Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 389]
| |
Uittrekzel van eene reize, door de capiteins Cook, Clerke en Gore, na den Stillen Oceaan, in de jaaren MDCCLXXVI, MDCCLXXVII, MDCCLXXVIII, MDCCLXXIX en MDCCLXXX, met de schepen de Resolution en Discovery, om ontdekkingen in het noorder halfrond te doen.(Vervolg van bladz. 350.)
Capitein cook, op den zes- en twintigsten April des Jaars MDCCLXXVIII van Nootka afgezeild, verloor welhaast het Land uit het gezigt; maar, op den tweeden May, Noord West ten Noorden aanhoudende, ontdekte hy een ronden hoogverheven Berg, dien hy den Edgecumbe Berg noemde, en de streek Lands, daarvan voortkomende, Edgecumbes Kaap. Het Land was, uitgenomen eenige plaatzen, digt aan zee, van eene ontzaglyke hoogte, en bergagtig. De hoogste toppen waren met sneeuw bedekt, doch de laagere en de vlakke plaatzen, aan den zeekant, geheel zonder sneeuw en met houtgewas begroeid. Hy zeilde deeze kust langs, verscheide Inhammen, Eilanden, Kaapen en Bergen aandoende, waar aan hy naamen gafGa naar voetnoot(*) tot dat hy op den twaalfden van May ten anker ging een weinig binnen een Kaap, door hem Kaap Hinchingtooke geheeten. Niet verre van hier lagen verscheide klippige Eilanden, werwaards Mr. gore met een boot gezonden werd om eenige eetbaare Vogelen te schieten. Doch hy was 'er nauwlyks bygekomen, of omtrent twintig Inboorelingen vertoonden zich in twee groote Canoes, waarop zy het raadzaam oordeelden na boord weder te keeren: zy volgden met de Canoes; zy waagden het niet digt by te komen; maar bleeven op eenigen afstand, een | |
[pagina 390]
| |
vreeslyk getier maakende, beurtlings de armen uitstrekkende en te zamen slaande: binnen kort vingen zy een zang aan volkomen op dezelfde wyze als die van Nootka. Hunne hoofden waren ook met vederen bepoederd. Een Man hieldt een wit kleed uitgespannen, 't geen wy voor een Vriendschapsteken opnamen; een ander stondt overeinde in een Canoe, bykans een vierendeel uurs lang met zyne armen kruiswyze over elkander en beweegeloos. De Kanoes waren niet, gelyk die van Nootka, van hout. De rand alleen was van hout, en de huid van Zeedierenvellen gemaakt. Schoon Captein cook alle hunne Vriendschapstekens beantwoordde, en door de uitdruklykste gebaaren hun noodigde digt aan boord te komen, kon hy hun niet beweegen. Eenigen van zyn Scheepsvolk haalde verscheide van de gemeenzaamste woorden uit de Nootkaasche Taal op; doch zy scheenen ze niet te verstaan. ----- Naa het ontvangen eeniger geschenken, hun toegeworpen, keerden zy weder na dat gedeelte van 't strand, van waar zy gekomen waren; tekens geevende, dat zy voorhadden den volgenden morgen weder te komen. Twee hunner kwamen, nogthans, elk in een kleine Canoe, des nagts, waarschynlyk om iets te steelen; denkende dat wy allen zouden slaapen: want zy vertrokken zo ras zy bemerkten ontdekt te zyn. Den volgenden morgen, ging Capitein cook onder zeil, om eene welgeschikte plaats te vinden tot het zoeken van een onlangs gekregen lek. In den beginne deedt de helderheid van het weer hem Noordwaards aanstuuren in den breedsten inham; doch het weer op nieuw slegt wordende, moest hy ankeren, eer hy zo verre als hy beoogde de Baay was opgezeild. Hoe slegt het weer mogt weezen, belette dit drie der Inboorelingen niet een bezoek by Capitein cook te komen afleggen. Zy daagden op in twee Canoes, twee Man in de eene, en één in de andere; meer Persoonen konden deeze Canoes ook niet voeren; zy waren gebouwd op de wyze der Esquimaux; in deeze zag men twee zitplaatzen, in geene slegts ééne. Elk dier Mannen hadt een stok, omtrent drie voeten lang, met lange vederen of vogelvleugelen, daar aan gebonden. Deeze stokken hielden zy verscheide keeren overeinde; met oogmerk, zo wy gisten, om hunne Vreedzaame gezindheid aan te duiden. De behandeling deezer Mannen bewoog veelen om te komen, op den veertienden, in groote en kleine Canoes. | |
