| |
De regte denkbeelden van waarheid en getrouwheid opgespoord, in eene Socratische zamenspraak, tusschen Philocles en Sophron.
(Ontleend uit the Moral and Literary Dissertations, van Dr. percival.)
Ik verbeeld my, sprak philocles, dat gy met my zult zamenstemmen in het begrip, dat Zedelyke Waarheid bestaat in de gelykvormigheid onzer woorden aan onze gedagten: en Getrouwheid in de overeenkomst onzer daaden met onze betuigingen; als mede dat Leugen en Valschheid over 't algemeen een laag, zelfzoekend, of boosaartig, en altoos eene onverdeedigbaare pooging is om een ander te bedriegen, door te kennen te geeven of te beweeren, dat iets Waarheid of gebeurd is, waarvan wy het tegendeel weeten of gelooven: en door beloften te doen, zonder eenig oogmerk om ze te vervullen. ----- Maar, indien wy gelooven dat onze verzekeringen of tekenen waar zyn, en ze vervolgens valsch bevonden worden, zyn wy dan, sophron, aan Leugen schuldig?
Neen, antwoordde sophron, wy hebben alleen eene dwaaling of misslag begaan: want, in zodanige omstandigheden, moeten wy ons zelven bedroogen hebben, en kunnen geen oogmerk gehad hebben om anderen te bedriegen.
Maar is, vervolgde philocles, elke verbreeking eener Belofte een Leugen?
Ik zou het niet denken, sprak sophron: indien de Belofte in opregtheid gedaan, en het niet vervullen daarvan onvermydelyk was.
Uwe onderscheiding is juist, antwoordde philocles: ook zyn 'er zekere voorwaarden, die elk in 't ooge loopen, welke verstaan of begreepen worden in bykans elke Belofte, en waarvan de volbrenging afhangt. Whang-to, Keizer van Chi- | |
| |
na, die zyn Volk als een Vader bestuurde, zyne Verheffing en Magt aanmerkte als Panden hem verleend om deszelfs heil te bezorgen, hadt eene Dogter, zyn éénig Kind en het geliefdste voorwerp zyns Ouderdoms. Hy beloofde haar ten Huwelyk aan ousan-quey, den Zoon van zyn begunstigden Mandaryn, en teffens, dat hy hem alle de Landen zyner Heerschappye aan haar tot een Huwelyksgave zou geeven. Ousan quey was toen een Jongeling van de meest beloovende bekwaamheden en gemoedsgesteltenisse; doch het vooruitzigt op de Keizerlyke Waardigheid, en de vleyeryen van het Hof, bedierven zyn Hart; hy werd trots, onbuigzaam en wreed, en het Volk vervroegde in zyne gedagten, met schrik, de Dwingelandy waaronder het zou zugten, wanneer hy den teugel der Regeeringe in handen kreeg. Volgens de grondwetten der Chineezen mogen de Groote Staatsdienaars zich by den Keizer vervoegen, wanneer zyne Besluiten het algemeene welzyn zouden benadeelen; een voorregt, 't geen menigmaal strekte om de gestrengheden der eigendunklyke Heerschappy te verzagten. Whang-to hoorde, met verbaasdheid en leedweezen, de klagten zyner Mandarynen tegen ousan-quey. Hy deedt ze voor zich verschynen, en voldaan zynde over de bygebragte bewysstukken der wanverdiensten van ousan-quey, sprak hy de Staatsdienaars indeezervoege aan. ‘Ik bestemde myne Dogter tot Egtgenoote van ousan-quey, en beloofde hem de Erfopvolging in myne Heerschappy; ousan-quly was een verstandig, regtvaardig en menschlievend Jongeling. Met van het pad der Deugd te wyken
heeft hy die verpligtingen doen ophouden, en zyn regt tot beide deeze Beloften verbeurd.’ Zich tot ousan-quey, wendende, was zyne taal: ‘Ik beveel u myn Hof te verlaaten, en de rest uwer dagen in het afgelegendst Landschap myner Heerschappye te slyten.’ ----- Maar wordt het, sophron, niet byzonder loflyk gerekend eene Belofte te volbrengen, wanneer Drift of Eigenbelang ons sterk aanzetten om dezelve geen gestand te doen?
