkig in het waarneemen van zyn gewigtig Ampt. Is het in waarheid niet te beklaagen, dat hy, benevens zo veele andere Iersche Roomschgezinden, in de noodzaaklykheid gebragt is, om in een vreemd, en van zyn geboortegrond verre afgelegen, Ryk, eene schuilplaats, en die bescherming, te gaan opzoeken, welke hun eigen Vaderland aan hen behoorde te verleenen. Deeze soort van vervolging en geweetensdwang, welke onze (de Britsche) regeering zich veroorlooft, is even min staatkundig als regtvaardig. Het is zeker, dat onkunde en bygeloof zeer naauw aan elkander verknogt zyn. Wil men nu de ingewortelde vooroordeelen uitrooijen, en het bygeloof verbannen? tragt dan het Menschdom te verlichten. Wil men de liefde en toegenegenheid der zodanigen verwerven, die in Godsdienstig geloof van ons verschillen? staakt dan alle vervolgingen, omhelst hen als Broeders, en zy zullen van onze Vyanden onze Vrienden worden; met de toeneemende verlichting verdwynt het onderscheid van gevoelens. By de verlichter Natien zyn de Catholyken niet langer Papisten. Het geheele Systema van den Roomschen Stoel valt langzaamerhand in duigen, en, zonder aanspraak te maaken op meer dan gemeene scherpzinnigheid, mogen wy het waagen te voorspellen, dat, naar maate | |
[pagina 44]
| |
het gebied der Verdraagzaamheid zich verder uitstrekken zal, alles, wat het licht schuuwen moet, ook allengskens zal verdwynen, tot eindelyk het verschil tusschen Roomschgezinden en Protestanten geheel en al ophoudt.’ De Stad Alba wordt naar verdienste beschreeven, met een breed verslag van St. Teresa. De Reiziger doet een uitstap na St. Ildefonso, welken de Leezers, om de beschryving, hem zullen dankweeten. ‘De Glasfabryk is daar gebragt tot een trap van volmaaktheid, welke als nog in Engeland onbekend is. De grootste Spiegelglazen worden vervaardigd in een koperen raam, honderd en twee en zestig duimen lang, drie en negentig duimen breed, en zes diep, weegende naby de negen ton, of achttien duizend ponden. Deeze zyn alleenlyk voor de koninglyke paleizen, en tot geschenken, die de Koning uitdeelt.’ Het vervallen Segovia krygt zyne beurt, en men bedroeft zich, dit leezende; terwyl men zich verbaast over het Klooster van St. Lorenzo en het Escuriaal. Wy neemen 'er niets van over, om plaats te vinden tot de volgende beschryving des Spaanschen Monarchs: ‘De Koning brengt zyn tyd meerendeels met de jagt door. Naa zich des voormiddags eenigen tyd vermaakt te hebben, keert hy te rug tegen het midden van den dag, om den maaltyd te houden. Naa het eindigen van denzelven, spreekt hy met buitenlandsche Ministers, begeeft zich vervolgens, voor weinige minuuten, alleen met zynen Biechtvader, en verlaat dan gemeenlyk vóór drie uuren, doch somtyds veel vroeger, het Paleis, en rydt tot den afstand van twintig of dertig Engelsche mylen, eer hy begint te jaagen. Wanneer het donker wordt, treedt hy weder in zyn rytuig, en keert na huis. Geenerhande weêr kan hem hier van te rug houden; want hy vreest geen donder, bliksem, hagel, regen of sneeuw; maar is zyn overrok doornat, dan trekt hy eenen anderen aan, en, wat zyn gevolg betreft, zegt hy tot hetzelve zeer koeltjes: “De Regen breekt geen armen of beenen!” Ook zelfs op heilige dagen moet aan deeze zyne liefhebbery voldaan worden; waar van, echter, twee dagen, in de Passie-week, uitgezonderd zyn; en, hoewel hy uit den aart zeer vriendlvk is, zegt men, dat de knorrigheid hem als dan zodanig beheerscht, dat niemand gaarne tot hem nadert. Toen het eens gebeurde, dat een zyner Zoonen, naar eens ieders oordeel, op sterven | |
[pagina 45]
| |
lag, ging hy evenwel, als naar gewoonte, op de Jagt, dringende 'er steeds op aan, dat de Zieke zekerlyk herstellen zoude; doch, toen hem, kort daar naa, de tyding wierd gebragt, dat zyn Zoon dood was, antwoordde hy, met zyne gewoone bedaardheid: “Wel nu, dewyl wy niets daar tegen doen kunnen, moeten wy ons daar in schikken!” - Zyn gevolg bestaat gewoonlyk uit den Prins van Asturien, den Kapitein der Lyfwagt, zyn Groot-Stalmeester, Groot-Kleederbewaarder, Lyfarts en Heelmeester. Deezen hebben te samen vyf Rydtuigen tot hun gebruik, en nog een ander rydtuig dient tot berging van geneesmiddelen, schietgeweer, kruid en lood, drooge kleederen, enz. Ieder Rydtuig wordt getrokken van zes Muilezels, en dewyl voor deezen, als ook voor de hem verzellende lyfwagt, verscheide ontspanningen op den weg gereed moeten staan, is het getal deezer dieren, die tot dagelyks gebruik vereischt worden, omtrent twee honderd. De spoed, welke op reis gemaakt wordt, is naar evenredigheid van twaalf (Engelsche) mylen in één uur, waar door niet zelden aan menschen en muilezels ongelukken overkomen. - De Koning verlaat zich, onder het jaagen, met geheel alleen op zyne honden; maar heeft ook gemeenlyk twee honderd mannen by zich, die het Wild moeten opslaan, en het op bekwaame plaatsen na hem toe dryven, waar hy en de Prins gereed staan, vergezeld van een genoegzaam aantal Bedienden om de geweeren te laaden, en die, zo dra het één afgeschooten is, hun een ander moeten toereiken.’ - Wy kunnen deezen nimrod niet verder op de Jagt volgen, noch overneemen de opgegeevene onberekenbaare schaden, welke hy daar door aan zyne Onderdaanen doet; noch ook een Jagtparty, Bastida genaamd, welke de Heer townsend bywoonde, beschryven; vier zodanige worden 'er jaarlyksch gehouden. ‘De kosten van dit Jagtvermaak, zo bloedig en martelend,’ dat hier zeer leevendig beschreeven wordt, ‘worden begroot op driemaal honderd duizend Reaalen, of ten naasten by de drie en dertig duizend Guldens.’ De Eerw. townsend keert weder te Madrid te rug, om den winter in die Hoofdstad door te brengen. Dubbel leezenswaardig is het denkbeeld, 't welk hy oplevert, van de Leevenswyze, waar aan een Vreemdeling zich daar onderwerpen moet, en de beschryving zyner waarneemingen, aangaande de gebruiken deezer Eeuw. | |
[pagina 46]
| |
De leefwyze, welke hy hieldt, de verkeering, welke hy met de eerste Staatsdienaars van Spanje en buitenlandsche Mogendheden hadt, stelde hem in staat, om het Hofleeven, en dat der Grooten, meer van naby te beschouwen; met de Geleerden, en Liefhebbers van Weetenschappen en Kunsten, om te gaan, en de Huislyke Zeden der Inwoonderen op te neemen. In deeze opgave krygen de Cortejos der Spaansche Dames een ruim aandeel. ‘In de groote Steden zyn de Domheeren, of Kanunniken der Kathedraale Kerken, de voornaamste Cortejos; doch in plaatsen daar Garnisoenen leggen, neemen eerst de Officiers hunne keuze, en laaten dan de rest de Kerkelyken over. In de vlekken en dorpen van het Platteland, regeeren de Munniken over de harten der Vrouwen, ten minsten zo veel zy zulks in hunne magt hebben, en zelfs ontzien veele Kloosterlingen zich niet, om in de Steden daar na te streeven. Wat de Parochie-priesters aangaat, is het eene onbetwistbaare waarheid, dat veelen onder hun Kinderen hebben, en zy al te zamen beschuldigd worden in ontugt te leeven. - Geduurende myn geheel verblyf in Spanje, heb ik nooit eenig mensch aangetroffen, die genegen was de Priesters van deeze algemeene beschuldiging vry te pleiten; terwyl nogthars allen, als met ééne stem, getuigenis gaven van de meerdere deugdzaamheid der Bisschoppen. En in de daad, voor zo veel ik deswegens uit landeren vernam, en uit het geen ik door den gemeenzaamen ommegang, waar mede sommigen van hen my vereerden, zelve heb waargenomen, kunnen deeze eerwaardige Mannen nooit genoeg bewonderd worden om hunnen yver, vroomheid en zuiverheid van zeden; daar en tegen schynen maar zeer weinigen van de Geestlykheid, het zy Waereldlyken of Kloosterlingen, de kuischheid noodzaaklyk te agten, of zulke flikkerende voorbeelden naa te volgen, voor zy na het bezit der Bisschoplyke Waardigheid beginnen te reikhalzen.’ Dit geeft hem gelegenheid, om over het ongehuwde leeven der Geestelyken uit te weiden. De Schouwburgen betekenen, te Madrid, niet veel. En klaagt onze Reiziger, dat men 'er, by weinige lieden, zugt voor Weetenschappen bespeurt. Waar deeze zugt zich opdeedt, trok hy 'er, blykens het verhaal zyner ontmoetingen, voordeel van. Hoe verbaazend groot zyn de Inkomsten veeler Spaansche Grooten, hoe talryk en kostbaar hunne Huis- en Hofhouding! Is iemand begeerig | |
[pagina 47]
| |
den staat der Geldmiddelen des Spaanschen Ryks, zo juist mogelyk, te weeten, hy vindt hier eene zeer naauwkeurige opgave. Uit dezelve blykt, dat de Inkomsten, zedert veele jaaren, minder geweest zyn dan de Uitgaven. En is het dus niet te hoopen, dat de Spaansche Monarch het voorbeeld zal volgen van ferdinand den VI, ‘die met de geleerdste Casuisten van zyn Ryk raadpleegde over de Vraag, of een Souverain wel verpligt zy, de schulden van een voorgaanden Monarch te betaalen? Deeze onnozele Vraag werd, met veel plegtigheid, ontkennenderwyze beantwoord; en zo dra, ingevolge van dien, beslooten was, dat de Koning deeze schulden niet betaalen zou, verzamelde ferdinand aanmerkelyke schatten, en liet by zyn overlyden een wel gevulde schatkist naa.’ Hier by voegt de Reiziger een verhaal van de Middelen, ter Geldbekoming te werk gesteld; doch wy moeten, dit berigt reeds zo verre uitgeloopen zynde, den Leezer tot de Reize zelve verzenden: met het Verslag van welker reeds uitgegeeven Deelen wy minder hoopen te verwylen. |
|