Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijSchets van de regeeringswyze en het karakter der Turken.(Getrokken uit de Memoires du Baron de tott, sur les Turcs & les Tartares.)
Men heeft tot nog toe de Turken slechts zeer onvolmaakt gekend, en de berichten, welken marsigli, myladi montaigu, pococke, ja zelfs porter, ons wegens hun gegeven hebben, zyn verre van volkomen te zyn. De Heer de tott was wel geschikt om dit gebrek te verhelpen; hy heeft drieëntwintig jaaren lang onder de Turken verkeerd; hy heeft in het diepst vertrouwen van den Souverain gedeeld; hy heeft zelfs het grootst aandeel gehad in de schikkingen, welken de Regeering in het allerneteligst tydsgewricht ter haarer beveiliging genomen heeft, en de behoudenis van Konstantinopel is misschien aan hem alleen, althans voornamelyk, toe te schryven. Akelig is het tafereel, 't welk hy ons van de Turken geeft. Men verbeelde zig eene Natie, overgegeven aan alle de buitenspoorigheden der meest bedorven, en aan alle de woestheid der barbaarste, Volkeren; verwyfd en bloeddorstig, tevens yverig voor haaren Godsdienst, tot dweepery toe, zonder deszelfs zedeleer te onderhouden; eene uiterste ongevoeligheid van hart, met de toomeloosste driften zamenvoegende, zonder opmerking, zonder vooruitzicht, aan de laagste ondeugden gewend, en geen denkbeeld hebbende van eer of edelmoedigheid; zo trotsch als dom, de diepste vernederingen verdragende, op hoop van die aan anderen te zullen doen ondergaan; verachtelyk zonder schaamte, elendig zonder gevoel, hunne afgryslyke slaverny niet opmerkende, dan op het oogenblik dat zy van honger sterven; zonder uitvinding, zonder moed, zonder menschlievenheid; en, in hunne verachting van den dood, eene laagheid van geest vertoonende, die hen belet de middelen te zien om denzelven te vermyden. Aan wien gehoorzaamt deeze Natie? Aan een Despoot, die den meesten tyd van zyn leven doorbrengt in een Ser- | |
[pagina 255]
| |
rail tusschen zyne slavinnen, de byl en de koord, om voor de geringste overtreding den schuldigen te vernielen: zonder door de wetten der natuur, of de duidelykste voorschriften der billykheid, hierin eenigzins gestuit te kunnen worden. Hy is, wel is waar, aan eenige formaliteiten in zyne levenswyze gehouden; hy kan, by voorbeeld, zo als men straks nader zien zal, niet nalaaten des vrydags naar de Mosquee te gaan; maar hy mag zo veel hoofden afslaan, als zyne grilligheid goedvindt, of zo veelen laten wurgen, als welker goederen hy verlangt zig toe te eigenen. Het huwelyk is by de Turken niet dan eene burgerlyke onderhandeling. De wet bepaalt het getal der vrye vrouwen, welken zy trouwen kunnen, tot vier; zy kunnen dezelve verstooten; en dan nemen de vrouwen de huwlyksgift, haar door den man gegeven, mede. De liefde, welke de schoonheid inboezemt, de achting, welke de zachtheid van karakter, de verhevenheid van gevoelens, of de onderscheidene talenten verwekken, hebben geen het minste deel in deze droevige verbindtenissen. Men trouwt eene vrouw zonder haar te zien, enkel op het bericht van eenige oude Koppelaarsters, en het oogenblik, waarin de nieuwgetrouwde haar sluijer opligt, is dikwils voor den man het begin van een onverwinlyken tegenzin. Daar is een andere soort van huwelyk, 't welk men Kapin noemt, dat, eigenlyk gesprooken, slechts een verdrag of koop is, tusschen twee perzoonen, om voor zulk eene prys zulk een tyd te samen te leeven. Deze vrouwen, in de diepste onkunde opgetrokken, zonder eenige gevoelens, dan die, welken de minnenyd inboezemt, werkeloos uit hoogmoed, en gedrukt door haare ledigheid, kunnen weinig vermaak geven aan den man, aan wien zy toebehooren. De Turken nemen dus hunne toevlucht tot slavinnen, welken zij koopen, en waarvan zy zo veele nemen mogen als zy in staat zyn te onderhouden. En hier verbeeldt de lezer zig ligtelyk, dat elk ryk man, van die fraaije Georgische en Circassische meisjes zal laten opzoeken, en dat men eene menigte jonge schoonheden onder die slavinnen zal aantreffen. Ik heb, zegt de Heer de tott, eene deezer Georgische meisjes door de Sultane asma, voor zyne Hoogheid geschikt, gezien: ‘het was eene jonge Deern van agttien jaar, middelmaatig groot, zeer sterk, en die niet onbevallig voor eene Herbergsmeid zou geweest zyn.’ | |
