Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 414]
| |
bloedige kwetsinge aan zyn Neus, zedert eenige maanden, eene kleine korstachtige Verzweering, aan denzelven gekregen had; en, welke middelen hy, daar tegen had aangewend, dezelve niet wilde geneezen. Deeze Verzweering was geplaatst boven op den Neus, een weinig achter deszelfs punt; de helft kleiner dan eene hollandsche stuiver; en scheen zelfs niet geheel door de huid te gaan; ontlastende maar weinig dun etterachtig vogt, alleen was deszelfs rand eenigzints hard en gezwollen. Ik achte dit ongemak zoo weinig, dat ik den Lyder slegts eenige verkoelende en opdroogende plaasters mede gaf, in verbeeldinge dat hy daarmede ras zou geneezen zyn; maar, eenige dagen daar naar, de Zweer in dezelfde hoedanigheid ziende, ondernam ik de geneezing, door geregelde verbanden. Ik begon dezelve met meer opdroogende middelen, als; fyngeschaafd-linnenstof, Pulv. Alumin. crud. zagte aanraakinge met Lapis Infernalis; en daarna, met prikkelende, meer etterverwekkende, middelen; als; Mercur. Praecip. Rubr. alleen of met het Ungt. Basilicum, enz. vermengd; dekkende het een en ander met een verkoelende plaaster; ja, zomwylen, dog slegts maar voor een korten tyd, met een drukkend verband; en zulks by verwisselinge meer dan tien weeken lang; dog vrugteloos. Intusschen sprak ik daar over met den Heer j. van der haar; die my zeide dat Hy nog onlangs een Stukje van den Heer bernard over dit gebrek, vertaald, en met eenige Aanmerkingen (dog zonder zynen naam) in de Algemeene Vaderlandsche LetteroefeningenGa naar voetnoot(*) geplaatst had: ----- Dat zommigen dit gebrek een Huid-Kanker, maar van den Heer bernard den Kanker des aanzichts, wierd genoemd; en daar tegen een Korstverwekkend middel, van Arsenicum bereid (zoo als aldaar beschreven staat) aanprees. Aanstonds bereidde ik dit middel. ----- Den 19 November, maakte ik daarvan (naar het Voorschrift) gebruik; maar weet niet om welke reden de daar door verwekte korst, voor den tyd, dat is den 25 dito, zonder dat de Lyder 'er iets merkelyks van gevoeld had, afviel; mogelyk was het mengzel te dun gemaakt of al te dun op de zweer gebragt. ----- Op aanraading van de Heer van der haar, appliceerde ik het middel, den 27 | |
[pagina 415]
| |
dito wederom, en zag den volgenden dag, zoo als de Heer bernard zegt, de gewoone pyn en zwellinge van het aangezicht. ----- De korst zat zoo vast, dat dezelve niet dan met den 25 December, aan de randen geheel los, dog in het midden nog eenigzints vastzittende, met een schaartje, wierd weggenomen. De zweer was toen veel grooter, vuil, en scheen eenigzints boos; het welk my zoo wel als de Lyder in de daad ontrustte; dog wierd evenwel in 't vervolg eenvoudig behandeld, en ras geheeld; en is, zedert zes maanden, met een diep ingetrokken lidteken, volmaakt geneezen gebleeven. De Heer van der haar heeft den Lyder, voor en na de geneezing, gezien; en het is, op zyne aanraadinge, dat dit Berigt (of het misschien anderen dienen kon) te voorschyn komt.
's Bosch, den 12 July, 1785. |
|