| |
Gedagten op Kersdag.
Met vrolyke toonen geeven wy onze blydschap te kennen: met Vreugde-Psalmen looven wy onzen Grooten Weldoener! de Eeuwige Vader schenkt ons zynen tederbeminden Zoon tot onzen Verlosser! uit eene ongerepte Maagd is een Goddelyk Kind gebooren! heden is de Verlosser der Waereld, Gods Zoon, in 't vleesch verscheenen! ----- Engelen! wier Hemelsche Klanken zich, by zyne Geboorte over de Bethlemitische Velden verheften, Seraphynen! Goddelyke Verkondigers der heugelykste Boodschap, die, immer, uit den zaligen Hemel op eene zondige onverzoende Aarde konde nederdaalen! - leert my, daar de ontzaggelyke grootheid van dit Hemelsch Geschenk myne bespiegelende aandagt bezig houdt; daar ik, met de diepste eerbied, den Heil aanbrengenden Dag, zyne Geboorte, herdenke: leert my, Zalige Hemelbewooners! gepaste toonen slaan! ----- Maar...wat wensche ik? onverhoorbre beden? neen! geen Aardsch Bewooner zal, aan deeze zyde des Grafs, die toonen tressen. Dit echter mooge my gegunt worden te bezeffen: wat het voor eene, in de zonde
| |
| |
liggende, Waereld te zeggen zy, den Geboorte-dag van eenen Verlosser, eenen Goddelyken Middelaar tusschen het zondig Schepzel, en den Regtvaardigen Schepper, te moogen vieren. En, geschied dit op eene betaamelyke wyze, het kan niet anders zyn, of zulks moet eene onuitspreekelyke blydschap, eene onuitdrukbaare dankbaarheid te wege brengen, waaruit klanken ryzen, die, ten minsten, dof weergalmen zullen de welluidende Zangen dier blyde Boodschap-meldende Hemelgeesten, toen zy, door het blinkend Zwerk, naar de Hoogte voeren, onder het aanheffen van een tressend Beurt-muzyk: Eere zy Gode in de hoogste Hemelen! Vrede op Aarde! In den menschen Welbehaagen! -
In hem vereenigde zich Goddelyke Magt met menschelyk onvermoogen! Hy, die Hemel en Aarde uit niets voortbragt; op Wiens wenk tienduizenden van vlekkelooze Hemelburgeren voor zynen Goddelyken throon gereed staan, behoeft, naar zyne aangenomen menschheid, zyns Schepzels dienst en zorgen! ----- Maria! onwaardeerbaar voorregt! alle geslagten zullen U zalig spreeken. Aan uw Kind, (zoo beschikte het de Almagtige,) zyn de Heidenen verschuldigd een Licht ter verlichtinge: Israël hunne Heerlykheid: een zondige Waereld haare Verlossing en Zaligheid: uit U werd Hy gebooren, de Vrede-Vorst! Thands wel gelukkige Moeder! smaak alle mogelyke blydschap op het zien van uwen pas gebooren Grooten Zoon. - Dan, hoe zal die vreugde in bittere droefheid verkeeren, als Gy, met heete traanen, dien, uwen Geliefden, aan het Kruis ziet sterven..! daar, kort te vooren, zyn veege mond U nog als zyne Moeder toespreekt. ----- Maar, Gezegende onder de Vrouwen! het Woord was tot U niet te vergeefsch gesprooken: het schoot diepe wortelen in Uw opmerkzaam en vertrouwend harte! Uw geloove was groot: het zal U behouden! als een Verzoener, dit wist ge, was Hy in de Waereld gekomen: als zodanig moest Hy den dood smaaken, wilde Hy van den Rechtvaardigen Richter voor den verdoemlyken Zondaar het leven verwerven. ----- Hoe moet, ô God! de geloovige Sterveling Uwen Heiligen Naam niet roemen, zegenen en aanbidden; daar Gy Uwen eenig gebooren Zoon tot Verlosser geschonken hebt, opdat een iegelyk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het Eeuwig Leven hebbe. Groot zyn Uwe Wonderen in het Ryk der Natuur; Goddelyk verheven in het Genade- | |
| |
Werk!
Hoe straalt daar in niet Uwe Wysheid, Regtvaardigheid en Barmhartigheid door! ‘Wie anders, dan Gy, Alwyze! kon een weg en middel uitvinden, waardoor de schynbaar-strydige Eigenschappen van Geregtigheid en Barmhartigheid mogten vereenigd worden. ----- Waardoor de Zondaar kon gezaligd worden, zonder eenige kwetsing van de ouschendbaare heiligheid van Gods Wetten, en zonder eenige onttrekking van de eere zyner billyke en regtvaardige Regeering? Onmogelyk was het zulk eene verbaazende proef van zyne eindelooze Goedertierenheid jegens arme Stervelingen te geeven, ten zy door het overleveren van zynen Zoon tot het aanneemen van hunne geringe natuur, en het draagen van all' hunne schuld. ----- Kon 'er merkwaardiger aan den dag legging van Regtvaardigheid Wezen, als het overgeeven van deezen uitsteekendsten Perzoon in den dood, toen Hy in de plaats stond der overtreederen; of van Barmhartigheid, als het afwenden der wraake van hunne schuldige hoofden, op het vlekkeloos en onschuldig lyden van Zynen Zoon?’ Hoe word men hier niet als gedrongen uit te roepen: ô diepte des Rykdoms, beide der Wysheid en der Kennisse Gods! hoe onnaspeurelyk zyn Uwe Wegen! - Maar keeren wy naar Bethlehem weder.
