| |
De gastvryheid ten hoogsten trap gebragt, door den heer Mathew, in Ierland.
Eene waare Geschiedenis.
(Overgenomen uit The Life of Swift, by Mr. t. sheridan.)
De Heer Mathew bezat een groot Landgoed in het beste gedeelte van Ierland, 't geen hem 's jaarlyks achtduizend pond zuivere inkomsten opbragt. Nademaal hy smaak vondt in het Landleeven, besloot hy een groot Huis, vol van alle gemakken, te bouwen, om 'er Gasten in te ontvangen; 't zelve was omringd van vyftienhonderd Gemetten heerlyk land, naar de Engelsche wyze beplant; hy was de eerste die dit in Ierland invoerde. Dit ontwerp hadt hy reeds in 't beste van zyn jeugd gevormd; en, om 't zelve, zonder bezwaar van
| |
| |
zyn inkomen, uit te voeren, ging hy zeven jaaren reizen; zich bepaalende om van zeshonderd Ponden 's jaars te leeven, het overige zyner inkomsten besteedende aan het voltooijen van den grooten aanleg op zyn Landgoed.
Alles in gereedheid gebragt zynde, keerde hy weder na zyn Vaderland, en, naa zich eenigen tyd te Dublin opgehouden te hebben, om oude kennissen te vernieuwen en andere te maaken, vertrok hy na zyn Landgoed Thomas-town, om 'er zyne dagen voorts te slyten. Naardemaal hy een der welleevendste Heeren was, en zo ruim een inkomen bezat, viel het niet moeilyk, om, staande zyn verblyf in de Hoofdstad, toegang te krygen by allen wier Character en Bekwaamheden hem aanstonden. Uit deezen verkoos hy de zodanigen die het meest met zynen smaak strookten, en verzogt hun zo veel tyds van het jaar, als hunne omstandigheden toelieten, by hem op Thomas-town door te brengen.
Het Huis was voornaamlyk aangelegd om te beantwoorden aan die edele Gastvryheid, welke hy voorgenomen hadt daar te betoonen. 't Zelve bestondt uit veertig gemaklyke Vertrekken voor Gasten, met voegelyke verblyven voor derzelver Dienstbooden. Ieder kamer was voorzien van al het noodige en geryflyke tot de minste byzonderheid toe. Als een Gast kwam, wees hy hem zyn Kamer, zeggende: ‘hier zyt gy meester, hier moogt gy zo volstrekt gebieden als in uw eigen Huis; gy moogt ontbyten; middag- en avondmaalen, wanneer het u behaagt, en, uit de Gasten, de zodanigen als u best aanstaan, tot gezelschap neemen.’ Vervolgens toonde hy hem de gemeene Zaal, ‘hier wordt,’ sprak hy, ‘dagelyks open tafel gehouden, en daar aan kunt gy deel neemen, als het u gelust in een talryker gezelschap te eeten; doch van dit uur af aan moet gy my niet meer als Heer van dit Huis aanmerken; maar op denzelfden voet als een der Gasten.’ ----- Om aan de tafel alle pligtpleeging te vermyden, ging hy zelve nu hier dan daar zitten; alle denkbeelden van voorrang verdweenen, en de Gasten schikten zich, zonder eenigzins agt te slaan op rang of waardigheid, aan tafel.
Behalven deeze Eetzaal, was 'er een groote Kamer, geheel toegesteld als een Koffyhuis, waar Knegts en Meiden gereed stonden om den geheelen dag elk de verzogte verfrissingen aan te bieden. Hier ontbeeten allen die wilden, op het uur, 't welk zy verkoozen: men vondt 'er gelegenheid om te speelen, en de Nieuwspapieren te leezen.
