| |
Uittrekzel van eene reize, door de capiteins Cook, Clerke en Gore, naden Stillen Oceaan, in de jaaren MDCCLXXVI, MDCCLXXVII, MDCCLXXVIII, MDCCLXXIX en MDCCLXXX, met de schepen de Resolution en Discovery, om ontdekkingen in het noorder halfrond te doen.
(Vervolg van bladz. 451.)
Capitein cook, op den twintigsten van May 1778 Prins Williams Sound verlaatende, steevende, volgens de strekking der kust, Zuid-Westwaards aan, en ontdekte op den één en twintigsten een hoog Voorgebergte door hem Kaap Elizabeth geheeten, 't geen hy eerst verkeerdlyk nam voor den Westlyken Uithoek van America; doch, korten tyd daar naa, zag hy meer lands westwaards aan, en bevondt
| |
| |
dat het geen hy voorheen verondersteld hadt de Westkaap van America te weezen, de twee uitersten waren van den ingang eener breede Riviere, waarin hy meer dan zeventig Mylen opzeilde, eer hy zich volstrekt verzekerd hield, dat het geen Straat was, tot den Noorder Oceaan leidende. Deeze Rivier is naderhand, op uitdruklyken last van Lord sandwich, Cook's Rivier geheeten.
Indien de ontdekking, schryft Capitein cook van deeze groote Rivier, die, zo 't zich liet aanzien, met de grootste reeds bekende om den voorrang dingt, geschikt mogt weezen tot een wyduitgestrekte binnenlandsche vaart, bleek nuttig te zyn, of voor het tegenwoordige, of voor het toekomende, Geslacht, zouden wy den tyd, daar op gesleeten, min moeten beklaagen. Maar voor ons, die een veel grooter oogmerk bedoelden, was het verwyl daar door veroorzaakt een weezenlyk verlies. Het jaarfaisoen verliep allengskens. Wy wisten niet hoe verre wy Zuidwaards mogten geraaken; en waren nu ten vollen overtuigd, dat het Vasteland van America zich verder uitstrekte dan de beste hedendaagsche Kaarten ons reden gegeeven hadden te verwagten. Dit maakte het bestaan van een Doortocht in Bassins- of Hudsons-Baay min waarschynlyk, of toonde, ten minsten, dat dezelve van grooter uitgestrektheid was. Het strekte my egter, tot voldoening, op te merken, dat, indien ik deezen zo aanmerkelyken Inham niet onderzogt hadt, dezelve door bespiegelende Vervaardigers van Landbeschryvingen aangenomen zou weezen, als iets daadlyk bestaande, dat dezelve gemeenschap hadt met Bassins en Hadsons-Baay Oostwaards, en was dan deeze Inham, misschien, in volgende Wereldkaarten, met meer nauwkeurigheids en zekere tekenen van daadlyk aanweezen, uitgewerkt, dan de ingebeelde en daarom onzigtbaare Straaten van de Fuca en de Fonte.
Eer Capitein cook deeze Rivier verliet, zondt hy den Luitenant king, in twee gewapende Booten, met last om te landen aan een landhoek, aan 't Zuid-Oosten van de Rivier, daar de Vlag te planten, bezit te neemen van het Land en de Rivier, in den naam zyner Groot-Brittannische Majesteit, en in den grond een vles te begraaven met eenige stukken Engelsch geld, geslaagen in den Jaare MDCCLXXII, en een papier waarop de Naamen der Schepen en den tyd der Ontdekkinge vermeld stonden. Deeze Landhoek kreeg den naam van Point Possession.
De Inboorelingen der nabygelegene Eilanden, en van de
| |
| |
Kust die veel handels dreeven met het Scheepsvolk, terwyl zy de Rivier op en neder voeren, hadden zulk eene treffende gelykheid met de Inwoonders van Prins Williams Sound, dat eene byzondere beschryving van dezelve geheel overtollig zou weezen als meest op herhaalen uitkomende. By de voorgaande aanmerkingen, wegens de Ontdekking deezer Riviere, voegt Capitein cook, 'er valt geen twyfel aan, dat 'er een zeer voordeelige handel zou kunnen gedreeven worden met de Bewoonders deezer wydstrekkende Kust; doch, indien een Noorder Doortocht niet doenlyk bevonden wordt, legt dezelve al te verre van Groot Brittanje om 'er eenig voordeel van te trekken.
