| |
Eenvoudig toestel, om, in scheikunstige destillatien, alle de voortbrengzels der lichamen te verzamelen; briefswyze medegedeeld, aan den Wel Ed. Hooggeleerden heere Floris Jacobus Voltelen, Med. Doct. et Chemiae Professor, enz. te Leyden.
Door Willem van Barneveld, Lid van het Provintiaal Genootschap te Utrecht, van de Maatschappy der Landbouw, en Apotheker, te Amsterdam.
Wel Ed. Hooggeleerde Heer!
't Zal van geen Scheikunstenaar ontkend worden, dat, in de Chemische bewerkingen, de ontwikkelde Konstlucht en de vlugste deeltjes der gebezigde voorwerpen, hoe groot men de Destilleervaten ook neeme, doorgaans verlooren gaan. ----- Hier door vermist men derhalven niet alleen zekere deelen, die noodzakelyk tot het geneeskragtig voortbrengzel behooren; maar ook tevens de ervaring van sommige andere deelen, die met de verzamelde, de gezamentlyke bestanddeelen, van het gebezigde Lichaam in 't geheel uitmaakten.
De volkomene kennis egter van den ganschen inhoud van eenig Scheikundig subject is thans, daar wy, door
| |
| |
den Luchtkundigen priestley, op het spoor gebragt zyn, voor den Scheikundigen beärbeider eene onontbeerlyke noodzakelykheid geworden, en zal, naar myn inzien, meer en meer daar voor erkend worden. Wie weet niet hoe veel de kennis der verschillende Konstluchten aan de volmaking der Scheikunst heeft toegebragt, en dagelyks nog toebrengt. ----- Ook zyn myne gedagten, om dezen Toestel te vervaardigen, haren oorspronk hier aan verschuldigd.
Wanneer men eenige destillatie in glaazen vaten begint, is het zeker, indien de voegen behoorlyk geslooten zyn, 't zy met een Blaas, of vastzoutig of lymig Lutum (smeerzel,) dat deze geslootene voegen egter niet kunnen beletten, dat de gemeene Lucht, die in de glaazen bevat is, en door de hitte uitgezet word, met een veerkragtig vermogen naar buiten dringt. ----- Even min kan de Konstige Lucht, die, door de bewerking, uit de Lichamen ontwikkeld word, in deze vaten bedwongen worden; en zal niet naarlaten, veele vlugge en wel de wezendlykste deeltjes, van het Scheikunstig Lichaam, mede te sleepen. Indien het smeerzel zeer digt en vastgesloten is, zullen of de vaten verbryzeld worden, of de dampen zullen door het smeerzel of blaas heen dringen of dezelve doen openbersten.
Dit gesteld zynde, dat zeker is, gelyk het inderdaad is, en zo als elk, die slegts ooit Spiritus Nitri Dulcis gerectificeerd heeft, ondervind; gaa ik tot de beschryving over van myn Eenvoudig Toestel, dat niet alleen alle de producten des Scheikunstigen Lichaams kan bewaren, maar ook alle deze hindernissen voorkomen.
Ik neem eene dunne lange glaazen pyp, vyf of zes voeten lang, en welke twee of drie lynen van een duim hol is. Ik neem dezelve liefst nog langer, althans in geval, als de hitte, in de operatie, noodzakelyk moet vermenigvuldigd worden. Deze pyp laate ik aan beide zyden open, en dezelve aan het eene einde ombuigen, door een gewoonen glasblazer, (die men in Amsterdam genoeg by der hand heeft) zo dat deze pyp aan dit einde gelyk is aan een Hevel; terwyl ik aan het andere einde, dat ik ook een weinig van zyn regte lyn laat verzetten, nog een ander klein pypje voege, na genoeg een half voet lang, en eene gemeenschappelyke holte hebbende, met de overige openingen der pyp, zo dat de geheele toestel, als
| |
| |
dan bestaat uit een pyp met drie openingen, gelyk deze figuur aanduid.
De opene Haak A is de mond der pyp, en de openingen B en C zyn de uiteinden van dezelve.
Indien ik nu eenige destillatie aanvange, dan voege ik den mond dezer pyp A zo wel als den mond der kromhals, te zamen in den mond des Ontfangers, in welken ik gewoon ben de afdruiping te verzamelen. Ik rigt voorts de lengte der pyp langs den Ontfanger nederwaards, zo dat van de twee uiteinden C en B het uiteinde B nederdaalt, in eene onderstaande vles, om het vogt te ontfangen, welke vles met Lutum wel aan deze pyp toegesmeerd word, terwyl het opwaards staande Pypje C de lucht kan uitblazen, die door het vuur in de glaazen vaten uitgezet, of die door de Scheikunstige voorwerpen ontwikkeld word.
Dan, om het verlies van de Konst-Lucht voor te komen, hegt ik aan deze Pyp eene wel uitgedrukte en van gemeene Lucht ontledigde blaas vast, op deze wyze. Ik doorbrand eene kurk, zo dat dezelve juist op dit Pypje C vast sluit. De kurk maak ik alvorens met deszelfs andere einde vast aan een koperen kraan; welke vooraf aan het uiteinde voorzien is van eene Verkensblaas. Wanneer nu myn blaas vol is, draai ik deze kraan toe, en leg, in plaats van deze, daar eene andere blaas aan, of druk dezelve uit, onder door water heen, in eenige Molglaazen, om denzelven te beproeven, als het my behaagt, in welk geval ik dezelfde blaas vervolgens meer kan gebruiken.
