Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLevensbyzonderheden en werken van den hoogleeraar Pieter Simon Pallas.Overgenomen uit de Travels into Poland, Russia, Zweden and Denmark. By william coxe, A.M.F.R.S.
‘Leevensberigten van nog leevende Geleerden, en een verslag van hunnen Letterarbeid te ontvangen, is een aangenaam onthaal. De oplettende en keurige Reiziger Coxe vondt zich door den Heer pulteny in staat gesteld om dit te verschaffen, ten opzigte van den beroemden Hoogleeraar pieter simon pallas, en de Leezer zal ons dank weeten, dat wy, die berigten van hem overneemende, ons Mengelwerk daar mede opcieren.’
De geleerde en uitsteekende Natuurkundige en wydvermaarde Reiziger Dr. pallas, van Petersburg, is de zoon | |
[pagina 477]
| |
van simon pallas, Hoogleeraar in de Chirurgie te Berlyn, en eerste Chirurgyn van het Hospitaal te dier Stede. Deeze maakte zich, onder de Schryveren, bekend door eene Verhandeling over Chirurgicaale Bewerkingen, in den jaare MDCCLXIII uitgegeeven, en een Byvoegzel tot dat Werk, over de kwaalen der Ingewanden, in 't jaar MDCCLXX, in welk jaar hy stierf, den ouderdom van zesenzeventig jaaren bereikt hebbende. Pieter simon pallas werdt in 't Jaar MDCCXXXI gebooren, en ontving waarschynlyk het eerste gedeelte zyner opvoedinge te Berlyn; doch hy ging in den jaare MDCCL na Gottingen, om onder den wydberoemden haller zyne Studien voort te zetten; deezen werd hy sterk aangepreezen door Dr. meckel, zyns Vaders Amptgenoot te Berlyn, Hoogleeraar in de Ontleedkunde. De Heer pallas trok na Holland, om aan Leydens Hoogeschool een ryken oogst van kundigheden in te zamelen; hier beklom hy dewaardigheid van Doctor in de Geneeskunde, in 't jaar MDCCLX, en schreef, te dier gelegenheid, eene keurlyke Verhandeling, onder den Tytel van Dissertatio inauguralis de Insectis viventibus intra viventia. Hier uit bleek, met hoe onvermoeiden yver hy zich hadt toegelegd om deeze schadelyke Diertjes te onderscheiden; met groote nauwkeurigheid beschreef hy, onder andere, de Wormen, in 't menschlyk Lichaam voorkomende. De bekwaamheden des Schryvers bezorgden hem reeds vroeg de gunst en bescherming van den grooten gaubius, toen Hoogleeraar in de Geneeskunde te Leyden; op diens aanpryzing schynt Dr. pallas zich in den Haage te hebben neergezet, waar wy hem in den jaare MDCCLXVI aantreffen, wanneer hy een zeer hoog geschat werk, zyn Elenchus Zoophytorum, uitgaf. De aandagt, door Dr. pallas besteed op de Zoophytes, of Dierplanten, by het naspeuren der Wormen, die in 't Menschlyk Lichaam huisvesten, en byzonder de vreemde natuur van de Tenia, of Lintworm, heeft hem, gelyk hy zelve bekent, geleid om zich op dit gedeelte der Natuurlyke Historie toe te leggen; waarin hy zulk een groote maate van naauwkeurigheid en verbaazenden arbeid betoond heeft. In dit Werk beschryft hy naa over de natuur deezer Dieren in 't algemeen gehandeld en de onderscheide gevoelens der Schryvers wegens de plaats, welke zy in het Stelzel der Natuure moeten bestaan, opgegeeven te hebben, meer dan tweehonderd en zeventig soorten van deeze | |
[pagina 478]
| |
