Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 203]
| |
Verslag van 't leeven en de werken van Willem Jacob 's Gravesande, Hoogleeraar in de Wiskunde, Starrekunde, en Wysbegeerte te Leyden.Willem jacob 's gravesande stamde af van een oud en aanzienlyk Geslacht te Delft, hy werd in 's Her togenbosch gebooren op den zeven- en twintigsten van Herfstmaand des Jaars MDCLXXXVIII. Zyn Vader theodorus 's gravesande, die te laastgemelde Stede aanzienlyke Ampten bekleedde, hadt niet min dan acht Zoonen en twee Dogters, aan welker opvoeding hy niets spaarde te koste te leggen. Onder de Leermeesters, die hy hun gaf, was zekere tourton, wiens hoofdlief hebbery de Wiskunde welhaast tot zynen Kweekeling willem jacob overging, en zo zeer de overhand nam, dat hy als Leermeester zich verpligt vond om nagt en dag te werken, ten einde de spoedige vorderingen zyns Leerlings hem niet voorby streefden. In den Jaare MDCCIV begaf zig onze 's gravesande met twee zyner Broederen na de Hoogeschool te Leyden. Schoon hy daar zich op de Regtsgeleerdheid, als zyne Hoofdstudie, bevlytigde, liet hy egter zyne geliefde Wiskunde niet vaaren, en stelde daarop eene Proeve, over de Doorzigtkunde, deels vervaardigd op een Collegie, 't welk hy, om aan den wil van zynen Vader te voldoen, bywoonde; doch hem niet smaakte: schoon het blyken droeg van de jeugdigheid des Schryvers, kon het de goedkeuring van den bezwaarlyk voldoenbaaren jean bernoulli wegdraagen; het zag het licht in den Jaare MDCCXI. De drie Broeders werden op den zelfden dag Doctors in de Regten, te weeten op den vyf en twintigsten van Wynmaand MDCCVII, en begaven zich na den Haage om hunne Regtsgeleerdheid daadlyk te werk te stellen. De Verhandeling over de Zelfmoord, door onzen 's gravfsande opgesteld, by gelegenheid van het verkrygen der Doctoraale waardigheid, stak uit in orde en klaarheid. Welhaast maakte hy kennis met allen, die in den Haage zugt voor Letteroefeningen betoonden, en werd een der voornaamste Leden van een Gezelschap, 't welk het Journal Litteraire in den Jaare MDCCXIII begon uit te geeven; zyne grootste helpers waren marchand, van effen, salengre, alexandere en st. hyacinthe. | |
[pagina 204]
| |
Veel stukjes daarin kwamen van zyne hand, en bragten niet weinig toe aan de agting en opgang van dit Geleerd Tydschrift. 't Welk verscheide lotwisselingen onderging. Behalven de Uittrekzels van Werken over de Wis-en Natuurkunde, vindt men 'er verscheide Verhandelingen in van zyn eigen Maakzel, die stoffe tot Geleerde Twistschriften, met de grootste Mannen van dien tyd, verschaftenGa naar voetnoot(*). Hy moest, in den Jaare MDCCXV deezen Letterarbeid staaken, benoemd zynde om den Baron van wassenaar van duivenvoorde en den Heer van borsele van den hooge, door de Staaten na Engeland gezonden om Koning george den I met zyne komst op den Throon geluk te wenschen, als Secretaris te vergezellen. Dit Gezantschap duurde niet wel een Jaar, en dus was zyn verblyf in Engeland kort. Zyne omstandigheden gaven hem gelegenheid om de vreemde bekwaamheid zich eigen te maaken, dat hy, te midden van een gezelschap, kon werken als of hy alleen in zyn kamer zat. Het vertrek, voor hem geschikt, was de verzamelplaats der Heeren, die in het gevolg der Afgezanten waren; hy ontving ze, hoe druk hy ook mogt bezig zyn, en liet hun vrylyk praaten, terwyl hy werkte; onder voorwaarde, dat, indien zy iets zeiden, 't geen hy verlangde te weeten, op zyn verzoek de voorsteller van 't zelve zulks voor hem zou herhaalen. Zulks bragt te wege dat hy zich zo weinig bemoeide met het geen buiten hem omging, dat hy de zwaarste berekeningen kon volbrengen, door een groot gezelschap omringd. Te Londen vondt hy zyne oude Vrienden, de Heeren burnet, met welken hy te Leyden verkeerd hadt, en door hun geraakte hy in nauwe kennis met hun Vader den beroemden Bisschop van Salisbury en veele andere Geleerden, bovenal met den wereldwydvermaarden newton, die hem veel agtings en vriendschaps betoonde. Hy verwierf de eer van Lid der Koninglyke Societeit te worden. Uit Engeland wedergekeerd, zette hy zich weder in den Haage neder. Het genoegen 't welk hy hier smaakte werd gestoord door den dood zyns Vaders in den Jaare MDCCXVI. Dan het volgend Jaar vondt hy zich geroepen tot een post, | |
[pagina 205]
| |
