Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHedendaagsch zedetafereel: de dwaasheid, om 't weezenlyk genot des leevens op te offeren aan een valschen smaak voor grootheid en pragt, ten toon stellende.(Naar 't Engelsch gevolgd.)
't Eenvoudig is reeds lang verdreeven;
De hovaardy groeit aan op 't mindren van de magt,
Men zou de Vryheid, Eer, ja 't al ten beste geeven
Tot voedzel zo van Staatzugt als van Pragt,
En veelen, als ze zien het einde hunner schatten,
Beginnen t'eenemaal als dollen uit te spatten.
Hollandsche spectator, II. D. LXXXIV Vertoog.
'Er zyn eenige gemeene, maar aangenaame, Gemakken en Geryflykheden des leevens, welker gemis geen Fraaiheid van Toestel kan vergoeden. Naardemaal zy, egter, niets hebben van uitwendig, en in 't oogloopend vertoon, worden zy dikwyls opgeofferd aan de voldoening van ydelen Trots. Veeler zo slegt beraadene als ongelukkige verkiezing is te veel voor 't oog van anderen, en te weinig voor hun eigen Hart, Genoegen en Voldoening, te leeven: zy bekommeren zich meer om Gelukkig te schynen dan te zyn. Volgens den hedendaagschen Leeftrant, moet men, by alle gelegenheden, een groot figuur maaken; en wanneer men een schitterend vernis over alles kan stryken, bekreunt men zich niet over de weezenlyke gesteltenis zyner zaaken. Niet weinigen toonen in geheel hun gedrag een soortgelyk zwak als de Franschman, die liever zonder hemd wilde gaan dan zonder lubben, liever als een arm Graaf wilde sterven, dan leeven in den overvloed en onafhanglykheid van een welvaarend Koopman. Het heerschend kwaad is een Leeven naar de Mode ten | |
[pagina 546]
| |
Afgod te stellen, waar aan men alles opoffert; dan, de zegeningen, in dien dienst verworven, beantwoorden volkomen aan de natuur des gerookten Afgods: ze zyn alle ingebeeld, en missen 't waare weezen; ze blyken, by de uitkomst, ydele droomen, harssenschimmen, te zyn, die eenigen tyd voor de zinnen en verbeelding speelen, en, met derzelver verdwyning, den bedroogen Mensch in een onuitkomelyken poel van tydlyk verderf doen nederstorten. 't Is, in de daad, onverantwoordelyk te zien, dat Familiën, van goede middelen en rang, terwyl zy zichzelven 't genoegen van een ruim en ryk voorziene tafel ontzeggen; terwyl hun Keuken het verblvf is van Koude en Honger; (terwyl zy hunne Naasten en Bloedverwanten veragten, wanneer zy de onherbergzaame en ongastvrye wooning voorby gaan,) niet schroomen verkwistend ryklyk te weezen, in het aanleggen en veranderen van Gebouwen en Buitenplaatzen, in het steeds verwisselen van kostbaar Huiscieraad, in pragtige Kleeding en verderen Toestel; by openbaare Vermaaklykheden, en Plaisierpartyen op binnenlandsche reisjes, of verdere togten, alleen, vermaakshalven, genomen; of liever om dat dit te doen de Mode medebrengt. Om deeze op de leest der Mode geschoeide ryklykheid van Uitgaven te kunnen voldoen, berooven zy zichzelven van genietingen, welke zy weeten en erkennen dat meer en weezenlyker genoegens schenken. Want wie hunner keert na huis van de luidrugtige en geldspillende nagtvermaaklykheden des Winters, of de daar aan gelyke Zomeruitspanningen, zonder te klaagen over vermoeienis, verdriet en wansmaak? Zy hebben zichzelven vertoond, zy hebben anderen gezien, die zich vertoonden, en dezelfde rol speelden: veel fraais en schitterends streelde voor eene wyl hun oog; maar hebben zy de aangenaamheden gesmaakt van Huislyk genoegen, of de bedaarde geneugten, die welgeregelde Gezelligheid hun kon schenken in hunne Huizen, op hunne Buitens? Hebben zy zich niet beroofd van de vertroostingen, die het welgesteld hart ontleent uit een onbekrompen en onbezwaarden Staat zyner middelen, en ontvangt door de agting en liefde, welke