Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 280]
| |
Korte aanmerkingen nopens de leer der beste waereld.Den Schepper der Waereld beschouwende, volgt uit die beschouwing, ----- uit de beschouwing der Godlyke Eigenschappen, zedelyk zeker, dat de Waereld of het Geschapene, het best mooglyke is. En dat wel op deeze wyze: god is onafhanglyk: Hy konde dus eene Waereld scheppen, hoedanig Hy wilde. Van de oneindige menigte mooglyke Waerelden, schiep God 'er ééne. Iets moet God tot deeze keuze bepaald hebben: want het tegendeel zou den Schepper, (om zo te spreeken,) van zyne Godheid berooven, dat is, Hy zou niet meer redenmaatig en vry handelen; 'er moet dus reden weezen, waarom God deeze en geen andere mooglyke Waereld in aanweezen bragt. Nu is 'er geene reden altoos, waarom God eene niet beste Waereld zou geschapen hebben, want deeze reden moet in de Godheid zelve zyn; dit nu is niet mooglyk, naardien het uit de zedelyke Eigenschappen van God, of de Rechtheid van zynen wil, volgt, dat Hy altoos het beste werkt. En buiten de Godheid, was 'er geen oorzaak die Hem bepaalen konde; ----- des volgt dat God de beste Waereld schiep. Dit is van vooren. Maar van agteren vindt men groote zwaarigheid en tegenwerping in het Natuurlyk en Zedelyk kwaad, dat in de Waereld is, 't welk men waant, dat niet overeen te brengen zy, met Gods zedelyke Eigenschappen, en Deszelfs oneindige Magt. Leibnits heeft dit opgelost, door aan te tonnen, dat Natuurlyk en Zedelyk kwaad volgen, uit het Boven-natuurlyk kwaad, of de Eindigheid; en deeze met den aart van het Schepsel, (integenstelling des volstrekt Noodzaaklyken en Oneindigen Wezens,) 't zelfde zy. ----- Anderen meenen, dat door dit stelsel der Vryheid en Zedelykheid te kort gedaan wordt. Doch leibnits en zyne Navolgers hebben aangetoond, dat, door de Godlyke Voorweetenschap. eene toekomende zaak niet meerder zeker of noodwendig wordt, dan eene gebeurde door onze kennis der Geschiedenis. Dat God voorzag, hoe de Schepzelen zich in eene dusdanige Waereld, tot in alle Eeuwigheid gedragen zouden, en dus eene in zyne eerste gesteldheid dusdanig ingerichte Waereld in aanweezen bragt, waarin alle Schepselen, schoon vry, zich gedragen, ge- | |
[pagina 281]
| |
lyk God zulks van Eeuwigheid voorzag. Doch, volgens de eerste Tegenwerping, dunkt my, dat de beste Waereld niet dan van vooren te betoogen zy. ----- De grootste bedenking die ik my herinneren kan, ooit tegen het stelsel der beste Waereld gehad te hebben, is ten deele gegrond in de tweede, nopens de Vryheid, doch raakt eigenlyk meer het Godsdienstige. ----- Alle dingen gebeuren naar het Godlyk plan, en worden gewyzigd door alle reeds gebeurde of gebeurende voorvallen; zo dat het zedelyk onmooglykGa naar voetnoot(*) zy, dat eene gebeurtenis, nu nog toekomend, niet of niet zo, met dusdanige omstandigheden, zou voorvallen. Doch, dit zo zynde, waartoe dient dan onze yver, ons streeven naar volkomenheid? Waartoe het Gebed, waartoe Dankzegging? En de snoodste Daad, mede in de beste Waereld behoorende.... Maar ik zal niet declameeren. ----- De tegenbedenking ontstaat, doordien men de Noodlottigheid verwisselt met het stelsel der Harmonie. De Abt jerusalem heeft, in zyne Verhandeling over de VoorzienigheidGa naar voetnoot(†), voornaamlyk het twede lid dier bedenking sterk aangedrongen, en merkt aan, dat, gelyk de volgende gebeurtenis zeker gebeuren zal, echter ons al of niet poogen, al of niet bidden, van Eeuwigheid Gode tegenwoordig geweest is, en de aanstaane gebeurtenis in zyn plan gewyzigd heeft. De troostryke, de Christelyke Leere van het Gebed, (daar by voorbeeld in 't laatste Cap. van jacobus, zo nadruklyk van gesproken wordt,) verliest dus niets van haare waarde. Het toekomende is ons onbekend. Gods plan, omtrent het toekomende, is ons onbekend. Wy zyn vryë Schepselen. Dienvolgens weeten wy, dat onze daaden eenen zeer weezenlyken Invloed op het toekomende hebben. En dan zal de uitslag, de uitslag die door onze tegenwoordige vryë bedryven gewyzigd word, ons leeren en aanwyzen wat het Godlyk Plan, wat de Keten der beste Waereld, is. Hier moet men nog byvoegen, dat eigenlyke Wonderwerken, dat is staaking van Gods bestendige en gewoone regelen van onderhoud en bestier, geenzins stryden tegen de beste Waereld; als of men waande, dat God, door won- | |
[pagina 282]
| |
derdaadige tusschenkoomsten, zyn werk als verbeteren moest: naardien eigenlyke Wonderwerken zeer wel deelen zyn kunnen van Gods allervolmaaktst Plan, en behooren tot de uitgekoren beste Waereld. God kon, by voorbeeld, eene Waereld geschapen hebben, even als deeze, in haare oorspronglyke Inrichting, onderhouden en bestierd naar dezelfde Wetten, met dit onderscheid, dat daarin geen Wonderwerken voorvielen. Die Waereld zou de beste niet zyn, want God heeft ze niet verkoren. Het troostryk denkbeeld derhalven, ons, zo wy meenen, door den besten Godsdienst geschonken, dat God in byzondere gevallen, van buitengewoonen tegenspoed, vervolging, of dergelyken, ook buitengewoone Ondersteuning schenkt, en schikkingen maakt, die, naar den gewoonen loop der dingen, niet voorvallen zouden, wordt dus door de Leer der beste Waereld niet vernietigd. ----- Ook kan ik niet zien wat men tegen het bewys a priori-zelven, ter wederlegginge zoude kunnen inbrengen. Onoploslyke tegenwerpingen kunnen eene welbeweezen zaak niet ontzenuwen.
v.r. |
|