Niet met eenen luister, zyn' Goddelyken oorsprong passende, ziet men hem gebooren worden: geen juichstem van een verheugd Volk, dat in den koninglyken zuigeling den aanstaanden throon-beheerscher vooruitziet, doet een koninglyk paleis, by zyne komst ter Waereld, van vreugde klinken. Hoe zeer de kostbre wieg en bakermat van den grootsten Waereld-Monarch te gering zyn zoude, voor den jongst gebooren Zaligmaaker der Waereld, men ziet Hem, als een nedrig dienstknegt, zyne intree doen in 't vleesche; in een stal moet Hy het eerst die oogen openen, voor Wier schitterenden luister, in den Hemel der Hemelen, Seraphynen het gezigt bedekken! Eene Kribbe moet ter ligging strekken, aan Hem, die Wonderen van Alvermogen door een uitspanzel verspreidde, voor 't menschelyk oog ongenaakbaar! ----- Edoch, Onvergelykelyk Kind! Uwe Nederigheid ontciert U niet! de verblinde Waereldling mooge Uwe Geboorte onaanzienlyk heeteu; het geloofs oog ontdekt in U den Zaligmaaker! als zodanig moest Gy vernederd worden. ----- Maar het eerbiedigt ook, in Uwe tederste jeugd reeds, in U den Christus, den Heere! - Zal Natuur eens by Uw
| |
| |
verscheyën, treuren: zal de Zon, by Uw sterven, zyne heldere straalen missen; Natuur praalt thans met te heerelyker glanzen: eene blinkende Starre gaat op, by Uwe Geboorte, in het gloeiend Oosten, ten gidze strekkende aan Oostersche Wyzen, die den jong gebooren Koning der Jooden hulde kwamen bieden. ----- Gryze Simeon! en met hem Gy allen! die 's Heeren Naam eerbiedigt! [Geloovigen!] hoe veel aanzienlyker is uw voorrecht! 't mag U gebeuren de Goddelyke Leidstar te aanschouwen! den Leidsman Israëls, die zyn Volk, niet slegts, op deeze Waereld, leiden zal in het spoor der Gerechtigheid, maar het ook vrolyk over het Graf zal doen henen stappen naar de Wooningen zyner Eeuwige Heerlykheid! - Vreest dan geen kwaad, al gingt ge ook in een dal der schaduwen des doods, Hy zal met U zyn: zyn stok en staf zal U verstroosten: uwe oogen hebben zyne Zaligheid gezien: in vrede moogt gy henen gaan. U, niet alleen, maar nog gebooren wordende Volken, zal dit Licht, van 's Hemels throon gedaald, in de oogen schitteren: veelen Geslagten der Aarde zal het tot Zegen zyn! - Oostersche Wyzen, menschen, waren de boodschappers dier hengelyke tydinge aan Herodes, en Hy geloofde hoewel hy sidderde! Heilige Engelen zyn uwe getuigen, en zoudt Gy twyfelen? - Ook de Oostersche Wyzen geloofden: Goud, Wierook en hunne aangebragde Myrrhe zyn de waarborgen. Gy! toont gy uw geloov uit uwe Werken, en de Alweetende God zal niet aanzien, dat voor oogen is, maar de opregtheid uwer harten. ----- Zalige Geesten, die in het goede staande bleeven, en geene grootere Zaligheid te wagten hadden; Hemelsche Heirlegers loofden God, by zyne Geboorte, met juichende klanken, en zoudt gy, tot wiens Heil Hy in de Waereld kwam, zyn' grooten Naam niet pryzen?
Stervelingen! de ontzaggelyke Hemelkoning, die de Blikzem heeft tot zyne Trawanten, wien de Donder gehoorzaamt, als Hy zyne vyanden wil verbryzelen, verzoende u met zich in zynen grooten Zoon, den verheerlykten Zaligmaaker! De God der Genade is niet meer op U vertoornd; Vrede heerscht op de Aarde! Christus is opgewekt uit den doode! de Dood is verslonden tot overwinning! Hy heeft den Vrede en het leven aangebragt! - Vertroostende gronden, die nimmer wankelen zullen! door Hem zal het stervelyke de onstervelykheid, en het verdervelyke de onverdervelykheid aandoen. De door dien Heiland gezaligde zielen zullen eens uit den doodslaap ontwaaken! Zy wee- | |
| |
ten, dat hun Verrosser leeft; dat Hy eens over het stof zal opstaan; en dat zy, nadat het gewormte hunne huid zal doorknaagd hebben, met hunne oogen hunnen God aanschouwen zullen. ----- De Hand, die de Aarde gegrond heeft; de Rechte-Hand, die de Hemelen, met de palme, heeft afgemeeten, zal hun ook, naa den dood, niet verlaaten. Eens zullen zy bewooners worden van het Huis, niet met handen gemaakt, maar dat eeuwig is, in de Hemelen! waar de Almagt zelve zich eenen Throon heeft gevestigd, waar die Haare Heerlykheid, op het glansrykst, verspreid, daar zullen zy een verblyf beërven! De Almagtige Schepper, voor wien de heiligste Seraphs zich eerbiedigst buigen, zal hun Beschermer zyn! - Met vrolyke Hallels zullen zy, dan eerst, den Eeuwiglevenden betaamende lof zingen, ondersteund door het keurmuzyk van Hemelsche tongen. Welluidende klanken van dankbaarheid en blydschap, elkanderen opvolgende, zullen weergalmen door de ruime Hemelzaalen. Den Zoone Gods, zullen zy, eeuwig, dankweeten, die hun het verstand gaf den Waaragtigen te kennen..! Lof, prys en dank zal, eeuwig, op hunne loovende lippen zyn!
P....
|
|