[pagina 256]
| |
Daar zyn evenwel verscheiden fraaije meisjes onder deze slavinnen; daar zyn 'er zelfs onder, die aangenaame talenten hebben, en die vooral uitmunten in zekere geile danssen; maar het gebruik der heete baden verwelkt welhaast haar vel, en doet de frisheid der jeugd verdwynen. Die baden, altyd vier- en twintig uuren vóór dat men 'er gebruik van maakt, aangestookt, worden tot zulk een trap van hitte gebragt, dat het zweet, zodra men daar in gaat, allerwegen uitbreekt, hetwelk echter niet belet, dat de vrouwen daar vyf of zes uuren achtereen in blyven, en dikwils gebruik van maaken. Het wyst zig van zelf, dat zulk eene sterke uitzetting der vezelen de gedaante moet veranderen, en den ouderdom, althans de vertooning daar van, vervroegen. Geene wederzydsche achting, geene verknochtheid, geene liefde, hebben tusschen deze slavinnen en haare meesters plaats; het genot zelf verliest zyne grootste bekoorlykheid, door de gemaklykheid van het onder zyn bevel te hebben; en de kwyning en wansmaak heerschen gemeenlyk in die wooningen, welken een onkundige zig ligtelyk als de Tempels der wellust zou verbeelden: ja, behalven eene nieuwe slavin, die nu en dan de nieuwsgierigheid opwekt, ben ik, zegt de Heer de tott, door den omgang met myne vrienden, overtuigd geworden; dat hunne Harem hen walgde, en dat zy daar nauwelyks ooit intraden, dan om de rust en orde te herstellen, wanneer de Bestierster dit niet konde uitwerken. Onder hoe veele bepaaling de Turksche vrouwen mogen gehouden worden, zy hebben echter vryheid van te mogen uitgaan om haare zaaken te beschikken; zy gaan zelfs dikwils bezoeken by andere vrouwen afleggen. De grootste wellevenheid vordert dan, dat de Man of Heer des huizes, niet in zyn Harem gaa, terwyl er vreemde vrouwen zyn, maar dit wordt niet altyd strikt in acht genomen. Het zyn de ryken alleen, die een Harem onderhouden kunnen, en daar zyn maar weinige ryken onder de Turken. Zy worden niet ryk dan door bedieningen, welker waarneming voordeel geeft, naarmaate van het misbruik, dat zy 'er van maaken. Vóór dat zy die ampten krygen, moeten zy gemeenlyk zonder vrouwen leeven. Dit veroorzaakt tevens eene droevige en schandelyke verkeering der mannen, die zig veelal aan de onnatuurlyke misdaad overgeven. Daar zyn weinige publieke vrouwspersoonen te Konstan- | |
[pagina 257]
| |
tinopel, en men heeft voor haare ongeregeldheden die toegevenheid of oogluiking niet, welke het zeden-bederf in groote Steden schynt te vorderen. De Bostanji-bachi laat geduurig onderzoek doen in den omtrek van Konstantinopel, en aan de eenzaamste Zeekusten, alwaar de vrouwen van deze soort zig vleijen een wykplaats te hebben. Men vindt zomtyds haare lyken verminkt; de manspersoonen vermoorden haar om haar niet te betaalen, of om het gevaar te vermyden, van met haar, naar Konstantinopel terug keerende, ook gevat te worden. Het geen nog meer verwondering moet verwekken, is, dat vrouwen van een hooger staat, zomtyds ontvluchten, haare juweelen en snuisteryen medenemende; en dat de booswichten, welken zy op de afgesproken plaatsen gaan vinden, haar, na hunnen lust met haar geboet te hebben, vermoorden, om haare kostbaarheden meester te worden. Men ziet dikwils binnen in de haven, de lyken dier ongelukkigen dryven, zonder dat die