anderen den Man toedraagen, wiens Gedrag Geschiktheid is. De gemelde zyn, nogthans, op verre na niet van de slimste soort, hoe veragtlyk ook by den weldenkenden. ----- Zich over hals en hoofd in Schulden te steeken, in geduurig gevaar te leeven, om door Schuldeischers op de rolle gebragt te worden, is by eenigen een voorwerp van hedendaagsche Eerzagt. Zy houden zich overtuigd van de dwaasheid van zyne schulden te betaalen voor Lieden van Fatsoen: en hebben de onderscheiding gevat, van Eer en Eerlykheid; het laatste voor den geringen Burger overlaatende, en zich alleen aan het eerste houdende, 't welk, naar hunne drogredenkundige | |
[pagina 547]
| |
wyze van denken, met het ander geene gemeenschap heeftGa naar voetnoot(*). Eene Dagvaarding te wagten, of reeds gekreegen te hebben, stelt hen gelyk met dien * * * * met dien * * * met dien * * * * *. De jammerzalige naavolger van schitterende Behoefte, van opgeblaaze Grootshartigheid, van getytelde Schandvlekken en Pesten der Maatschappye, zal zyn laatste Geld besteeden, zyne Vryheid, zyne Eer, vell hebben, om een Man van Fatsoen te vertoonen. Hy pocht dat hy gelukkig is; want hy is een Man van de Wereld; hy weet te leeven, en verstaat volkomen het geheim, voor laagere zielen ondoorgrondelyk, het Scavoir Vivre. Hy steekt de borst op, ziet met een oog van veragting neder op den Eerlyken Medeburger, verwaardigt hem met geen groet ----- of dezelve is gepaard met eene houding, dat men liever niet, dan op die wyze, zou gegroet weezen: Dan geef deezen Verwaanden, dit ondraagelyk Schepzel, de Onderscheiding, welke hy, in zyne bedwelming, aanmerkt als de bron van Geluk, en voor zyne Eer noodzaaklyk agt. Staa hem toe dat hy Smaak, kieschen Smaak hebbe, om iet keurigs, kostbaars, uit te denken, te beschikken; laat hy een Man van de groote Wereld weezen, en allen eisch hebben op het zo geliefde Scavoir Vivre: dit immers is het toppunt zyner wenschen. ----- Hy kan, te midden van dit alles, niet ontkennen, dat hy dag aan dag door zyne Schuldeischers gemaand wordt, dat hy nauwlyks langs den weg konne gaan, zonder deezen of geenen te ontmoeten, dien by liever niet zag, om de onaangenaame herinnering of de nog lastiger aanspraak van Lieden, die hy gaarne zonder groet zou laaten loopen; doch de Vryheid gebruiken om eisch te maaken op hun wettig eigendom. Hy kan, aan zyn tafel zittende, de onbetaalde beete niet in den mond steeken, den zints jaaren schuldigen wyn niet drinken; de kleederen, by den Winkelier en Kleermaaker nog openstaande, niet aantrekken, enz, zonder zomwylen te denken dat van dit alles niets zyn eigen is, dat hy zich mest met het zweet van den Ambagtsman en den Winkelier. Indien hy het zo verre gebragt hebbe, dat hy geene onaangenaame of ongemaklyke aandoeningen gevoelt, als hy denkt om zyn eigen bekommerlyken toestand, of de gevolgen, die zyn gehouden gedrag op anderen, geheel onschuldigen, heeft, dan doet men hem geen ongelyk met hem te beschryven, als een laage, onwaardige en geheel verbasterde Snoodaart. ----- Doch gevoelt hy dat onaangenaame, dat ongemaklyke, waar, bid ik u, is dan zyn zo hoog geroemd Genot, waar zyn vermeend Geluk? Hoe veel meer hadt hy genooten, hoe veel | |
[pagina 548]
| |