Men bevat nu ligt, indien men eenige proefneeming door vuur met de glaazen destilleervaten bewerkstelligt, wat het gevolg is van dezen aangevoegden toestel. Te weeten: de gemeene of de konstige Lucht, zig doorgaans gretig vereenigende met de vlugste dampen, kan nu ruimte krygen, door middel van deze glaazen Pyp, dringt daar door; en onderweg het vloeibaar-vlugge deel, genoegzame
| |
| |
gelegenheid hebbende, om zig door inkrimping te verdikken, eer het aan de koele uiteindens der Pyp komt, zal zig in de onderstaande vles verzamelen, terwyl de Lucht, de vaste Lucht der Lichamen, in de ledige blaas zal overgaan en dezelve vullen.
Dan ik dien hier aan te merken, dat men de eerste blaas, met verzamelde Lucht, moet weg doen, om dat dezelve, als te veel met de gemeene Lucht der vlessen vermengd zynde, van geen nut is. Derzelver egtheid hangt mede niet weinig af van de destilleervaten, inzonderheid van den Ontfanger, die te wyd zynde, al te veel gemeene Lucht inhouden, om de ontwikkelde Lucht naar eisch te beöordeelen, en alzo de ontwikkelende Lucht tot in de blaas kan ontsnappen, is de te groote wydte der vaten overbodig.
Na de bewerking neemt men de onder de Pyp staande vles weg, en mengt de verzamelde vogtdeelen, by de verzamelde van den Ontfanger. De Lucht der blaazen beproeve men gelyk andere Konstluchten, welker manier te wydloopig is, en door de werken van priestley en anderen te bekend, dan dat ik dezelve hier zoude beschryven,
't Zou hiermede niet te passe komen, om veel van de byzondere Luchtkonstige ondervindingen der Lichamen te spreeken. Dit tot de beschryving van onzen Toestel niet behorende, sparen wy tot nadere gelegenheid. Alleen wil ik 'er van zeggen, ----- dat op deze wyze by de bereiding van het Liquor anodinus mineralis Hosmanni, eene helder vlammende Aër AEthercus, (Geestlucht) voortgebragt word, die in water en geest bestendig is, en even vlambaar blyft. ----- Dat de gewoone Spiritus Nitri Dulcis, en die van Glauverus, eene minder heldervlammende Lucht geeft, die in water onbestendig is, en al zyne brandbaarheid aan het zelve mededeelt, om dat het Zuur des Salpeters, 't welk met de vereeniging des Phlogistons, de grondslag der brandbaarheid uitmaakte, meer affiniteit met water hebbende, het Phlogiston loslaat, en daarna een kaars of andere vlam uitbluscht in plaats van dezelve te ontsteeken. ----- Dat de bewerking des Harsthoorns, tot Spiritus, Sal et Oleum, eene heldervlammende Lucht geeft, in eene zo ongeloofelyke hoeveelheid, dat men zig deswegens ten uitersten moet verbaazen. Dat de Spiritus Nitri Fumans, eene dodelykverstikkenden damp geeft, welkers zuure deeltjes, zeer ligt het Phlogiston loslaten, en zig door schudding met
| |
| |
gemeen water vereenigen, en hetzelve Zuur maken. ----- Dat de destillatie van den Ammoniac Geest een allervlugste vaste Lucht geeft, die, aan den afgedropen Spiritus overtollig zynde, Rivier-water vlug maakt, enz.
De Geesten van alle deze scheikunstige Operatiën, in de onder het uiteinde der Pyp staande vles verzameld, munten uit in deugd en vlugheid, maar de hoeveelheid van eenigen is zeer gering.
Ik twyffel geen oogenblik of uw Hooggeleerde zal dezen toestel verbeteren, of ligt in andere bewerkingen bezigen, 't zy in Sublimatiën, Effervescentiën enz. ----- Zeer gepast hebt gy my reeds te binnen gebragt, het nuttig gebruik van dezen Toestel, in de bereiding van den Spiritus Salis Fumans Libavii; en ik vertrouw, dat deze Pyp niet minder nuttig zyn zal, in de bereiding van den dampenden zeer verstikkenden Glauberiaanschen Zeezoutgeest, hoewel ik niet zonder vrees ben, dat de Blaas, van wegens de Scherpheid der dampen, doorvreeten zal worden, waarvan men in den Spiritus Nitri Fumans ook veel gevaar loopt.
Behalven het nuttig gebruik van deze Pyp, heeft dezelve nog twee nuttigheden ten gevolge. Ten eersten: behoeft men nu den Ontfanger om de uit de bewerkte Lichamen ontwikkelende en somtyds onbedwingbare dampen, zo wyd niet te neemen. Ten anderen zal het Lutum, by de verbinding der Destilleervaten, in 't geheel niet losbersten, en eene gemeene hoe wel digte sluiting zelf genoeg zyn. Ik ben enz.
Amsterdam
den 12 May 1785.
|
|