droevige voorbeelden andere vrouwen kunnen afschrikken. Niets is gemeener onder ons, dan te hooren spreeken van het Serrail, en de Sultane favorite. Men verbeeldt zig het Serrail als den omvang, binnen welken de vrouwen zyn besloten, terwyl dit woord enkel een Paleis uitdrukt, in het welk de Harem het vrouwenverblyf uitmaakt. De Ambassadeurs te Konstantinopel hebben geen Harem, maar zy hebben een Serrail. Wat den tytel van Sultane Favorite betreft, die is ongerymd. Eene Sultane is eene Princes van 's Keizers bloed; zo zy Sultane is, kan zy die soort van gunst niet erkennen, die hier in aanmerking komt; en zo zy dezelve mag genieten, is zy geene Sultane. De tytel van Bache-kadun, Hoofd-vrouw, is de eerste waardigheid in de Harem van den grooten Heer. De dogters en zusters van dien Vorst, aan Viziers en andere Ryksgrooten uitgetrouwd, woonen elk afzonderlyk in haare Paleizen; de mannelyke kinderen, die uit haar geboren worden, moeten oogenbliklyk worden omgebragt, door dezelfde handen die de moeder verlossen. Dit is de openlykste wet, en die minst verbroken wordt; men gebruikt niet de minste bewimpeling, om de afgryslykheid dier moorden te bedekken. Zo de Heerschlust een plek gronds wilde kiezen, daar zy haare Hoofdstad zou vestigen, om uit dezelve de Wereld te regeeren, zou zy juist Konstantinopel moeten neemen. Deze Stad, tusschen twee Zeeën geplaatst, zou zig in het middelpunt van de nuttigste voortbrengzelen bevinden, en | |
[pagina 258]
| |
den bloeijendste koophandel formeeren kunnen, zo de yzere Scepter eener despotieke heerschappy niet, rondom haar, alle de werktuigen van Landbouw en Kunsten verbryzelde, en allen lust tot werkzaamheid uit de gemoederen verbandde. Maar terwyl niets de schoonheid van 't gezicht evenaart, 't welk de Stad van buiten vertoont, verdwynt die bekoorlykheid terstond, zodra men daar binnen treedt. De meeste straaten zyn zo smal, dat de uitspringende daken naauwlyks een doortocht aan het licht openlaaten. Ongelyke steenen en morsigheid zyn de kleinste onaangenaamheden dezer Hoofdstad; alle de geessels, die het menschdom plaagen, schynen zig hier te vereenigen. Het Vuur, de Honger, en de Pest, verwoesten haar geduurig; booswigten, om, onder begunstiging van den brand, straffeloos te plunderen, vernieuwen telkens de eerste van deze rampen, door aangestoken lonten, welken zy aan zommige huizen leggen; het vuur vat ligtelyk in die huizen, die allen van hout zyn, en maakt, in korten tyd, ongelooflyke vernielingen. De Vizier, en alle de groote Officieren van de Porte, zyn verplicht, zig op het eerste teken naar de plaats van den brand te begeven. De groote Heer zelf onttrekt zig daar niet aan, wanneer het vuur eenige voortgangen maakt; en daar zyn wachten den geheelen nacht in beweging, om alarm te maaken, zodra zy brand verneemen. De groote Heer dryft alleen, en dat onbewimpeld, den uitsluitenden handel van Koorn, om de Hoofdstad te verzorgen. De Zee-provinties zyn verplicht, om hem eene zekere hoeveelheid Graan, tot een zeer laagen prys, te leveren. Hy laat het in zyne magazynen brengen, en verkoopt het vervolgens aan de bakkers, tot zulk een prys, als hy daar op goedvindt te stellen. Deze bestiering verwekt dikwils Hongersnood en gevaarlyke opstanden. Eindelyk de Pest hoort te Konstantinopel als t'huis, en wordt onderhouden door hun, die de kleeren en pelsen der geenen, die aan deze verschriklyke ziekte gestorven zyn, opkoopen, en in hunne magazynen of winkels bewaaren. De Turken verdragen dezen geessel met geduld, tot dat de lysten der dagelyksche begraafenissen toonen, dat 'er 999 lyken door de Poort van Adrianopel worden uitgebragt. Dat is de uiterste term van hunne bedaardheid en onderwerping. De Volksrampen zyn in deze ongelukkige Stad zo menigvuldig en algemeen, dat men iemand naar zyn ouderdom vragende, meestal ten antwoord krygt, dat hy in 't jaar, of 's jaars daarna, van de | |