Niets, zeide sophron, maakt onze bewondering sterker gaande; en ik verzoek u eene geschiedenis te mogen verhaalen, welke die waarheid in een treffend gezigtpunt plaatst. ----- Een Spaansch Ridder hadt, zonder eenige regtmaatige terging, een Moorsch Edelman vermoord, en nam terstond de vlugt om de handen des Geregts te ontkomen. Sterk werd hy nagezet; doch zich bedienende van een schielyke wending op den weg, sprong hy ongemerkt over het afschutzel van een Hof. De Eigenaar, die desgelyks een Moor was, wandelde op dien tyd in den tuin; de Spanjaard viel voor hem op de knieën neder, verhaalde zyn ongelukkig geval, en verzogt, op de aandoenlykste wyze, verborgen te mogen blyven. De Moor hoorde het aan met medelyden, en beloofde zyne, hulpe.
| |
| |
Hier op sloot hy hem in een Zomerhuis, hem verlaatende, met verzekering, dat hy, als het avond geworden was, voor zyne ontkoming zou zorgen. Weinige uuren daar naa werd het Lyk zyns Zoons t'huis gebragt, en de beschryving van den Moordenaar kwam volmaakt overeen met de gedaante des Spanjaards by hem in bewaaring. Hy verborg den schrik en het vermoeden, en zich in zyn kamer begeevende, bleef hy 'er tot middernagt; toen ging hy in stilte na het Zomerhuis, en sprak, de deur openende, den Ridder in deezer voege aan: ‘Christen! de Jongeling, dien gy vermoord hebt, was myn éénige Zoon. Uw misdaad verdient de strengste straffe. Maar ik heb staatlyk myn woord gegeeven voor uwe beveiliging; en ik wraak het schenden van eene te voorbaarig aangegaane verbintenis, zelf ten opzigte van een wreed Vyand.’ Hy geleidde den Spanjaard na zyne stalling, en gaf hem een der snelstloopende Muilezels, zeggende: ‘Vlugt, terwyl de duisterheid des nagts u bedekt. Uwe handen zyn met bloed bezoedeld; maar god is Regtvaardig, en ik dank hem dat myne Trouwe ongeschonden gebleeven is; dat ik het Oordeel aan hem heb overgelaaten.’
Toen sophron dit verhaal geëindigd hadt, nam ik de vryheid om aan te merken, dat Getrouwheid eene Deugd is, welke men zomtyds ontmoet in overgegeevene slegte Characters, die geen gevoel hebben van Godsdienstige of Zedelyke Verpligting. In zodanige Persoonen is dezelve gegrond op zekere denkbeelden van Eer, die oorspronglyk uit de beste natuurlyke beginzelen opwellen. Naa den veldslag by Culloden in den jaare 1745, werd eene belooning van dertig duizend Ponden Sterling aangebooden aan ieder, die den Pretendent ontdekte, of in handen leverde. Hy hadt de vlugt genomen met de kennedies, twee Dieven, die hem met alle Getrouwheid beschermden, tot zyn leevensonderhoud stalen, en dikwyls vermomd na Invernes gingen om het noodige voor hem te koopen. Een geruimen tyd daar naa werd één deezer Lieden, die de verzoeking van Dertigduizend Ponden hadt uitgestaan, gehangen wegens het steelen van een Koe, nauwlyks dertig Schellingen waardig.
Doch ik begryp, hervatte sophron, zeer zedig, dat 'er gevallen zyn, waar in het strafbaarder zou weezen eene Belofte te volbrengen, dan dezelve onvervuld te laaten.