gelukkiger ware hy geweest, hadt hy zyn Leevenskoers afgebaakend naar Rede, naar Pligt, naar zyne Middelen; hadt hy het Huislyk genoegen gezogt in een welgeregeld Gezin, zich geagt, vertrouwd en bemind gemaakt by allen; zonder te vreezen voor den lastigen Schuldmaaner en Regstvervolger. ----- 't Is waar, hy zou dan niet uitgeschitterd hebben onder zyne Medeburgeren; hy miste dan de nu misschien verworve eer van de Eerste, of de Eenige in zyne Stad te weezen, die Menschen wist te ontvangen, en niet Hollandsch ----- Boersch ----- te onthaalen: doch, in vergoedinge hier van, was hy mogelyk gezond, in ruimen doen, goed van naam, wel te vrede. Hoe veelen worden 'er niet gevonden, die men zelden ziet, van welken men zelden hoort, en egter, in de stilte en gerustheid eens Burgerlyken Leevens, alles genieten wat dit ondermaansche kan opleveren om deezen Staat genoeglyk te maaken, de onvermydelyke onvolmaaktheden te verkleinen, en de lasten, die denzelven drukken, te verligten. In stukken van een minderen aart, en die geen onmiddelyke betrekking hebben tot het Zedelyk gedrag, is dezelfde voorkeus van Uiterlyk Vertoon, dezelfde verwaarloozing of agteraanstellen van Weezenlyk Genot, als deeze tegen elkander overstaan, maar al te dikwyls zigtbaar. 'Er zou geen einde zyn aan de optelling der gevallen, waarin de valsche Smaak den meester speelt. Hoe menigmaal is de schikking van een Huis, om te beter van buiten te vertoonen, ongemaklyk voor den Bewoonder? Hoe dikwyls een Rydtuig gevaarlyker of zwaarder, om 't oog des voorbygangers te trekken, door iets nieuws in de gedaante en het maakze!? Onze Kleeding is met overtolligheden overlaaden, of vol hinderlyke onvolkomenheden, naar dat de Mode, die Proteus, de grilzieke bevelen uitdeelt. Wy eeten, wy drinken, wy zien en hooren, niet maar onzen eigen Smaak, en volgens onze eigene Zintuigen; naar zo als de gezagvoerende mode wil. In de verfynde Eeuw, welke wy beleeven, wil elk bykans voor een Man van Smaak gaan. Van de hoogste tot de laagste rangen zyn 'er Wetgeevers, Voorgangers, die het aan geen volgers ontbreekt. De vraag valt niet wat regt, voorzigtig, behaagelyk, dienstig, gemaklyk is: neen, maar wat met de Mode strookt. Ook ontdekt zich dit heerschend kwaad, op eene aanmerkelyke wyze, in den aanleg van Tuinen, van Lustplaatzen. Een plek gronds te vooren verdeeld in Bloem- en Moestuin en Boomgaard, 't geen 's Voorjaars de cieraaden der Lente vertoonde, de rykdommen des Zomers, en de vrugten des Herfsts verschafte, en dus allen daadlyk genot opleverde, 't geen 'er van getrokken kon worden, moet geheel hervormd, en in een Engelschen of Americaanschen Tuin herschaapen; dikwyls op eene gedrogtlyke en belachlyke wyze Planten, welker naamen den Bezitter, als hy wandelt en des gevraagd wordt, doen verle- | |
[pagina 549]
| |
gen staan, beslaan den grond daar voorheen Vrugten groeiden, welke hy kende, en vermaak in den groei schonken, zyn tafel vercierden en vervulden. ----- Men trekke dit niet te verre, als of wy hiermede het aankweeken van vreemde Planten en Gewassen, in 't algemeen, wraakten, verre van daar, alleen wilden wy dit overgelaaten hebben aan Lieden, wier Liefhebbery daar op valt, en zeer voegelyk, ter voldoening van dezelve, een gedeelte gronds schikken: dan, 't geen in de zodanigen te pryzen is, is in anderen belachlyk, dewyl zy niet door eigen smaak geleid; maar door de Mode bestuurd worden. ----- Hoe veele Buitenhuizen derven, om daar aan te voldoen, gemakken en geryflykheden. Geen regte Laanen van deftig hoog opgaande Boomen meer, roept die Gezaggeefster, en alles krygt bogten, alles verandert in slingerende Laanen van onderscheiden aanleg. Men raadpleegt niet met zich zelven, noch onderzoekt, wat zou my best gevallen' maar geeft het over aan den Ontwerpmaaker, die in den heerschenden smaak is, en zyne dikwyls grillige verkiezing stelt de wet aan den Eigenaar, die misschien reeds, eer 't werk voltooid is, of, korten tyd daar naa, zich zyner dwaasheid zal beklaagen: of zugten over de heerschappy der ligt veranderende Mode, die zyn aanleg, binnen kort, wraakt. Verstandiger handelde de ouderwetsche Hollander, die een Boeren-Buiten, teffens