Den mond van Cook's Rivier op den zesden van Juny uitgezeild zynde, hieldt Capitein cook verscheide dagen Zuid-West ten Westen aan, steeds de strekking der Kust volgende, houdende bestendig het Vasteland in 't gezigt, zeilende door ontelbaare Eilanden, en doorgaans met dik dampig weer.
Op den achttienden een Sloep na de Discovery moetende zenden, schoot een van 't Volk een zeer schoonen Vogel tot het geslacht der Valken behoorende. Dezelve was wat kleinder dan een Eend, zwart van Pluimadie, uitgenomen het voorste van den Kop, dat wit is; boven en van achter ieder Oog ryst een fraaye geelagtig witte kuif, agterwaards over gekruld als een Ramshoorn. De Bek en Pooten waren rood. Capitein cook giste dat het de Alca Monochrora van steller was, vermeld in de Historie van Kamtschatka; wy zagen naderhand verscheide van deeze Vogelen, en zomtyds by geheele benden.
Eenige Inboorelingen kwamen op den negentienden, met drie of vier Canoes, aanroeyen, zy hadden de Discovery eenigen tyd gevolgd en bereikten dat Schip eindelyk. Een hunner maakte verscheide tekenen, zyn muts afneemende en groetende op de wyze der Europeaanen. Een touw nedergelaaten zynde, hegtte hy daar aan een klein dun houten doosje; dit welvastgemaakt, iets gezegd, en eenige tekens gegeeven habbende, verlieten de Canoes de Discovery. Niemand aan boord hadt eenig vermoeden dat dit doosje iets zou behelzen, tot men, naa 't vertrek der Canoes, 't zelve toevallig openende, daar in een stuk papier vondt net opgevouwen, waarop iets geschreeven stondt, zo als wy veronderstelden in de Russische taal. Het jaartal 1778 las men boven aan, en in het geschrift
| |
| |
zelve werd geweezen tot het Jaar 1776. Niemand onzer was geleerd genoeg om het te leezen; dan de talletters weezen genoegzaam uit, dat anderen ons voorgegaan waren in het bezoeken van dit naar gedeelte des Aardbodems; anderen, die aan ons verbonden waren met andere banden dan die der gemeene Menschlykheid. De hoop, om welhaast eenige Russische Kooplieden aan te treffen, was streelend voor ons, die, in zo langen tyd, alleen verkeerd hadden met de Wilden van den Stillen Oceaan, en des Vasten Lands van Noord-America.
Capitein clerke was eerst van meening, dat eenige Russen hier Schipbreuk geleden hadden, en dat die ongelukkigen, Schepen ziende voorby vaaren, zich van dit middel bedienden om dezelve van hun toestand te onderrigten. Met Menschlievende Gevoelens, te dier gelegenheid vervuld, wilde hy byhouden, tot zy tyd mogten hebben om zich aan boord te vervoegen. Dit denkbeeld kwam by Capitein cook niet op, deezen dagt het duidelyk, dat, indien zulks het geval geweest ware, de Schipbreukelingen, om zichzelven en hunne Tochtgenooten redding te bezorgen, eenigen hunner in de Canoes na de schepen zouden gezonden hebben. Om deeze reden hieldt hy het voor veel waarschynlyker, dat het gevonden papier een berigtschrift was, agtergelaaten door eenige Russische Handelaaren, die zich onlangs op deeze Eilanden bevonden, om overgegeeven te worden aan de eerstkomende Russen; en dat de Inhoorelingen, Schepen ziende voorbyvaaren, dezelve voor Russische Schepen hielden, en beslooten hadden dit Briefje over te geeven, in de verwagting dat zy dan aan land zouden komen. Capitein cook zich hiervan verzekerd houdende, hieldt zich niet op met verder onderzoek na deeze zaake; doch zeilde Westwaards voort.