Aan deeze Stelling gaf philocles zyne volkomene toestemming, en helderde ze op door het volgend verondersteld geval. Een Vriend heeft my een paar gelaaden Pistoolen gegeeven, en ik my verbonden, ze hem weder ter hand te stellen als hy ze vraagt. Doch, wanneer hy 'er om verzoekt, als hy dronken of van wraaklust ziedende is, blykt het duidelyk, dat de vervulling myner Belofte niet alleen eene zwakheid, maar ten uitersten bestraffenswaardig, zou zyn; en myn Vriend
| |
| |
zelve zou, in bedaarde en gemaatigde oogenblikken, onder de eerste zyn, die my beschuldigde met alle de onheilen uit myn dwaalend pligtsbegrip oorspronglyk. ----- Haastige verklaaringen en voorbaarige verzekeringen zyn 'er zomtyds gedaan door braave Mannen, welke zy egter, redelyker wyze, en volgens hun Geweeten, niet konden vervullen. Wanneer jesus de voeten van verscheide zyner Jongeren gewasschen hadt, kwam hy tot simon petrus; deeze zeide tot hem: ‘Heere, zult gy my de voeten wasschen' Jesus antwoordde: Wat ik doe verstaat gy nu niet; maar gy zult het naderhand verstaan. Petrus zeide tot hem: Gy zult myne voeten niet wasschen in eeuwigheid. Jesus antwoordde hem, indien ik u de voeten niet wassche, hebt gy geen deel aan my. Simon petrus zeide: Heere, myne voeten niet alleen, maar ook de handen en 't hoofd.’ ----- Geloften zelfs, hoe plegtig en staatlyk ook gedaan, kunnen niet verbindend weezen, wanneer de zaak zelve op het pleegen eens misdryfs uitloopt. Want, schoon beroepingen op de Godheid heilige panden zyn van onze Opregtheid, maaken zy geene verandering in de natuur of wettigheid der daaden, en het zou het verregaandst Bygeloof weezen te veronderstellen, dat de schennis van gods Bevelen Gode tot eere kan strekken, of hem aangenaam weezen. David deedt eene gelofte, dat hy om eene belediging, hem door nabal aangedaan, te wreeken, al wat manlyk was in diens geslachte door het zwaard zou verdelgen. Doch zyn wraaklust werd bevredigd, en hy zo gevoelig geraakt over de onregtmaatigheid zyns oogmerks, dat hy betuigde: ‘Gezegend zy de Heere, die zyn Knegt wederhouden heeft van het kwaade!’
Het schynt, dat de Romeinsche Keizer trajanus oordeelde, dat het misdaadig by zyne Onderbevelhebbers zou kunnen worden, den Eed, hem gezwooren, te houden. By de aanstelling van suberanus, tot Capitein van de Koninglyke Lyfwagt, gaf hy hem een zwaard over, zeggende: ‘Dat dit te myner verdeediginge getrokken worde, indien ik, volgens de voorschriften der Billykheid, regeere; doch, dat men, handel ik anders, het tegen my bezige.’
Het besluit, ten opzigte van het volbrengen der Beloften, mag uitgestrekt worden tot de Waarheid zo wel als de Getrouwheid, ondanks de buitenspoorige verklaaring eens Kerkvaders, ‘dat hy de Waarheid niet schenden zou, schoon hy 'er den Hemel by kon winnen.’ Wanneer, door den zamenloop van buitengemeene omstandigheden, de betragting van zekere deugd onbestaanbaar gemaakt wordt, met de volbrenging van eene andere van veel hooger verpligting, is het blykbaar, dat de mindere voor de meerdere moet wyken. ----- Een voorbeeld zal de juistheid deezer aanmerkinge ophelderen en staaven. Naa de schriklyke slachting onder de Hugenooten,
| |
| |
op St. Bartholomeusdag, des jaars 1572, in Frankryk begonnen, werd de Koning van Navarre stipt bewaard, op last der Koninginne Moeder catharina de medicis. Dan, op zekeren dag, niet verre van Senlis, jaagende, nam hy in 't heetst der jagt eene gunstige gelegenheid waar om te ontvlieden: door de bosschen heen rydende, met een klein aantal getrouwe Vrienden, onder welken zich de jonge rosny, naderhand de Hertog van sully, bevondt, zette hy de Seine te Poissy over, en vlugtte na het Kasteel van een Edelman, een yverig, schoon geheim, Protestant, sterk aan zyne belangen verknogt. Benden te paard werden welhaast allerwegen heen gezonden om hem op te zoeken. Een deezer hieldt stil by dit Kasteel, waar hendrik eenige verversching nam: de Capitein verzogt hem te mogen zoeken, toonende het Koninglyk bevelschrift om het Hoofd van hendrik te brengen, en diens Medegenooten te dooden. Wederstand te bieden was blykbaar een vrugtloos bestaan: toe te stemmen was een inbreuk op gastvryheid, vriendschap en beleefdheid: teffens zou het nadeelig geweest zyn voor de belangen van den Hervormden Godsdienst, en het geheele lichaam der Protestanten in Frankryk, die geen anderen Beschermer hadden dan de Koning van Navarre. De Edelman zeide, zonder marren, met een onbeteuterd gelaad. ‘Myn Heer, verspil uw tyd niet in vrugtlooze opspeuringen. De Koning van Navarre is, omtrent twee uuren geleden, met zyne Vrienden deezen weg opgeslaagen; en indien gy wakker dootrydt, zult gy hem voor het vallen van den avond inhaalen.’ De Capitein, en zyne onderhoorige bende, voldaan met dit antwoord, reedt in aller yl weg; en de Koning vondt gelegenheid om voor zyne
veiligheid te zorgen, door zich te vermommen, en een anderen weg te neemen.
