beekje, met veel moeite voortgebragt, in een opgehaalde groeve loopende, met de benaaming van Rivier pronkt. Indeezervoege zoekt men, op een klein stukje Lands, de grootsche tafereelen der Natuure na te bootzen. ----- Kolommen, nieuw gemaakt om ze terstond te breeken, worden op een nieuw aangelegden weg in stukken verspreid, om daar het werk van veele eeuwen te vertoonen, met daarby gevoegde ruïnen, eerst vervaardigd. Kerkhoven, Grafnaalden, ontmoet men aldaar om aan den Tuin een leevendiger en vrolyker gelaad te geeven; de kleine paden, in veelvuldige bogten geslingerd zonder eenigen blykbaaren toeleg of oogwit, doorsnyden kleine grasvelden, die uit de lugt gevallen schynen; twee kleine opgeworpen hoogten laaten tusschen zich eene geringe opening, de Diepte geheeten; een Diepte van vier of vyf voeten, waarover men een Brug slaat: een ander aardhoop, zeer geregeld als een kegel gevormd, draagt den naam van Heuvel, een weg loopt 'er cirkelswyze om, zo dat men veel tyds moet besteeden om op eene hoogte van acht of tien voeten te komen; gelukkig, indien men onder de wegen, die deezen kleinen plek gronds bestaan, geen gragt moet intreeden, den Hollen weg geheeten.
Deeze gebrekkige voortbrenzels der Kunste, die de Natuur slegt naabootst, zyn zo aanstootelyk als onvolkomen; die valsche naavolgingen zyn alleen de wanschaape vrugten eener grilligheid, waar van hy zelve, die ze voortgebragt heeft, eerlang een wederzin moet krygen. ----- In eenige deezer Tuinen, min grillig aangelegd, heeft men de speelende vryheid der Natuure willen brengen, doch de al te kleine afbeeldzels, van dat grootsche en ontzaglyke, dienen alleen om de onmagt des Aanleggers aan den dag te brengen.
In de zeer groote Lustplaatzen der Engelschen, en in de nog uitgestrektere der Chineezen, slaat het vry, Schouwtooneelen der Natuure te vertoonen; doch niet in een eng bepaald bestek, waar men niets kan maaken dan 't geen klein, gebrekkig, en alleen het uitwerkzel is van een kortstondige grilligheid; met één woord, die Engelsche Tuinen zyn een soort van Pantomime, waarin meer Rykdoms en Spilzugts dan Verstands en Smaaks doorstraalt, en teffens toont hoe zeer de Kunst kan dwaalen.
Niets belachlykers, in de daad, dan deeze naavolgingen van het Groote in het Kleine; ze kunnen niet anders dan kinderagtig weezen. Dat men bovenal vermyde de ver-