Op den één- en twintigsten 's middags, bevondt Capitein cook zich op twee mylen afstands van Halibuts Eiland. Rotzen en Klippen noodzaakten hem zo verre van 't land af te houden, dat hy de Kust slegts van verre zag tusschen Rock Pount en Halibut Eiland. Over dit en de nabygelegene Eilanden, kon hy het Land zien bedekt met sneeuw; doch inzonderheid eenige Bergen, welker hooge toppen door de wolken heen drongen. De Zuidwestlykste deezer Bergen ontdekte men dat een Vuurbraakende Berg was, die, by aanhoudenheid, zwaare kolommen zwarten rook opwierp. Dezelve is niet verre van de Kust afgelegen op de Breedte van 54o 48 en de Lengte van 195o 45. Hy steekt
| |
| |
uit door zyne gedaante, zynde een volmaakte kegel, en de Vuurmond is op den top. Zeldzaam zag hy deezen Berg of eenige andere deezer Bergen, geheel zonder wolken. Op enkele tyden was het beneden en boven helder: waarop een kleine wolk, zomtyds twee of drie, de een boven de ander, het middelste gedeelte, als een gordel, omvatte: 't geen, met den kolom van rook, tot een groote rechtstandige hoogte, uit den top opklimmende en voor den wind heenen als een staart van eene verbaazende langte uitwaaijende, eene zeer schilderagtige vertooning opleverde. 't Was opmerkenswaardig, dat de wind, op de hoogte tot welke de rook deezes Vuurbraakenden bergs opklom, zomtyds rechtstrydig was met den wind in zee, schoon dezelve fris opwaaijde.
In den naamiddag drie uuren lang voor stilte dryvende, vong het scheepsvolk meer dan honderd Heilbotten, eenige woogen honderd ponden, en geen minder dan twintig. Zy verschaften ons eene rechttydige verfrissing. Op de hoogte daar wy vischten, op een afstand van drie of vier mylen van 't strand, kwam 'er een kleine Canoe, geroeid door één Man van een nabyliggend Eiland. Het schip naderende, nam hy den hoed af, en boog zich gelyk de voorgaande Bezoeker van de Discovery op den voorgaanden dag gedaan hadt. 't Bleek klaar, dat de Russen gemeenschap en handel met deeze Volken moesten gedreeven hebben; niet alleen uit hunne aangeleerde beleefdheid, maar uit het voorheen overgeleverd Briefje. Doch thans hadden wy hier van een nader bewys: deeze Man hadt een groenen laakenschen broek aan, een overrok van zwart laken of stof, en een onderkleed van de kleederdragt aan deeze streeken eigen. Hy hadt niets te ruilen, dan een graauwe Vossenhuid, en eenig Vischtuig of harpoenen; de punten, een voet en meer lang, waren net van been gemaakt, van dikte als een wandelstok, en gesneeden. Hy voerde met zich een blaas, gevuld met iets 't geen wy veronderstelden traan te zyn; want hy opende dezelve, nam 'er een dronk uit, en bondt ze weder digt.
Op den zes en twintigsten was, schoon de dag aanbrak, het weer zo dik en nevelagtig, dat men geen drie scheepslengten kon vooruitzien; doch de Wind vry gemaatigd zynde, waagde Capitein cook het door te zeilen. Ten half vier uuren werd hy ontrust, hoorende het geluid van blinde klippen aan den boeg van 't bakboord. Het lood neemende, vondt hy acht- en twintig vademen waters, by
| |
| |
het volgend worp vyf- en twintig. Onmiddelyk deedt hy het schip wenden en ankerde ter laatstgemelde diepte, de Discovery, die zeer naby was, toeroepende om mede te ankeren. Naa het verloop van weinig uuren, zag hy, den nevel een weinig opgeklaard zynde, dat hy een zeer dreigend gevaar ontkomen was. Hy bevondt zich drie vierde van een myl van de Noord. Oost zyde eens Eilands, 't geen zich van het Zuidwesten tot het Noordoosten op omtrent een myl afstands uitstrekte. Twee hooge rotzen, de een Zuid ten Oosten en de ander Oost ten zuiden, waren ieder omtrent eene halve myl van de Schepen: en omtrent even verre van elkander. Verscheiden blinde klippen lagen 'er rondsom, nogthans schryft Capitein cook, hadt de Voorzienigheid, in die donkerheid, de Schepen tusschen die rotzen heen gestuurd, 't geen ik op klaaren dag niet zou hebben durven waagen, en ons geleid op eene ankerplaats zo goed, dat ik geen beter zou hebben kunnen kiezen.
