| |
Waarneeming wegens eenen lintworm, na het gebruik van onrype mispelen, in zyn geheel afgedreven.
Door H. Grau, Medic. Doctor te Delft.
Eenigen tyd geleden werd ik geroepen by een Lyderesse, zynde een Dienstmaagd, welke, reeds sedert een geruimen tyd, geklaagd hadt over hevige Buik- en Maagpynen, of, zoo als men in het gemeen gewoon is deze laatste te benoemen, pyn voor het hart, welke menigmalen zoo
| |
| |
verregaande waren, dat zy, als in eene vlaag van dolzinnigheid, langs den grond kroop.
De Juffrouw, waar by zy woonde, en my tot hare hulp hadt laten roepen, verhaalde my, by myne komst, ontdekt te hebben, dat deze hare Dienstmaagd in die twee laatste dagen, met haren afgang kwyt geraakt was, twee zekere stukken, ter lengte omtrent van een half el, en volkomen gelykende naar twee stukken wit smal band of lint. Schoon, op dit verhaal, het my niet moeilyk scheen, de oorzaak der Ziekte, met de meeste waarschynlykheid, te gissen, als die schielyk op het denkbeeld komen moest, dat de Lyderesse eenen Lintworm by zig hadt, en wist, dat onder de toevallen, over welke Lyders, met diergelyken Worm bezet, gewoonlyk klagen, voornamentlyk de Buik- en Maagpynen te tellen zyn, oordeelde ik het echter behoorlyk en van mynen pligt, om, zoo min mogelyk, omtrent de oorzaak dier Ziekte mis te tasten, myne Lyderesse naauwkeurig te ondervragen, aangaande alle, my toen ter tyd invallende omstandigheden, die eenige betrekking tot haar ongemak konden hebben. Dewyl het niet onmogelyk ware, dat, behalven het geen my wel de waarschynelyke oorzaak der Ziekte toescheen, de Lyderes ook iets zoude kunnen genuttigd hebben, waardoor hare pynen, zoo al niet veroorzaakt, ten minsten aangezet en verheft waren geworden, onderzogt ik, of zy wel een of ander huismiddel tegen hare kwaal mogte hebben ingenomen? haar antwoord was, neen; verder, of zy ook dien dag, of des daags te vooren, eenig schadelyk voedsel, iets, dat haar vreemd of ongewoon ware, gegeten of gedronken hadde? zy antwoordde, zig zulks niet te kunnen herrinneren. Deze vraag echter bragt hare Juffrouw in gedagten, dat men, sedert deze verlopene dagen, Mispelen geplukt hadt, en dat zy hadt gezien, dat hare Dienstmaagd van deze iets hadt gegeten. Ik besloot dus de Lyderes, aangaande dit onderwerp, nader te ondervragen, het welk van dat gevolg was, dat zy erkende: dat zy, op het zien dier
vruchten, zulk eenen ongewoonen trek tot dezelve gekregen hadt, dat zy van dezen (hoe ongeschikt die onrype en harde vrucht ook ware, om voor lekkerny, zelfs on voor voedsel te gebruiken.) dertien of veertien hadt ingezwolgen, en wel met die graagte en gretigheid, dat zy zelfs de meeste met kernen met al hadt opgegeten
By my zelven nu het geene my verhaald was naargaan- | |
| |
de, kwam my de oorzaak der pynen onzeker voor. Aan den eenen kant kon de Lintworm, aan wiens bestaan ik, volgens het geen men my hadt opgegeven, niet kon twyfelen, dezelve veroorzaakt hebben; aan den anderen kant, kwam het my even mogelyk voor, dat zy de gevolgen waren van het zoo onmatig en gretig te lyf slaan eener harde, onrype en scherp-wrange vrucht, die noodwendig aan eene zwakke maag nadeelig moest zyn. In beide gevallen ondertusschen oordeelde ik niet ondienstig, een buikzuiverend middel aan de Lyderes toe te dienen, ten einde de eerste wegen te ontlasten van eene vreemde stoffe, die door hare prikkeling pyn moest doen ontstaan, van welke natuur deze stosse dan ook zyn mogte. Ik deed haar dus een purgans gereed maken, bestaande uit Scammonium resina Jalappae, en Mercurius dulcis: van oordeel zynde, een vermogend en sterk purgeermiddel het best en schielykst tot myn oogmerk te zullen werken, en een wormdryvend middel, hoedanig voornamentlyk de Mercurius dulcis is, gevoegd by de twee andere purgantia, zoo al niet ten vollen noodzakelyk, ten minsten onschadelyk te zyn.