Doch het allerzonderlingste in de geheele schikking van het Huis was een afgeschoote plaats, in 't alleragterste gedeelte, de Herberg geheeten. Dewyl hy zelve zeer maatig leefde, en veelen zyner Gasten dien leeftrant hielden, was de hoeveelheid van wyn, in de algemeene Zaal gebruikt, door- | |
| |
gaans zeer bepaald. Het sterk drinken ging in zynen tyd nog in zwang, om ook genoegen te schenken aan Gasten, daar aan gewoon, hadt hy die Herberge bedagt; allen die een styf glas dronken begaven zich, naa het middag eeten, derwaards, laatende de maatiger drinkenden in de Zaal. Een Knegt, als een Herbergier gekleed, vertoonde zich in dit verblyf, geheel toegesteld om de verbeelding te begoehelen. Elk vroeg om den wyn, die hem aanstondt, met zo weinig bedwang, als of hy in een Herberg was, waar hy het verzogte betaalde. Hier ook hieldt men, zomtyds, nagtpartyen, met dezelfde geraasmaakende vrolykheid als in de Stads herbergen; zonder egter de rust te stooren van het overige Gezin. ----- Speelen van allerlei soort waren 'er toegestaan, doch onder zulke voorwaarden als het dobbelen weerden, om dus te beantwoorden aan het waare einde van dat vermaak, zonder de beurs der Speelderen te ligten. 'Er waren twee Billiardtafels, een Kaatsbaan; wie vermaak in Landspelen vondt, kon 'er op allerlei wyzen te regt komen; vischwant van allerlei soort; jagtgeweer met den noodigen voorraad, jagthonden, en jagtpaarden, stonden gereed.
Men zou zich veelligt verbeelden, dat zyn inkomen niet toereikte om zulke kosten goed te maaken; doch, wanneer wy bedenken, dat met achtduizend Ponden 's jaars, in die dagen, (te weeten in 't laatste gedeelte der Regeeringe van Koningin anna,) zo veel kon gedaan worden als heden met het dubbele van die som; dat zyn wyduitgestrekt Landgoed in een der vrugtbaarste gedeelten van Ierland, te weeten Tipperary, zyne Huishouding al het noodige verzorgde, uitgenomen Kruidenierswaaren en Wyn, mogen wy veronderstellen dat dit aan kon komen, wanneer op alles met de stiptste nauwkeurigheid gelet wierdt, en niemand was beter Huishouder dan de Heer mathew. Men heeft my onderrigt, dat alle zyne Huisbedienden onder eene zo strikte bepaaling stonden, dat 'er met geene mogelykheid iets onnut kon verspild, eenigen voorraad of een enkele vles uit de kelder verdonkerd worden, of het werd onmiddelyk ontdekt. Zulks geschiedde deels door de keuze van getrouwe Huisbezorgers, en Klerken van beproefde eerlykheid: maar voornaamlyk door zyn eigen toevoorzigt op alles: dewyl 'er geen dag voorby liep, of hy hadt de rekeningen van den voorgaanden. Hy stondt alle morgens vroeg op, en hadt dit nazien verrigt eer zyne Gasten te bedde uit waren; hy vertoonde zich steeds als de minst bezorgde Man in 't geheele Gezin, en scheen zo min deels te neemen in 't geen 'er omging als een der Gasten. By een die van buiten inkwam kon hy gemaklyk voor een Gast doorgaan; dewyl hy 'er zyn werk van maakte om voor te komen dat niemand hem als Heer van het Huis zou aanmerken, of, uit dien hoofde, eenige beleefdheden bewyzen: dit bragt hy
| |
| |
zo verre, dat hy zomtyds uitging zonder des kennis te geeven, en eenige dagen uitbleef, wanneer alle dingen den ouden voet hielden; en weder t huis komende, wilde hy niet dat men hem in 't byzonder verwelkomde.
De schikkingen van allerlei aart waren in dier voege ingerigt, dat geene menigvuldigheid van Gasten of derzelver Bedienden ooit eenige wanorde veroorzaakte; alles ging zo gemaklyk en zo geregeld als in een Burger-huis. Eén stuk scheen zeer bezwaarlyk; naamlyk, om tekens vast te stellen, aan welke ieder Knegt wist, wanneer hy vereischt werd in 't byzonder vertrek van zyn Heer. Ten dien einde was 'er een groote kamer voor de Knegts, waar in zy zich altoos vervoegden, als zy niets te doen hadden. Langs de muur hingen de Schellen in orde, voor elke Kamer één, met het getal van de Kamer daar boven gemerkt; zo dat, wanneer 'er aan een Schel getrokken werd, zy alleen derwaards te zien hadden, om te ontdekken welk een knegt geroepen werd.