[pagina 391]
| |
Zommigen waagden het aan boord te gaan; doch niet eer eenigen van het Scheepsvolk in hunne Vaartuigen waren overgestapt. Onder de geenen, die zich aan boord vervoegden, was een middelbaar bejaard Man, die 'er goelyk uitzag, en dien wy naderhand bevonden het Opperhoofd te zyn. Zyne kleeding bestond uit een Zee-otterhuid, op 't hoofd hadt hy een kap gelyk het Volk van Nootka draagt, vercierd met hemelschblauwe glazen koraalen, ter grootte van een groote ert. Hy scheen veel grooter prys op deeze te stellen dan op onze witte glazen koraalen. Doch koraalen, van welk eene soort ook, waren hoog geagt by dit volk, en zy gaven gereedlyk alles wat zy hadden om dezelve in te ruilen, zelfs hunne fyne Zeeotterhuiden. Dan hier staat aan te merken, dat zy deeze huiden niet hooger schatten dan andere, tot dat zy, even als te Nootka, bemerkt hadden, dat het Scheepsvolk dezelve hooger waardeerde: en zelfs daarnaa wilden de Inboorelingen van die beide plaatzen liever afstappen van een kleed daarvan vervaardigd, dan van een zamengesteld uit de vellen van Wilde Katten of Marters. Zeer gretig was dit Volk op Yzer gesteld; doch zy begeerden stukken van acht of tien duimen ten minsten lang, en drie of vier vingeren breed. Kleinder stukjes verwierpen zy geheel. Zy kreegen gevolglyk weinig. Yzer was reeds by ons schaarsche waar geworden. De punten van eenigen hunner Speeren waren van dat Metaal, andere van Koper, en weinige van Been, dat egter de punten opleverde van hunne pylen en schigten. Capitein cook kon het Opperhoofd niet beweegen, om beneden het eerste dek te gaan; ook bleef hy, noch zyne Medgezellen, lang aan boord. Doch terwyl hy dit Gezelschap hadt, moest 'er naauw op 't Volk gelet worden, dewyl het terstond een diefagtigen aart betoonde. Na omtrent drie of vier uuren zich omstreeks de Resolution opgehouden te hebben, voeren zy allen weg, en na de Discovery: niemand was daar geweest, uitgenomen één Man, die, thans van daar kwam, en, onmiddelyk van alle de overigen gevolgd, weder derwaards voer. Wanneer wy dit zagen, dagten wy, dat deeze Man daar iets ontdekt hadt, 't geen zyne Landgenooten beter zou aanstaan dan iets 't geen zy op de Resolution vonden. Zo ras zy vertrokken waren zondt Capitein cook een Boot uit om de diepte van de Baay te peilen. Want, dewyl de wind wat bedaard was, dagt hy aan strand te | |
[pagina 392]
| |
vaaren, om eene plaats te zoeken geschikt om het lek te stoppen. Welhaast roeyden de Inboorelingen na die Boot toe. De Officier, dit ziende, keerde weder na boord, en werd door al de Canoes gevolgd. Het Scheepsvolk was niet aan boord, twee op de wagt in de Boot laatende, of eenige Americaanen stapten 'er in. Zommigen hielden hunne speeren die twee Matroozen toe, anderen maakten het touw, waarmede de Boot aan het Schip vast lag, los, en de overigen poogden dezelve weg te voeren. Doch, op 't oogenblik dat zy ons gereedheid zagen maaken om hun wederstand te bieden, lieten zy de Boot dryven en gingen in hunne Canoes over, gaven ons door tekenen te verstaan, dat wy het geweer zouden afleggen; zich voorts gedraagende als of zy niets kwaads gedaan hadden. ----- Dit stout bestaan was gering in vergelyking van een ander, 't geen zy bedoelden aan boord van de Discovery te pleegen. De Man, die van dit Schip kwam, en alle zyne Landgenooten van de Resolution derwaards troonde, was daar eerst aan boord geweest; alle de toegangen bespied, en niemand dan den Officier, die de wagt hieldt, met nog twee of drie Man, gezien hebbende, dagt hy dat het gemaklyk zou vallen dit Schip te plunderen, te meer om dat het op een vry grooten afstand van ons lag. 