Den volgenden dag myne Lyderes wederom komende bezoeken, vond ik niet alleen de volkomen zekerheid van de aanwezigheid eens Lintworms, maar was tevens niet weinig verwonderd, dat dezelve in zyn geheel was uitgedreven, in de gedaante van een kluwen ineen gerold, hoedanig hy altyd is, wanneer hy ongeschonden en in zyn geheel afgedreven wordt: men verhaalde my te gelyk, dat zy, denzelfden morgen, dien Worm, niet zonder de hevigste pynen, met de ontlasting, was kwyt geraakt.
Zie daar dan myne Lyderes op het onverwagtst, en ik mag zeggen volkomen by toeval, genezen van een allerhardnekkigst ongemak, dat niet zelden zelfs de beproefdste middelen en de kundigste Artsen heeft te leur gesteld. De Dienstmaagd bevind zich na het lozen van den worm volkomen wel, steeds zeer gezond, en bevryd van hare vorige ongemakken en pynen.
Sints dit geval heb ik menigmalen en ernstig myne gedagten laten gaan, zoo over de oorzaken der pynen in deze Lyderesse, als over het geen eene zoo schielyke en volkomene uitdryving van den Worm bewerkt heeft.
Wat de eerste belangt, komt het my, de zaken van agteren beschouwd, volkomen zeker voor, dat niet de wrange en harde gretig ingezwolgen vrucht, maar wel het herstellen
| |
| |
van dezen Lintworm in de darmen, de verregaande Maagen Buikpynen, over welke de Lyderesse klaagde, heeft doen geboren worden, zoo, om dat die pynen reeds lang voor het eeten dier Mispelen plaats gehad hebben, als om dat het ongemak volkomen heeft opgehouden na het lozen van den Worm.
Het tweede, namentlyk de oorzaak der zoo onvoorziene en schielyke uitwerping van den geheelen Lintworm, is het derhalven, dat hier voornamentlyk in aanmerking komt.
Verscheide vragen zyn hier natuurlyk te doen. Is de Worm uitgedreven door het toegediende purgeermiddel: of wel, zyn het de gegeten onrype Mispelen geweest, die dit hebben uitgewerkt? of eindelyk, hebben deze beide daar toe, elk het zyne, toegebragt?
De eerste vraag betreffende, men kan die niet ten vollen toestemmende beantwoorden. Men kan wel niet ontkennen, dat het toegediend purgeermiddel wormdryvende is: maar kan men het zoo vermogend rekenen, dat het in staat zou zyn, den Lintworm zynen prooi te doen loslaten, zich ineen rollen, en de plaats, waar hy zich gezet heeft, verlaten?
Wel is waar, onder de sterke purgeermiddelen, die Mevrouw nouffer, of afzonderlyk, om de aanwezigheid eenes Lintworms te ontdekken of na het gebruik van haar, voor eenigen tyd zoo zeer geroemd, specificq middel, gewoon was haren Lyderen in te geven, hadden myne toegediende purgantia, de Scammonium resina Jalappae en Mercurius dulcis, geen gering aandeel in de uitwerking. Maar, noch door haar, noch door de Heeren Commissarissen, van wegen den Koning van Vrankryk belast met het onderzoek van haar Specificum, door dien Vorst, ten nutte zyner Onderdanen, en van het Menschdom in het gemeen, van de Bezitster gekogt, is immer aan deze middelen het vermogen toegeschreven van den Lintworm geheel te kunnen uitdryven. Ook had ik myne Lyderesse deze middelen niet by herhaalde reizen, nog in die hoeveelheid toegediend, dat ik, met eenige waarschynlykheid, het gevolgde uitwerkzel aan derzelver werking kan toeschryven.