De Heer mathew was de eerste die een einde maakte aan het ongastvrye gebruik, om aan de Dienstbooden te betaalen 't geen men ten huize van hunne Heeren genooten heeft; hy verhoogde hun loon, hun teffens aanzeggende, dat zy, indien ze iets aannamen, met schande zouden worden heen gezonden; en, om de verzoeking te voorkomen, werden de Gasten onderrigt, dat de Heer mathew het als een gevoeligen hoon zou aanmerken, indien eenige aanbieding van dien aart geschiedde.
Swift hadt Dr. sheridan dikwyls van dit gastvry Verblyf hooren spreeken, (deeze was 'er dikwyls een welkome gast geweest zo van wegen zyne gezelschap vermaakende hoedanigheden, als om dat een Neef van den Heer mathew by hem school ging,) en betuigde wel genegen te zyn om met eigen oogen te zien of alles wat men 'er van vertelde waarheid was, daar het hem magtig vergroot voorkwam. De Heer mathew, des onderrigt door Dr. sheridan, schreef een beleefden Brief aan den Deken Dr. swift, verzoekende de eer te mogen hebben, dat hy, in de naastkomende School-Vacantie, met den Dr. hem bezogt. Zy gingen te paard op reis, vergezeld van een Bloedverwant van den Heer mathew, die my het volgende berigt heeft medegedeeld.
Nauwlyks waren zy in de Herberg gekomen, waar zy den eersten nagt zouden slaapen, en die, gelyk de meeste Iersche Herbergen van dien tyd, een jammerhartig verblyf opleverde, of 'er kwam een koets met zes paarden, gezonden om hun het overige van de reis na Thomas-town te doen afleggen: deeze bragt teffens voorraad van uitgezogte spyzen, wyn en anderen drank te hunner verfrissing mede. Swift was byzonder in zyn schik met dit blyk van agting hem betoond, en een koets viel bovenal in zyn smaak, dewyl hy reeds klaagde
| |
| |
over de vermoeienis van dien dag reizens. Toen zy het Huis in 't gezigt kreegen, riep de Deken, verbaasd over de grootte, uit: Hemel! waar toe moet dit groot Gebouw dienen! ‘In 't zelve, antwoordde hem de Vriend van den Heer mathew, zyn niet minder dan veertig Kamers voor Gasten geschikt, die alle tegenwoordig waarschynlyk bezet zyn, behalven die, welke men voor ons opengehouden heeft.’ Swift riep, op de hem eigene wyze, den Koetzier toe dat hy zou stilhouden, omkeeren, en hem weder na Dublin brengen: want hy mogt 'er niet om denken van zich in zulk een hoop Volks te mengen. Dan kort hierop zeide hy. ‘Is 'er dan geen kans toe dan moet ik 'er my aan onderwerpen; doch ik heb veertien dagen van myn leeven verlooren.’