't Was ongetwyfeld met dit oogmerk dat zy allen derwaards heen roeyden. Veelen hunner stapten, zonder eenige pligtpleeging, over, haalden hunne messen uit, gaven aan den Officier en de weinigen, die met hem op 't dek waren, een teken dat zy zich stil zouden houden, en zagen rond wat zy zouden medeneemen. Het eerste dat hun in 't oog viel was het roer van een der Booten, zy wierpen het over boord den zodanigen toe, die in de Canoes gebleven waren. Eer zy iets anders gevonden hadden, 't geen hun aanstondt, was het Scheepsvolk gewekt, en kwam met houwers gewapend op 't dek. Op dit gezigt sprong de geheele menigte van plunderaars in hunne Canoes, met zo veel beleids en onverschilligheids als zy de Boot verlaaten hadden, en men merkte op, hoe zy den zodanigen, die niet aan boord geweest waren, beschreeven hoe veel langer de messen waren onzer Scheepslieden dan de hunne. 't Was ten deezen tyde dat de Boot van de Resolution met peilen bezig was: dit moeten zy gezien hebben, want zy roeyden 'er terstond, naa den mislukten aanslag op de Discovery, na toe. Mogen wy uit deeze omstandigheid niet met reden opmaaken, dat dit Volk onkundig is van het gebruik van | |
[pagina 393]
| |
vuurwapenen? Want zeker zouden zy, iets van derzelver uitwerkzelen geweeten hebbende, het niet hebben durven bestaan een Boot van onder 't scheepsgeschut weg te neemen in 't oog van meer dan honderd man: want het meeste Volk bevondt zich op het dek als zy dit bestonden. Wy lieten hun, ondanks dit hun bestaan, des zo onkundig als zy waren: zy zagen noch hoorden ooit een snaphaan afschieten dan op vogelen. ----- Als wy op deezen dag het anker uit de Boot lieten vallen, werd een der Matroozen, door onkunde of onoplettenheid, of door beide, met de Boeyreep over boord getrokken, en met het anker na de diepte. Opmerkelyk is het, dat hy, in dien toestand, tegenwoordigheid van geest genoeg bezat om zich los te maaken, en boven te komen; men haalde hem in de Boot, en een zyner beenen was gevaarlyk gebroken. Op den Vyftienden en Zestienden stopten wy het lek, in een Baay door Capitein cook Snug Corner Bay geheeten. Den Zeventienden ligtten wy het anker en hielden Noord-West aan, denkende, dat, indien 'er door deezen Inham een doortocht Noordwaards ware, het volgens dien streek moest weezen. Kort naa dat hy onder zeil was, kwamen de Inboorelingen, met groote en kleine Canoes een ander bezoek afleggen, 't welk eene gelegenheid te meer opleverde om een nauwkeuriger denkbeeld te vormen van hunne Persoonen, Kleeding, en andere byzonderheden. Die ons bezogten scheenen geen ander oogmerk te hebben dan om hunne nieuwsgierigheid te voldoen: want zy sloegen geen Koophandel of Ruiling voor. Uit verscheide omstandigheden besloot Capitein cook, dat het hoogst onwaarschynlyk was hier een Doortocht na 't Noorden te zullen aantreffen. Hierom zette hy, op den achttienden, den koers Zuid-West; den Inham afzeilende, en eene andere opening ontdekkende, ten Zuid-Westen van die hy inzeilde, 't geen den weg om in Zee te geraaken bekortte. Deeze is van de andere afgescheiden door een Eiland, zich achttien mylen van het Noord-Oosten tot het Zuid-Westen strekkende, waaraan hy den naam gaf van Montagu Eiland. In dit Zuid-Westlykst Kanaal liggen verscheide Eilanden. De digtst by Zee gelegene zyn hoog en rotzig; dieper inwaards zyn ze lang, geheel zonder sneeuw, met houtgewas en groente bedekt, hierom kreegen zy den naam van Groene Eilanden. In een Kanaal tusschen deeze Eilanden en Mon- | |
[pagina 394]
| |
tagu Eiland, zeilde cook den negentienden en den twintigsten, en bevondt zich weder in open Zee; de Kust strekte zich, zo verre het oog kon reiken, West ten Zuiden. Aan den Inham, thans verlaaten, gaf Capitein cook den naam van Prins William Sound, en uit het geen hy 'er van zag veronderstelde hy dat dezelve ten minsten een en een halve Graad Breedte, en twee Lengte, besloeg, zonder de armen of takken, welker uitgebreidheid niet bekend is, mede te rekenen.
('t Vervolg hier naa.) |
|