Men mag dan, met eenigen grond, de oorzaak van dit verschynsel, in de gebruikte Mispelen zoeken. De vraag is nu slechts: hoe en door welk vermogen hebben zy het te wege gebragt? heeft de Mispel iets in zich, dat zulk een vermogen zou bezitten?
Volgens het getuigenis van alle Schryveren, die de Ma- | |
| |
teries
Medica behandeld hebben, zyn de Mispelen, vooral nog onryp zynde, en niet overgegaan tot den staat van rotting, in welke zy eerst goed zyn om gegeten te worden, van een sterk samentrekkenden aart. Haar wringende smaak is genoeg, om, op het eerste proeven, zelfs den onkundigste daar van te overtuigen.
Is het dit samentrekkende ook, dat haar het vermogen zou kunnen geven van den Lintworm uit te dryven? Wy zien, dat andere wormdryvende middelen ook, in eenen meerderen of minderen graad, samentrekkende zyn. Volgens het getuigenis van den Heere vogel, is de Cortex Peruvianus, die buiten allen twyffel van eene samentrekkende natuur is, van een uitstekend gebruik in de Wormziekten. Andere Geneeskundigen getuigen dit zelfde.
De wortel van Varem, het specisiecq middel tegen de Lintwormen van Mevrouw nouffer, by de Ouden daar voor reeds bekend, en door haren Man slechts der vergetelheid onttrokken, heeft dit samentrekkende mede, hoewel in eenen minderen graad, ten minsten zoo wy eenigen staat mogen maken op het geen dodonaeus en lemery daaromtrent aantekenen.
Heeft ook het wrange, het zuure van deze onrype vrucht, het bovenverhaald uitwerkzel kunnen te wege brengen? Mespili Fructus subausterus, zegt vogel in zyne Materies Medica. Volgens lemery, bevatten de Mispelen veel aardachtig zuur-zout in zich.
Hier valt my eene plaats in van aetius, die, myns bedunkens, deze gedagten schynt te staven. In universum enim omnia, zegt hy, quae Lumbricos educunt, aut per acredinem occidendo, aut per amaritiem subducendo, &c. efficacia cognoscuntur. Ook heeft men onder de meestgeroemde wormdryvende middelen, verscheide, die enkel dit vermogen bezitten uit hoofde van hunne zuurheid, of voor het minst van eenig zuur beginsel, dat zy in zich bevatten. Van dien aart zyn de azyn, het Vitriolum Martis en eenige ontbindingen van het Koper.
Zoo het deze hoedanigheid zyn mogte, die in het bovenverhaald geval, het gevolgde uitwerkzel heeft te weeg gebragt, zouden de onrype Mispelen dit nog hebben voorgehad, dat zy, uit hoofde van hare hardheid, niet genoegzaam door de werking der mage kunnende worden te ondergebragt, meer of min in hun geheel, en ongekookt naar de darmen gevoerd worden, en daar hunne wrang- | |
| |
heid met zich voerende, ook hierom te beter in staat zyn geweest om den Lintworm uit te dryven.
Eindelyk, hebben de Mispelen by myne Lyderes niet slechts enkel verstrekt als een voermiddel, en moet hunne werking derhalven niet beschouwd worden in verband met de werking van het daarop toegediend purgeermiddel?
De geleerde en waarlyk groote Leydsche Hoogleeraar s.d. hahn, tot myne onuitsprekelyke droefheid, en ten wezentlyke nadeele van het Gemeenebest der Hollandsche Hooge Schoole, welke hy tot luister verstrekte, te ontydig door den dood ontrukt, op wiens onschatbare vriendschap ik my beroemen mogt, en wien ik, eenige weeken voor zyn dood dit geval mededeelde, ten einde deswegens zyn Hoog-Geleerdens gedachten hieromtrent te mogen weten, scheen van dit denkbeeld niet afkeerig te zyn. Zyn Hoog-Geleerde, namentlyk, zeide my, dat deze vrucht, op de voorverhaalde wyze gebruikt, met het daarop toegediend buikzuiverend middel, zeer wel, naar zyne meening, het gevolgde uitwerkzel kon daargesteld hebben, als zynde deze vrucht van eene zeer harde en vaste zelfstandigheid, en daar door te meer geschikt, om de uitwerping te bevorderen. Men heeft te meermalen, in het beoeffenen der Geneeskunde, zich van een hard en moeijelyk te verduwen voedsel of geneesmiddel bediend, om, met behulp van een daarop ingegeven vermogend purgeermiddel, Wormen, en byzonder Lintwormen, uit te dryven.