In zulke omstandigheden als gy hebt voorgesteld, sprak sophron, zouden alle Menschen het strikt aankleeven der Waarheid veroordeelen. Doch wat denkt gy van het gedrag van den Portugeeschen Slaaf, wiens verbreeking van de Waarheid, en zelfs Meinëedigheid, zo zeer verheeven wordt door den Abbé raynal, in zyne Geschiedenis der Europische Vastigheden. Deeze Neger, die in de bosschen gevlugt was, om de Vryheid, zyn natuurlyk Regt, te genieten, gehoord hebbende, dat zyn geweeze Meester vastgezet was, en waarschynlyk als een doodschuldige zou veroordeeld worden, kwam in 't Geregtshof; nam de schuld des bedryfs op zich, liet zich gevangen neemen, bragt valsche, schoon geregtlyke, getuigenissen van zyn misdryf te berde, en werd gestraft in stede van zyn Meester.
De afkeuring der Valschheid, antwoordde philocles, wordt, in dit geval, voor eene wyl onderdrukt, door onze bewondering van de genegenheid, dankbaarheid, edelmoedigheid, en grootheid van ziel, door deezen Neger betoond. Wy betreu- | |
| |
ten de verpligting waar onder die Held zich bragt: en bejammeren het dat zyne verhevene Deugden by geen gewigtiger en eerlyker gelegenheid werden ten toon gespreid. Doch, wanneer de eerste aandoeningen bedaard zyn, en wy, van drift ontslaagen, het gedrag des Slaafs overweegen, moeten wy het vooroordeelen als eene onverdedigbaare opoffering der Waarheid van zyn eigen Leeven, en van de Verpligting aan de Maatschappy verschuldigd. Het Godlyk Gebod. ‘Gy zult geen valsche getuigenis geeven tegen uwen Naasten,’ kan zeker niet verondersteld worden in te sluiten, dat hy een valsch getuigenis ten diens voordeele mag geeven: dewyl zulks niets anders zou zyn dan byzonder ongelyk te verbieden, en openlyk ongelyk wettigen. Geregtelyke Getuigenis is, in de tegenwoordige omstandigheden der Zedelyke Wereld, iet weezenlyks, tot het welzyn der Zamenleevinge; en de algemeene geloofwaardigheid daar van te verminderen, door in de Geregtshoven Valschheid en Meinëedigheid in te voeren, is een hoog misdryf tegen den Staat, en wordt streng gestraft in alle beschaafde Landen. Daarenboven vordert het welweezen der Maatschappye, dat het Regt zyn gang gaa omtrent den Overtreeder zelve, om te beletten dat hy geene andere misdryven pleege; en het zou de Ondeugd aanmoedigen, indien een onschuldig Persoon, misschien des leevens moede, of verrukt door geestdryvende begrippen van Eer, Liefde, of Vriendschap, voor een schuldigen leedt.
De zekerheid der straffe, zelfs in misslagen, wordt sterk aangedrongen door den Marquis de beccaria, dien grooten Voorstander van zagtheid in de Regtspleegingen: en hy denkt dat de vergiffenis van de beledigde Party zelve de volvoering des Regts niet moet stremmen of stuiten. ‘Dit moge,’ merkt hy aan, ‘eene daad van Goedhartigheid en Menschliefde weezen; doch dezelve strydt tegen het algemeene welzyn. Want, schoon een byzonder Burger, wegens het ongelyk hem aangedaan, genoegen moge neemen wat hem betreft, zonder straffe, kan dit de noodzaaklykheid van het openbaar voorbeeldig strafoefenen niet wegneemen. Het Regt van straffen komt niemand in 't byzonder toe, maar der Maatschappye in 't algemeen of den Souverein, die deeze Maatschappy verbeeldt; iemand mag afstand doen van zyn eigen aandeel in dit Rogt, doch dat van anderen niet opgeeven.’