De Heer mathew ontving hem aan de deur met ongemeen betoon van hoogagting; hem naa zyn Kamer geleidende, deedt hy de gewoone aanspraak, met vermelding van de gebruiklykheden aan dit Huishouden eigen, en vertrok; swift in 't bezit zyns Kamer laatende. Kort daar aan verscheen de Kok met een Schaflyst, om te mogen weeten wat hy 's avonds verkoos te eeten, en terstond daar op de Kelderknegt met een lyst van de Wynen en andere Dranken. ‘Is dit dan alles waarlyk zo,’ vroeg swift, en mag ik hier bevelen als in myn eigen ‘huis?’ De meergemelde Vriend van den Heer mathew verzekerde hem dat hy het vrylyk mogt doen; en dat 'er aan den eigenaar van het Huis niets aangenaamer was dan dat allen, die zich onder zyn dak bevonden, naar hunne eige verkiezing leefden, zonder het minste bedwang. ‘Wel dan’, hervatte swift, ‘verzoek ik u en Dr. sheridan om myne Gasten te weezen zo lang ik hier blyf; want ik denk dat ik niet in verzoeking zal komen om my te vermengen met het Volk hier beneden’
Drie dagen verliepen 'er in het ryden door het Landgoed, en het bezien van alle de aanleggen en verbeteringen, zonder dat zy den Heer mathew of een der Gasten zagen: het overige Gezelschap was niet zeer misnoegd over swift's wegblyven: dewyl zyn naam alleen de zodanigen, die hem niet kenden, met schroom vervulde, en zy vreesden dat zyne tegenwoordigheid een einde zou maaken aan die vrolykheid en dat genoegen, welke onder hun heerschee. ----- Op den vierden dag, tradt swift in de zaal, waar het Gezelschap voor het middagmaal vergaderde, en sprak den Heer mathew aan op de bevalligste wyze; hy weidde uit over de schoonheid des aanlegs met de kunde eens Kunstenaars en den smaak eens Liefhebbers: hy toonde dat hy het geheele plan ten vollen hadt over en doorgezien; en hoe alle deelen tot het geheel stonden; verscheide dingen aanroerende, welke de gewoone opmerking ontsnapt waren. ----- Zulk eene aanspraak, door een Man van swift's Character, kon niet dan hoogstaangenaam
| |
| |
weezen aan den Eigenaar, die teffens de Uitvinder en Aanlegger was van alle deeze verbeteringen; zo keurig eene lofrede uit den mond van iemand, die bekend stondt meer te hekelen dan te pryzen, strekte eigenaartig, om het vooroordeel, tegen zyn Character opgevat, weg, en de rest des gezelschaps ten zynen voordeele in, te neemen. Hy besloot zyne lofreden met tot de geheele Vergadering te zeggen ‘en nu Dames en Heeren, ben ik hier gekomen om onder u te leeven, en het zal aan my niet haperen, indien wy onzen tyd niet op eene aangenaame wyze slyten!’ Naa het middagmaal, geheel lustig en vrolyk zynde, onthaalde hy het gezelschap op verscheide aartigheden. Dr. sheridan en swift werkten elkander in de hand; zy boerten, zy jokten, zy lachten, en de vrolykheid was op 't gelaat van allen te leezen. Binnen kort verdween alle bedwang wegens des Dekens tegenwoordigheid. Hy deelde gereedlyk in alle hunne kleine ontwerpen om vreugd te raapen, en, met behulp van Dr. sheridan bedagt hy dagelyks wat nieuws, 't geen stoffe tot vrolykheid opleverde. Nooit te vooren hadt men 'er zulke tooneelen van vreugd gezien; want, wanneer, by ruimte en genoeglykheid, nu en dan de saus van geest en aartigheid komt, worden de geneugten des leevens op de beste wyze gesmaakt.
Toen de tyd naderde, dat Dr. sheridan, de Vacantie geeindigd zynde, na zyne School moest vertrekken, vondt het gezelschap zo veel genoegen in den Deken, dat men hem, op 't sterkst, aan was, om 'er nog eenigen tyd te blyven, en de Heer mathew overtradt, voor deeze enkele reis, zyn regel, om nooit op het langer vertoeven van eenigen Gast aan te dringen, (het was de vaste gewoonte ten deezen Huize, dat elk mogt vertrekken, wanneer het hem goeddagt, zonder des eenige pligtpleeging te doen, of plegtig afscheid te neemen,) door dit verzoek te ondersteunen. Swift vondt 'er zich zo gelukkig dat hy gereedlyk het oor leende aan dit verzoek, en, in stede van 'er veertien dagen te blyven, volgens zyn eerst gemaakt plan, bragt hy 'er vier maanden door, zeer tot zyn eigen genoegen, en van allen, die den Heer mathew, in dien tyd, bezogten.
|
|