Wormen en Diertjes, bekend onder de verschillende naamen van Polypen, Coraalen, Madreporen, Zeepennen, Lindwormen, Sponzen, Zeewaayers, enz. alle volgens eigene Waarneeming. Hy vondt zich in staat gesteld om dit Werk te verrigten met de beschryving eener groote verscheidenheid deezer voortbrengzelen, uit beide de Indiën aangebragt, door den vryen toegang, die hy hadt tot het Museum des Prinsen van oranje, en andere keurige Verzamelingen van Liefhebberen in Holland. Hy beschreef elke soort in 't breede, en gaf 'er een nieuwen naam aan, ontleend van de kenmerktekenende onderscheidingen; en 't geen de waardy van dit Werk grootlyks doet ryzen, bestaat hier in, dat hy, met onvermoeiden vlyt, zo veel hem mogelyk was, de naamen heeft opgespeurd door andere Schryvers zo oudere als laatere gebezigd: zulks maakt dit Boek van eene onontbeerelyke nuttigheid voor allen, die zich in dit vak der Natuurlyke Historie willen oefenen. Dat het Character van Dr. pallas, als een man van kunde, reeds voor de uitgaave van dit Werk, moet gevestigd geweest zyn, mogen wy vrylyk daar uit opmaaken, dat hy op den zevenden van Juny, des jaars MDCCLXIV tot Lid der Koninglyke Societeit te Londen verkooren werd, en het vóór dien tyd reeds was van de Keizerlyke Academie. 't Is waarschynlyk, dat de naam, door deeze Werken verworven, hem deedt besluiten om na zyn Geboortestad te trekken, waar hy in den jaare MDCCLXVII zich bevondt; in 't zelfde jaar werd hy door de Keizerin van Rusland geroepen tot het Hoogleeraarschap in de Natuurlyke Historie te Petersburg, en ten zelfden tyde tot Opzigter van het Museum aangesteld. De Russische Monarchen hadden, van tyd tot tyd, geleerde en kundige Mannen gezonden na de afgelegenste Landschappen huns wyduitgestrekten Ryks, om daar door de grenzen der Weetenschappen uit te breiden, en de Inwoonders kennis van nuttige kunsten te doen krygen. Omtrent den tyd dat de Hoogleeraar pallas zich te Petersburg nederzette, beraamde men een plan van twee dusdanige Reistochten. Dr. s. gmelin zou het opzigt over den eenen hebben, en pallas werdt aan 't hoofd van den anderen gesteld; de Heeren falk, lepekin, en guldenstaedt zonden hem vergezellen. In de maand Juny, des jaars MDCCLXVIII, verliet hy | |
[pagina 479]
| |
Petersburg, trok door Moscow, Volodimir, Casimof, Murom en Arsamas, tot Casan, een groot gedeelte van dat Landschap bezogt hebbende, overwinterde hy te Simbirsk. Van daar vertrok hy in Maart des volgenden jaars, door Samara en Orenburg, tot aan Guraf voorttrekkende, dit is eene kleine Russische Sterkte, gelegen aan den mond van de Rivier yaic of Ural. Hier onderzogt hy de grenzen van Calmuksch Tartarye, en de nabuurige oevers der Caspische Zee, door het Landschap Orenburg te rug gekeerd, bragt hy den tweeden Winter te Usa door. ----- Naa verscheide tochten in de omstreeks gelegene oorden van dat Landschap gedaan te hebben, verliet hy Usa op den zestienden van May MDCCLXX. en zette zyne reis voort door het Uralische Gebergte tot Catharinenburg, bezogt de Mynen van dat Landschap, doordringende tot Tcheliabinsk, eene kleine sterkte onder het gebied van Orenburg, en in December bereikte hy Tobolsck. ----- Het volgend jaar besteedde hy in het doortrekken van de Altai Bergen en het nagaan van den loop der Rivier Irtisch tot Omski en Kolyvan, waar hy de beroemde Zilvermynen bezogt hebbende, voorts na Tomsk vertrok, en dat jaar zyn Peistocht eindigde te Krasnoyarsk, eene Stad aan de Yeniséi. Te dier Stede, schoon slegts op den 56 Graad Noorder Breedte gelegen, was de koude zo streng, dat hy getuigen was van het natuurlyk bevriezen van Kwikzilver, welk zeldzaam