tot een Zomerverblyf voor den Heer geschikt, en met alle gemakken voorzien, bezat. Een Vriend, die een Buiten van eenen geheel anderen aanleg hadt, by zich hebbende, stelde deeze hem voor. Gy hebt hier een wonder fraaije gelegenheid; welke heerlyke gezigten! en schoone Landsdouwen! Ik moet bekennen, dat het hier uittermaate vermaaklyk is; doch het verwondert my, dat gy u niet toelegt, om uw Huis wat meer gemaks en cieraads by te zetten, dat zou ligt uit te werken zyn. Gy behoefde slegts een voet of tien van uw Dorschvloer te verliezen, en de onkosten zouden, naar ik het by my zelfs reeds overlegd heb, gering zyn. Met een duizend Guldens of tien, zou men al veel kunnen doen.... Doch hy antwoordde, hem in de reden vallende, ‘Ik begeer geen duimbreed van myn Dorschvloer te verliezen. Myn Huis en al wat 'er by of omtrent is, zal blyven, gelyk ik het van myne Ouders ontvangen heb, en ik meen alleenlyk te zorgen, dat het voor verval bewaard wordt, en al wierd my de vereischte somme geschonken, zo zou ik ze, op voorwaarde van ze daar toe te besteeden, weigeren aan te neemen. Ik zou 'er niet alleen niets by winnen; maar op allerlei wyzen by verliezen. Ei lieve myn Heer, zo ik myn Huis ophaal en vercier, zal ik 'er geruster in kunnen slaapen, smaaklyker eeten, myne Vrienden, met meer vermaak en hartlykheid onthaalen? Wat ontbeer ik hier tog, dat my weezenlyk noodig is, om alle de aangenaamheden van het buitenleeven te genieten? | |
[pagina 550]
| |
Daarby, kom ik eens tot de gril van myn Huis aanzienlyker te willen maaken, zo diende alles met die verbetering wel evenmaatig te zyn, en zo moeten myne schoone Vrugtboomen en Moestuinen plaats maaken voor Parterres, breede Laanen en Starrebosschen, en aldus zal myne milddaadige Voedster een duur Houwkind worden. Myne Meubelen zullen ook pragtiger moeten worden, en, in plaats dat ik deeze zonder zorg of dwang gebruik, zal ik een slaaf van de nieuwe zyn. Voeg daar by, dat ik zelfs met een pragtig Gebouw en cierlyker Lusthof, al verloor ik 'er niets by, dit stuk goed niet zou willen verruilen. Ik kom op 't Land de Kunst ontvlieden, en de Natuur een lang bezoek geeven, en vind haar niet in marmeren Vaazen, vergulde Beelden, veelverwige Parterres; maar in Koornvelden, Bosschen, Weiden, Boomgaarden. ----- Uit Eerzugt zal ik nog min diergelyke zotheid onderstaan: want al was ik dwaas genoeg om in zulke onderwerpen eenigen luister te zoeken, zo zou het my onmogelyk weezen, myn Lusthuis met de aanzienlykste te evenaaren, en de tweede rang zou my al zo onverschillig zyn, als de laagste. Een eer, die my met duizend anderen gemeen is, agt ik naauwlyks een EerGa naar voetnoot(*).’ Men moge dit antwoord, dat gedrag, styf noemen, daar over den neus opschorten; wie niet voor de gezagvoerende Mode knielt, zal 'er veel waarheids, wat schryf ik? loutere waarheid in vinden: en de keuze van dien Man, in zyne omstandigheid, als verstandig toejuichen. Dit neemt niet weg, dat Buitenplaatzen van eenen anderen smaak, anderen beter voldoen, en, in zo verre zy hunne eigene welberaadene verkiezing volgen, in derzelver aanleg, zonder het oor te leenen aan de uitspraaken der Mode, kunnen zy in een grootscher trant, verstandig handelen, 'er, op den duur, weezenlyk genot van trekken, Gelukkig is die verscheidenheid van neiging, zy weert een doodsche eenzelvigheid, geeft werk aan vernuften van onderscheiden stempel, en arbeid aan den eerlyken daglooner. 't Gezond Verstand keurt eene alzins styve en onverzettelyke gesteldheid op het oude niet min af dan de wisselziekheid van aart, die zich laat slingeren en inneemen door elke nieuwe Snof, die, gelyk Vader vondel, reeds schreef
opkomt met elke nieuwe Maane.
|
|