Het gedrag van den Neger, zeide sophron, hoe dwaalend het ook mogt weezen in het stuk van Wysheid, of hoe onverdeedigbaar ten aanziene van het zedelyke, was volkomen edelmoedig en belangloos. Dan die zelfde uitmuntende Schryver, welke ons het voorgaande geval verhaalde, vermeldt een ander voorbeeld van de schennis der Waarheid, uit beweegredenen, die geheel op Eigenbelang uitliepen, 't geen ik niet
| |
| |
kan veroordeelen, schoon ik niet weet hoe 't zelve te regtvaardigen. Ik zal het my tragten te binnen te brengen, en u te verhaalen. Een Britsch Sergeant was door de Wilden van America gevangen genomen; zy maakten toebereidzelen om hem ter dood te brengen met al de barbaarschheid, welke hunne vondryke wreedheid kon verzinnen. In de ziel getroffen door het vooruitzigt van alle de solteringen onder welker verduuren hy den geest zou moeten geeven, sprak hy de Indiaanen indeezervoege aan: ‘Moedige Oorlogshelden, uwe toebereidzelen zyn vrugteloos; want myn lichaam is onwondbaar; en, indien gy my myne Vryheid geeft, zal ik u de kunst leeren om even zo te worden. Denkt niet dat ik u met ydele voorwendzels ophou. Ik ben gereed om u eene proeve op my te laaten neemen, die alle uwe twyfelingen zal verbannen. Laat het Opperhoofd, dat myn zwaard heeft, 't zelve uit al zyn magt zwaaijen, en ik daag even zeer de scherpheid van dat Werktuig als de sterkte van zyn arm uit.’ Onder het spreeken deezer woorden, boog hy zyn hoofd, en boodt zyn ontblooten hals aan. De Indiaan liep met groote vaart toe, en sloeg met een geweldigen slag zyn hoofd van 't lichaam. Indeezervoege verwisselde de arme Sergeant, door zyne tegenwoordigheid van geest, de folterende martelingen voor een gemaklyken en oogenbliklyken dood.
Philocles merkte hierop, dat de Geschiedenis op twyfelbaar gezag steunde, volgens de opgave van den Abbé raynal zelve. Doch, vervolgde hy, de waarheid eens verondersteld zynde, welk Zedekundige zal zo streng zyn, dat by het gedrag des Sergeants ten minsten niet verschoonelyk keure? Misschien zou niemand, indien hy genoegzaame bedaardheid van geest bezat om zulk een redmiddel te bedenken, of bekwaamheid om het te werk te stellen, in dergelyke omstandigheden, anders handelen? Het geval heeft niets gemeens met dat van het ondergaan van den Marteldood voor den Godsdienst. Het lyden, 't geen hy stondt te ondergaan, kon aan geen goed einde beantwoorden; de Maatschappy ontving geene de minste belediging, nog onmiddelyk, noen zydelings, door het ontwyken dier barbaarsche wreedheden en mishandelingen.