De evengenoemde Hoogleeraar was meestal gewoon, op deze wyze te handelen met zyne wormzieke Lyderen, welke hy, alvorens een of ander wormdryvend middel te laten gebruiken, aanriedt eenig vast voedzel, als Ossenvleesch, Stokvisch, Aardappelen, Wortelen, en diergelyke te nuttigen, en meestal met dat gevolg, dat de Wormen, door deze vaste massa voortgestuwd, te gemaklyker werden uitgeworpen.
Niet weinig word deze gedachten, zoo wy die aannemen willen, gestaafd door het geen de beroemde van zwieten zegt, in het 4de Deel zyner Commentarien, bladz. 725 en en 726. Daar namentlyk is die groote Man van oordeel, dat de wormdryvende middelen gevoegelyk kunnen gebragt worden tot drie classen, welke eerste hy bepaalt tot die middelen, quae aspera ac scabra sunt, & a quibus speratur, quod motu peristaltico intestinorum mota & pressa, tenera vermium corpora destruerent, vel multum laederent; unde mortui, vel saltem debilitati, vermes facilius expelli pos- | |
| |
sent de corpore. Ten voorbeelden hier van brengt hy by het Stannum rasum en Corallum rubrum, in gelyke deelen, door mead, het Stannum purum door asten, en de Corallina door gesnerus, met zeer goed gevolg, tegen de Wormen toegediend. In dit geval zouden de kernen of steenen der Mispelen niet weinig hebben toegebragt, en het uitdryven van den Worm een gevolg geweest zyn, zoo van het gebruikte purgeermiddel, als van de onrype gegeten Mispelen.
Hoe dit ook zy, ik kan, tot nog toe, met eenige zekerheid, zoo uit hoofde van de enkelheid van het geval, als zy de het my nergens by eenig Schryver voorgekomen, en zynde ik nog niet weder in de gelegenheid geweest, het gebruik der Mispelen tegen den Lintworm te beproeven; ik kan, zeg ik, tot nog toe, geene juiste bepaling maken, aangaande de oorzaak der volkomene uitdryving van den Lintworm, in het voorverhaalde geval. De weinige kunde die wy hebben omtrent de waare eigenschappen van ieder geneesmiddel in het byzonder, en omtrent die byzonder eigene hoedanigheid, die dit of dat middel, op deze of die bepaalde wyze, doet werken, is de oorzaak, dat wy, door middel van eene Analogische beschouwing, en daar uit afgeleide gevolgtrekkingen, niet ten vollen uit de werking van het eene middel tot die van een ander besluiten kunnen. Nieuwe proefneemingen, nieuwe ontdekkingen, zullen 'er noodig zyn, om te beslissen, of de Mispelen wezentlyk iets tegen den Lintworm vermogen.
Ondertusschen heb ik niet kunnen nalaten, myne waarneming en aanmerkingen over dezelven, hoe gering dan ook het een en ander aan dezen of genen moge toeschynen, waereldkundig te maken. Mogelyk zullen zy nog van eenig nut zyn; mogelyk zullen zy nog dienen, om den eenen of anderen kundiger en geoeffender Arts aan te zetten tot het nemen van andere proeven, om daar door ontdekkingen te doen, die van belang kunnen zyn voor zoodanige Lyderen, die, na het vergeefs beproeven van verscheiden, zelfs van de vermogendste, geneesmiddelen, jaren lang, een kwynend leven voortslepen.
Ik zal eindigen met het zeggen van van zwieten, Minime improbabile videtur, quod plura alia detegentur, sive casu sive attenta observatione & variis tentaminibus prudenter institutis. Summa talium utilitas stimulum addet Medicis, ut in haec inquirant ulterius.
|
|