Het Eiland, werwaards zy, op deeze Voorzienige wyze, heen geleid waren, ligt ten Zuiden van Oonalashka, een ander Eiland, waar zy, naderhand, eene heerlyke haven vonden, en werd door de Inboorelingen Samganooda geheeten. Hier nam hy water in, doch vondt geen hout. Oonalashka is een dier talryke groepen van Eilanden, welke zich tot op een zeer grooten afstand Zuidwestwaards uitstrekken, van een zeer uitsteekende Kaap aan 't Vasteland van America, liggende op 51½o Noorder breedte; op de Kaart van Capitein cook Alaska geheeten. Dit Eiland naderende, zagen zy eenige Inboorelingen twee Walvisschen sleepen, welke wy veronderstelden dat zy zeer kortling gedood hadden. Eenigen hunner vervoegden zich nu en dan by de Schepen, en ruilden zommige kleinigheden met het volk; doch bleeven nooit langer dan een vierde van een uur agter een aan boord. Zy scheenen schuw; het Scheepsvolk oordeelde egter dat onze Schepen hun niet geheel vreemd voor kwamen. Zy gedroegen zich ook met eene maate van beleefdheid, niet bekend by geheel wilde Stammen.
Terwyl de Schepen in de haven van Samganooda lagen; kwamen verscheide der Inboorelingen, ieder in een Canoe, en ruilden eenig Vischtuig voor Tabak. De Canoe van een hunner, een jongman, viel om aan de zyde van een onzer boots. Ons Volk greep hem, doch de Canoe dreef weg, en werd door een ander opgevischt en
| |
| |
aan strand gebragt. De jongeling was, door dit toeval, genoodzaakt aan boord te komen; op de eerste innoodiging trad hy in de kajuit, zonder de minste wederzin of weigering te betoonen. Zyn kleed was een overrok, gelyk een hembd, gemaakt van de huid eens grooten Zeediers, waarschynlyk van een Walvisch; daar onder hadt hy een kleed van dezelfde gedaante, toegesteld van Vogelhuiden met de vederen daarop, netjes zamengenaaid, de gevederde zyden droeg hy na 't lyf toe: het was afgezet of uitgemonsterd met stukjes zyden stof; zyn muts was vercierd met twee of drie soorten glaaze koraalen. Zyne eigene kleederen nat zynde, gaf Capitein cook hem andere, die hy zelve aantrok en dit zeer vaardig. Uit zyn gedrag en dat van eenige anderen, werd hy verzekerd, dat dit Volk niet geheel vreemd is van de Europeaanen, en eenige hunner gewoonten. Doch 'er was iets aan onze Schepen, dat hunne nieuwsgierigheid gaande maakte: want de zodanigen die niet in Canoes konden komen, verzamelden op de nabygelegene bergen om ze te zien.
Kort naa het ankeren, bragt een der Inboorelingen, een dergelyk Geschrift over, als Capitein clerke voorheen ontfangen hadt; doch het was in de Russische Taal opgesteld, welke niemand, gelyk wy reeds opmerkten, kon leezen. Dewyl het van geen dienst kon zyn voor Capitein cook, en voor anderen van gewigt, gaf hy het den Brenger weder, en liet hem vertrekken, met eenige kleine geschenken: waar voor hy zyn dank betuigde door het maaken van eenige buigingen als hy heen ging.
's Anderen daags zag Capitein cook, langs strand wandelende, een hoop Inboorelingen van beiderlei Sexe gezeten op het gras, het morgen ontbyt neemende, bestaande uit raauwe visch, welken zy, met zo veel graagte, nuttigden als wy een Tarbot met de best toegemaakte sous zouden eeten. Dikke nevels en tegenwind hielden Capitein cook daar tot den tweeden van July, 't geen hem gelegenheid verschafte om eenige nadere kennis van het Land en de Inboorelingen op te doen.
('t Vervolg hier naa.)
|
|