My eene Gebeurtenis van ontwyfelbaare egtheid en volkomen toepasselyk op het geval, 't geen wy overwoogen, te binnen brengende, verzogt ik verlof het te mogen verhaalen. Wanneer columbus met zyn Scheepsvolk gestrand was op een Eiland meer dan dertig mylen van Hispaniola, hadden zy geen ander vooruitzigt dan om hunne elendige dagen te slyten onder de naakte Negers, verre van hun Vaderland en Vrienden verwyderd. Tot overmaat van rampspoed begonnen de Inboorelingen welhaast te morren over het verblyf der Spanjaarden onder hun; het onderhoud dier Gasten werd lastig voor Men- | |
| |
schen, die geen Landbouw verstonden, en niet gewoon waren zich op iets meer dan het noodige te bevlytigen. Zy bragten den leeftogt onwillig aan, allengskens spaarzaamer, en dreigden hiermede geheel te zullen ophouden. Het volvoeren van dit besluit was den Spanjaarden een gewisse dood geweest; doch columbus voorkwam zulks door een gelukkigen vond, waar door, by de Indiaanen, al de bewondering en eerbied met welken zy eerst deeze Vreemdelingen bejegend hadden, herleefde. Door zyne bedreevenheid in de Starrekunde wist hy dat 'er binnen kort een zeer zwaare Maansverduistering op handen was. De dag, vóór dat dezelve 's avonds moest invallen, deedt hy de Voornaamste Persoonen dier plaatze by zich komen, en, naa hun bestraft te hebben wegens hun verlaaten der geenen, die zy nog zo onlangs eerden, verhaalde hy, dat de Spanjaarden Dienaars waren van den grooten geest die in den Hemel woont, dat de Godheid, vergramd wegens het weigeren van onderhoud der voorwerpen haarer byzondere gunste, gereed was om hun misdryf, met eene voorbeeldlyke strengheid, te straffen; dat de Maan dien eigen avond verduisterd zou worden en eene bloedroode kleur aanneemen, als een teken van de Godlyke Wraake, gereed om hun te treffen. Deeze
wonderlyke Voorzegging hoorden eenige Indiaanen met de grootste onverschilligheid; anderen luisterden met eene bygeloovige verbaasdheid; doch, toen de Maan allengskens haar licht begon in te trekken, en zich eindelyk bloedrood vertoonde, beving hun een algemeene schrik. Zy liepen, in de grootste ontsteltenisse, na hunne huizen, en keerden weder tot columbus, belaaden met leevensnoodwendigheden; zy vielen voor hem neder, op het vuurigst smeekende, dat hy, door zyne tusschenspraake, den grooten geest zou beweegen, om het dreigend verderf af te wenden. Columbus geliet zich als of hy zich door hun bidden liet overhaalen, en beloofde aan hunne begeerte te zullen voldoen. De Maansverduistering eindigde; de Maan vertoonde zich met haar gewoonlyk licht; en, zints dien tyd, werden de Spanjaarden niet alleen overvloedig van leeftogt voorzien; maar met de bygeloovigste zorgvuldigheid bejegend. ----- Dit bedrog van columbus kan geregtvaardigd worden uit de regten van noodzaaklykheid. Schipbreuk geleden hebbende op een afgelege Kust, in het voortzetten eener onderneeminge, die by hem voortkwam uit eerlyke en nuttige inzigten, en beroofd van alles om zichzelven en den zynen het noodige te verzorgen. hadt hy een eisch op de bescherming, den bystand en ondersteuning van het Volk, dat getuigen was van zyn verlegen toestand. En 't was een gelukkige vrugtbaarheid van vernuft, welke hem een redmiddel aan de hand gaf, verre boven het geweld van Wapenen te keuren. Doch ik kan niet nalaaten een heimlyken wensch te voelen, dat deeze groote
| |
| |
Man min valschheids in zyne kunstenaary gemengd hadt. Hy kon de Indiaanen over hun gebrek van Gastvryheid bestraft, hunne vrees door zyne voorzeggingen gaande gemaakt, hunne verwondering en eerbied door de vervulling opgewekt hebben, zonder in zulke sterke bewoordingen de onmiddelyke wraak des Hemels aan te kundigen. Waarheid is zo gewigtig en van eene zo kiesche natuure, dat men alle mogelyke voorzorge moet aanwenden om de bezydenspreeking daarvan zo gering als doenlyk is te maaken, schoon men die offerande doet aan Pligten, welke de verpligting tot het spreeken der Waarheid doen ophouden.
Philocles bedankte my zeer verpligtend voor het herinneren van een zo wel ter sneede komend geval. Hy vervoegde zich toen tot zynen Kweekeling, en vroeg hem, wat hy dagt van den Stokregel door zommigen aangenomen, dat men geen Woord te houden hebbe aan Schelmen en Verraaders?’