[pagina 259]
| |
groote Pest, van den grooten Hongersnood, van dien Opstand, of dien Brand geboren is. De Turken zyn prachtig, maar zonder smaak, zonder bevalligheid; hunne pracht is eene lompe vertooning van een nutteloozen en dikwils lastigen rykdom. Zy zullen u, by voorbeeld, te slapen leggen op kussens van satyn, met goud geborduurd, dat u het aangezicht kwetst; de vrouwen dragen in den zomer fluweelen kleederen, waarvan alle de naaden met gouden galonnen belegd zyn. Die pracht ondertusschen blyft binnens huis bepaald; niemand durft zyn rykdom vertoonen, uit vrees van de schraapzucht der Regeering gaande te maaken. Terwyl de despotieke Regeeringswyze der Turken, elk der Onderdaanen elendig maakt, stelt zy de Grooten, welke men als Oppermachtig schynt te moeten beschouwen, in een geduurig gevaar, en onderwerpt hen, ja den Sultan zelven, aan de nadeelen van een willekeurig geweld, dat zig door geene wet of reden laat bestieren. De Baron de tott vergezelde, op zekeren tyd, den Franschen Ambassadeur, ter audientie van den beruchten Racub-Pacha, die tot de waardigheid van Groot-Vizier verheven was. De Muzur-Aga, of eerste Hals-rechter verschynt in de zaal, en den Pacha naderende, luistert hy hem een woord of twee zachtjes in. De Vizier gaf geen ander antwoord, dan door eene horizontaale beweging met de hand te maaken; waarna hy met een vrolyken glimlach zyn gesprek met den Ambassadeur hervatte, en eenigen tyd voortzette. Wy gingen, vervolgt onze Schryver, vervolgens uit de Gehoorzaal tot beneden aan den grooten Trap, alwaar wy weder te paard moesten stygen. Negen pas afgeslagen hoofden buiten de eerste Poort op een ry geplaatst, gaven ons in het voorby ryden, de verklaaring van de beweging, welke de Vizier in onze tegenwoordigheid met de hand gemaakt hadt. Toen, eenigen tyd daarna, de Hongersnood zig deedt voelen, poogde diezelfde verschriklyke Racub-Pacha des volks opstand te stuiten. Eene oude vrouw, die een party andere vrouwen hadt op de been gebragt, nadert hem stoutelyk, doet hem vreesselyke bedreigingen, tart zyne Soldaaten uit, en wat was het gevolg? dat zy eene portie ryst voor haar en haare gezellinnen ontvangt, waarna zy haare zegepraaler de troep afdankt. Sultan osman zelf was het slachtoffer van den despotieken wil der menigte; zyne gezondheid verviel, en hy wierdt dagelyks zwakker; hy bespaarde alle zyne krachten, om Vrydags naar de Mosquee te gaan; eene | |
[pagina 260]
| |
Ceremonie, die niet verzuimd kan worden, zonder veel gemor te veroorzaaken. Men begrypt wel, dat, zonder deze voorzorg, een Vizier, die geducht of behendig genoeg was, om twee of drie persoonen na den dood des Sultans om te koopen, dien dood zo lang zou kunnen verbergen, dat hy alles straffeloos zou kunnen onderneemen. Eindelyk echter, waagde Sultan osman, door overmaat van zwakheid daar toe gedrongen, op een Vrydag uit de Mosquee te blyven; maar dit veroorzaakte zo veele beweging, dat hy het bestuit moest neemen, om, in weerwil van zynen byna zieltogenden staat, zig den volgenden Vrydag in Ceremonie na St. Sophie, de naastbygelegen Mosquee by het Serrail, te begeven. In zyne terugkomst reeds waggelende op zyn paard, en door de lieden te voet, die hem omringden, ondersteund, raakte hy geheel van zigzelven tusschen de twee Poorten, die de open plaatsen van het Serrail afscheiden. Men wierp hem een ChalGa naar voetnoot(*) over het hoofd, en hy stierf toen men hem in zyn vertrek gebragt hadt. Dus mist de volstrektste Beheerscher van de Aarde die vryheid, welke de minste zyner Onderdaanen heeft, namentlyk van t'huis te mogen blyven, als hy ziek is.
(Het Vervolg en Slot by de eerste gelegenheid.) |
|