verschynzel hy zeer nauwkeurig beschryft. ----- Van Krasnoyarsk vertrok pallas op den zevenden Maart MDCCLXXII, en ging over Irkutsk, stak het Meir Baikal over, om te Udinsk, Selenginsk en Kiakta te komen, plaatzen waar de Handel tusschen Rusland en China voornaamlyk gedreeven wordt. Gekomen zynde in dat gedeelte van Dauria, in 't Zuidoostlykst gedeelte van Siberie gelegen, reisde hy tusschen de Rivieren Ingode en Argoon, op geen grooten afstand van de Amoor. Van hier de grenzen langs trekkende, die het Russische Ryk scheiden van de Mongolsche Stammen, die onder China hooren, keerde hy weder na Selenginsk, en overwinterde andermaal te Krasnoyarsk. ----- In den Zomer, des Jaars MDCCLXXIII, bezogt hy Tara, Yaitsk en Astrakan, en besloot de reis van dat Jaar te Tzaritzin, eene Stad aan de Volga gelegen; van waar hy in de naastvolgende Lente zyne reis voortzette, en, op den dertigsten van July MDCCLXXIV, te Petersburg aankwam, naa eene afweezigheid van zes jaaren. | |
[pagina 480]
| |
De Hoogleeraar pallas heeft deeze groote en belangryke Reis beschreeven in vyf deelenGa naar voetnoot(*); een Werk, 't geen zyn reeds vermaarde naam nog wyder deedt klinken. In 't zelve geeft hy eene Land- en Plaatsbeschryving van de Gewesten, Steden en Dorpen, door hem op reize bezogt, vergezeld van een nauwkeurig verslag van derzelver Oudheden, Geschiedenis, Voortbrengzelen en Koophandel; hy heeft veele Stammen, die in onderscheide streeken, digt by de grenzen van Siberie, rondzwerven, nauwkeurig beschreven, en verslag gedaan van hunne zeden, gewoonten en taal: gewigtig heeft hy deeze Reisbeschryving voor de Natuuronderzoekers gemaakt, door veelvuldige ontdekkingen in de drie Ryken der Natuure, schoon hy die Reis in het Hoogduitsch opstelde, heeft hy by elk Deel een Aanhangzel in 't Latyn gevoegd, behelzende de beschryvingen van verscheide Viervoetige Dieren, Vogelen, Visschen, Insecten en Planten. Negen Kaarten, en honderd drie- en twintig Planten, verbeeldende verscheide Oudheden, Tartaarsche Kleederdragten, Afgoden, als mede veele Dieren en Planten, zetten aan het Werk luister en nutheid by. Reistochten van deezen aart, in onherbergzaame Gewesten, onder zwervende en meest barbaarsche Volken, zyn vol gevaars; dit heeft men te over ondervonden; bovenal was dit het ongelukkig lot der Reisgenooten muller en gmelin den Ouden, onder de regeering van Keizerin anna: niets dan een blaakende yver, tot het bevorderen der Weetenschappen, kan de Menschen tot het doen van zulke onderneemingen aanzetten. Op dien tocht sneuvelden de Heeren de l'isle en steller; en als of het ongeluk deeze Reizen op de hielen volgde, stierf, op de thans ondernomene, Dr. s. gmelin, veel van zyne papieren verlooren hebbende, van hartzeer en ziekte, in een klein Dorpje, op 't Gebergte CaucasusGa naar voetnoot(†); falk over- | |
[pagina 481]
| |
leedt onder den weg, en de Hoogleeraar lowitz werd onmenschlyk omgebragt door den oproerigen putgatchef. De Hoogleeraar pallas keerde behouden weder, schoon niet zonder veele moeilykheden ondergaan, en ter nauwernoode de dreigendste gevaaren ontworsteld te hebben: het slot zyner Reisbeschryvingen geregtigt ons om dit vast te stellen. ‘Op den dertigsten van July,’ schryft hy, ‘bereikte ik Petersburg met een zeer verzwakt Lichaam en gryze Hairen, schoon slegts drie- en dertig Jaaren bereikt hebbende; doch ik vond my veel sterker dan ik in Siberie geweest was, en vol dankbaarheids aan de Voorzienigheid, die my tot hier toe bewaard, en uit ontelbaare gevaaren verlost hadt.’ De Hoogleeraar pallas, meest bekend als een zeer bekwaam Natuurkundige, verdient ook een hoogen rang onder de Schryvers, die het hunne hebben toegebragt, om ons de ingewikkelde Geschiedenis te ontvouwen dier zwervende Stammen, welke verspreid zyn over de wydstrekkende Gewesten, van het hart van Siberie tot de Noordlykste Grenzen van Indie. Hy heeft, in een byzonder daar toe geschikt WerkGa naar voetnoot(*), ons de Staat-, Natuurkundige en Burgerlyke Geschiedenis opgegeeven van de Mongolsche Stammen, en een nieuw licht verspreid over de Jaarboeken van een Volk, welks Voorouder Rusland, China, Persie en Indostan vermeesterden; en, op meer dan één tydperk, misschien een wyduitgestrekter Ryk vestigden dan ooit door eenig Volk bezeten werd. De stoffe tot dit Werk verzamelde hy deels geduurende zyn' ommegang met de Mogollers, Buratten en Calmuken, deels uit de berigten van muller en gmelin. Tot dus lang hebben de meeste Schryvers, die over | |
[pagina 482]
| |
deeze Asiatische Stammen berigten op 't papier stelden, ze alle, zonder onderscheid, Tartaaren geheeten: de Hoogleeraar pallas heeft deeze verkeerde benaaming verbeterd, en onlochenhaar beweezen, dat de Mongolsche Stammen, van de Tartaarsche, te eenemaal onderscheiden zyn, en verschillen in Gelaatstrekken, Taal en Bestuur, en naar dezelve in niets anders gelyken, dan in de trek tot eene zwervende leevenswyze. Dit oorspronglyk Volk van Asia, welks herkomst, geschiedenis en tegenwoordige staat, het onderwerp uitmaakt van dit belangryk Werk, dagtekent zyne vermaardheid van den Stichter zinghis-khan. Wanneer zyne uitgestrekte Heerschappye, onder zyne Opvolgers in de Zestiende Eeuwe, in stukken geraakte, scheidden de Mongolsche en Tartaarsche Stammen, die één Ryk gevormd hadden, weder van elkander, en zyn, zints dien tyd, onderscheiden en onafhanglyk gebleeven. ----- De Mongolsche Stammen verdeelt de Heer pallas in drie voornaame takken, genaamd Mongollers, Oeraten of Calmuken, en Buratten; elk deezer beschryft hy afzonderlyk met die nauwkeurigheid, welke het merkteken is van alle zyne Schriften. Dit Deel, 't geen de Staat- Natuurkundige en Burgerlyke Geschiedenis behelst, zal gevolgd worden van een tweede, bestemd om een zeer omstandig verslag te geeven van hun Godsdienst, bestaande in den dienst van de Delai Lama. ‘Een Werk,’ gelyk de Heer tooke te regt opmerkt, ‘dat den voorraad van menschlyke kundigheden zal vermeerderen met ontdekkingen, voor 't grootste gedeelte, geheel nieuw, en welke niemand anders dan de Heer pallas in staat is mede te deelenGa naar voetnoot(*).’ In 't zelfde Jaar, dat de Heer pallas zyn Elenchus Zoophytorum uitgaf, liet hy ook te voorschyn komen eene Verhandeling, ten tytel voerende: Miscellanea Zoologica, quibus novae imprimis atque obscurae Animalium species describuntur & Observationibus Iconibusque illustrantur. Dit Werk is, voor een groot gedeelte, ingelyfd in eene uitgaave, 't volgend Jaar te Berlyn gedrukt, genaamd Spicilegia Zoologica, 't geen hy, by kleine Stukjes, op onbepaalde tyden uitkomende, vervolgd heeft tot het Jaar MDCCLXXX, wanneer het veertiende uitkwam. Het is met verscheide Plaaten opgecierd, en bevestigt de reeds | |
[pagina 483]
| |