Ik denk, antwoordde sophron, dat deeze Grondregel valsch in zichzelven, en hoogst beledigend is voor de zamenleeving. Want, zonder in aanmerking te neemen de ongeregeldheid en wreedheid, waartoe dezelve aanleiding konne geeven, is een Mensch, tot zyne eigene eer en vrede des gemoeds, uitgezonderd in zeer zeldzaame gevallen, verpligt tot de stiptste volbrenging zyner beloften. Dit gevoelen schynt het gedrag van den Markgraaf turenne, en den Heer richard herbert, bestuurd te hebben. De eerstgemelde werd op een nagt door Straatroovers, niet verre van Parys, overvallen, die hem van zyn Geld, Zakhorlogie en Ringen beroofden. Hy verbondt zich hun honderd Louis d'ors te zullen geeven, indien zy hem een Ring, van weinig innerlyke waarde, doch die hy om zekere reden hoog schatte, weder gaven. De Straatroovers bewilligden: en een hunner hadt den volgenden dag de stoutheid zich ten huize van turenne te vervoegen, en te midden van een gezelschap hem in 't oor te luisteren, dat hy kwam om het beloofde Geld. De Markgraaf gaf last hem die somme te tellen, en liet den schurk vertrekken, eer hy het voorgevallene verhaalde.
De Heer richard herbert, door Koning eduard den IV gezonden, om zekere Oproerigen, in Noord-Wales, te onder te brengen, belegerde het Kasteel Harlech, in Merionethshire, eene Sterkte zo verdeedigbaar, dat hy wanhoopte 'er meester van te zullen worden, of hy moest dezelve insluiten, en door hongersnood ter overgave dwingen. De Capitein beloofde de overgave, op voorwaarde, dat herbert ‘alles zou doen wat hy kon om zyn leeven te behouden.’ De voorwaarde werd aangenomen. Herbert bragt den Bevelhebber voor den Koning; zyne Majesteit verzoekende, dat hy deezen vergiffenis zou schenken: dewyl de verwagting van die gunst hem overgehaald hadt tot de overgifte van een Kasteel, 't geen hy zou hebben kunnen verdedigen. Koning eduard antwoordde
| |
| |
den Heer herbert, ‘dat, daar hy, volgens zynen last, geene magt hadt om iemand Lyfsgenaa te schenken, het hem vry stondt, naa zulks den Vorst voorgesteld te hebben, den Bevelhebber aan het Geregt over te leveren.’ Herbert bragt hier op in: ‘Dat hy met het gedaane voorstel niet alles gedaan hadt, wat hy voor hem kon doen; en daarom op 't onderdaanigst zyne Majesteit verzogt, dat een deezer twee zaaken mogte geschieden, of dat de Bevelhebber weder gebragt wierd op het Kasteel, en aan een ander last gegeeven om hem daar uit te krygen, of dat de Koning, dit niet goed vindende, zyn Leeven voor dat des Bevelhebbers zou aanneemen; zynde dit de uiterste proeve hem mogelyk om zyne Belofte gestand te doen.’ Zyne Majesteit, zich zeer gedrongen voelende, door dit voorstel, schonk den Bevelhebber het Leeven; doch gaf herbert geene andere belooning voor deezen dienst.
Deeze Heeren, zeide philocles, betoonden een zeer kiesch gevoel van Eere te bezitten; en schoon ik twyfel of het gedrag van turenne gewettigd zou worden door den grooten Roomschen Geweetensgevalbeslisser, nogthans handelden hy en de Heer herbert, myns bedunkens, overeenkomstig met de wetten van Rede en Regt. Want elk Wettige Belofte, gedaan door iemand die by zyn zinnen en het vry gebruik zyner Rede is, moet heilig volbragt worden, indien 'er tusschen beide geen geval, of beweegreden, opkome, welke een, door geen drift overdwarst, verstand genoegzaam zou oordeelen, om die Belofte Onwettig te maaken. Maar Beloften, door vrees afgeperst, en die klaarblyklyk stryden met onze verpligting aan de Maatschappy, zyn in zichzelve van geene beduidenis; dus kan eene verbintenis, onder de sterkste indrukzels van vreeze, in opregtheid aangegaan met een Straatroover en Moordenaar, om niet tegen hem te getuigen, geene verbindende kragt hebben: dewyl 'er eene voorafgaande eisch der Maatschappye plaats heeft, waar over geen der Leden beschikking mag maaken, of zich van ontslaagen kan agten. Ik heb verondersteld, dat de verbintenis opregt was; want, indien men dezelve aangaat, met een oogmerk om ze te schenden, is 'er reeds, in zekere maate, eene verbreeking van Waarheid en Trouwe gepleegd, ondanks derzelver onregtvaardigheid of onwettigheid.
|
|