verworven agting des Schryvers, als een zeer nauwkeurig Waarneemer en bevoegd Beoordeelaar in de Zoologie; het behelst een welvoorzien magazyn van kundigheden voor volgende Dierbeschryvers, niet alleen van wegen het groot aantal nieuwe Dieren, door den Heer pallas ontdekt op zyne reizen door het Russische Ryk; maar ook, uit hoofde van de veelvuldige nieuwe Waarneemingen op reeds bekende Dieren, en byzonder, om het licht, door hem verspreid, over de afkomst van verscheide Huisdieren, welker oorsprong tot dus lang zeer in het duister lag. De Schriften van den Graaf de tuffon, den beroemden Franschen Dierbeschryver, draagen, in de bygevoegde Deelen, overvloedige getuigenis van den arbeid, door den Heer pallas verrigt; en de Heer pennant, een der eerste Dierbeschryvers in Engeland, erkent meermaalen zyne verpligting aan den Petersburgschen Hoogleeraar, bovenal in de nieuwe uitgaave zyner Synopis of Quadrupeds; daar hy van den Heer pallas, in eene menigte van Brieven, zeer veele byvoegzels en verbeteringen ontvangen hadt. Voor de Academie te Petersburg las onze Hoogleeraar, in Juny MDCCLXXVII, op eene zamenkomst, die de Koning van Zweeden met zyne tegenwoordigheid vereerde, eene Verhandeling voor over de Wording der Bergen, en de Veranderingen, welke deeze Aardbol ondergaan heeft, inzonderheid voor zo verre zulks in Rusland blyktGa naar voetnoot(*). In den Jaare MDCCLXXVIII gaf hy in 't licht een Werk, genaamd: Novae species Quadrupedum e Glirium Ordine, waar in een groot aantal Ratten, en derzelver Ontleeding, beschreeven en afgebeeld wordt. Het Jaar MDCCLXXXI zag van zyne hand te voorschyn komen eene Enumeratio Plantarum quae in horto Procopii a Demidof Moscua vigent, of eene Lyst der Planten in den Hof van den Heer demidof, te Moscow. ----- Dit zelfde jaar kwamen van de Pers twee Deelen van een aangelegen Werk, in het Hoogduitsch, geheeten Neue Nordische Bytrage, of Nieuwe Noordsche Bydraagen, over verscheide Onderwerpen van Aardrykskunde, Natuurlyke Historie en Landbouw; in het jaar MDCCLXXXII zondt hy een derde Deel in 't licht; in deeze Stukken is een schat van Waar- | |
[pagina 484]
| |
neemingen tot opgemelde byzonderheden betrekkelyk. Twee Stukjes maakten dit jaar een aanvang van een nieuw Werk, getyteld: Icones Insectarum, praesertim Russiae, Siberiaeque, leverende gekleurde Afbeeldingen op van Insecten, bovenal der zodanigen, die eigen zyn aan Rusland en Siberie, met nevensgaande beschryvingen en ophelderingen. Ons wordt berigt, dat hy thans onledig is met de schikking en uitgave van een overheerlyk Werk, op kosten van haare Ruskeizerlyke Majesteit, over de Planten van het Russische Ryk, 't geen met ettelyke honderd Plaaten zal vercierd, en op zeer groot papier, by Numeros, uitgegeeven worden. Ook is aan hem, naa het overlyden van den Hoogleeraar guldenstaedt, de uitgave toevertrouwd der Papieren van dien Hoogleeraar als van s. gmelin. Behalven de reeds afzonderlyk door hem vervaardigde Werken, heeft hy, van tyd tot tyd, de Keizerlyke Academie onthaald op het voorleezen van verscheide Verhandelingen, in de Stukken, van deeze Academie uitgegeeven, geplaatst. Zeer onlangs heeft de Hoogleeraar pallas, een byzonder merk van de gunst der Keizerinne mogen ondervinden, daar zy deezen verdienstlyken Man benoemd heeft tot Lid van den Raad der Mynwerken, met een jaargeld van twee honderd Ponden Sterling. |
|