geheel beantwoordende aan zyn Hoofdneiging. De Baron van wassenaar van duivenvoorde, die 's gravesande zeer beminde en in Engeland gezien hadt, hoe veel werks newton en andere Wiskundigen van hem maakten, prees hem den Bezorgeren der Leydsche Hoogeschoole aan, met dien gelukkigen uitslag dat hy geroepen wierd tot Hoogleeraar in de Wis- en Starrekunde. Zyne Intree-redenvoering duidde aan wat men van hem te wagten hadt; zy handelde over 't Nut der Wiskunde in alle Weetenschappen en bovenal in de Natuurkunde, als mede over de volmaaking der Starrekunde uit de Natuurkunde te ontleenen. Op dit laatste stondt hy byzonder stil om zyne Toehoorders voor te bereiden tot het hooren zyner lessen over de Natuurkunde, schoon deeze Weetenschap eigenlyk niet begreepen was onder die, welke zyn Beroep hem vorderde te onderwyzen. 't Was noodig dat hy daar in Les gaf. De Hoogleeraar senguerd hielt zich in zyne Wysgeerige lessen nog aan den Schoolschen leertrant. Te Leyden was de Wysbegeerte van newton, die Wysbegeerte, welke alle veronderstellingen verwerpt en niets aanneemt dan 't geen wiskundig beweezen is of op proeven rust, geheel onbekend. 's Gravesande was de eerste, die het ondernam buiten Engeland in dezelve te onderwyzen, en hy deed het met alle mogelyke toejuiching: zyn toestel van Werktuigen, die hy steeds vermeerderde en volmaakte, verbaasde de bywoonders zyner Lessen over de Natuurkunde, die eene geheel andere gedaante aannam. ----- In de Starrekunde behaalde hy geen minder roem, daar hy de weezenlyke oorzaaken van de beweeging der Hemelsche Lichaamen, met zo veel schranderheids door newton ontdekt, in plaats stelde van de ingebeelde Draaykringen van descartes, waaraan men zich dus lang gehouden hadt. ----- By den aanvang zyner Lessen over de Wiskunde, prees hy euclides boven alle anderen aan. De Algebra zogt hy steeds te doen aanzien als eene Studie, geschikt om waarheden, nuttig voor de Maatschappy, uit te vinden. Hy hadt geen agting altoos voor die enkele Rekenaars, die hun leeven slyten in het opmaaken van berekeningen, welke alleen by bespiegeling blyven berusten, en van geen den minsten dienst zyn voor de andere Weetenschappen, of den Menschdomme nut aanbrengen. De Landgraaf van hessen-cassel, die ten zynen Hove gaarne Mannen van bekwaamheid zag, verzogt 's gra- | |
[pagina 206]
| |
vesande eenigen tyd daar door te brengen, om hem te raadpleegen over verscheide Werktuigen, welke hy wilde doen vervaardigen. Tot deeze reize schikte hy de Groote Vacantie des Jaars MDCCXVII. Hy zag 'er het zonderling Werktuig, door orffyneus vervaardigd, zonder te kunnen beslissen of hetzelve met de daad de langgezogte Eeuwigduurende Beweeging was, dan niet, 't geen veronderstelde dat hy deeze Beweeging niet onmogelyk keurde. Dit gaf stoffe tot veel geschils, zo over de zaak zelve, als over den uitvinder, die door veelen van bedrog niet alleen verdagt gehouden, maar beschuldigd is. Het volgend Jaar ging 's gravesande, op herhaalde uitnoodiging, den Landgraaf weder bezoeken. In den Jaare MDCCXXIV het Rectoraat nederleggende, deedt hy eene Redenvoering over de Baarblyklykheid, waarmede hy grooten lof behaalde, en ten klaarsten toonde, dat hy de Man was geschikt om niet alleen in de Wis en Starrekunde naar in alle de andere deelen der Wysbegeerte te onderwyzen: dan het leedt tot den Jaar MDCCXXXIV dat de Bezorgers der Hoogeschoole hem tot Hoogleeraar in de Wysbegeerte aanstelden; waarop hy zyne Lessen over de Redeneerkunst, de Bovennatuur- en Zedekunde aanving. In zyne Redenvoering, by die bevordering, handhaafde hy de Eer der waare Wysbegeerte; want, naa aangetoond te hebben welke misslagen men de voornaamste Wysgeerige Aanhangen kon ten laste leggen, doet hy zien, dat de waare Wysbegeerte hierin bestaat, dat elk beantwoordde aan het einde, waartoe hy van het Opperweezen geschaapen is: deeze Wysbegeerte was nooit het voorwerp van veragtinge; maar, integendeel, door alle eeuwen heen, het voorwerp van hoogagtinge geweest. Onmiddelyk naa het houden dier Redenvoeringe, ving hy zyne Lessen over de Redenkunst, de Bovennatuur- en Zedekunde aan. Het grootste Werk, door onzen 's gravesande uitgegeeven, is zyne Inleiding tot de Newtoniaansche Natuurkunde, van 't welk verscheiden Uitgaven en Vertaalingen het licht zien. Hier werden, in stede van Veronderstellingen en Gissingen, wansmaaklyk geworden voor alle zoekers der Waarheid, Proeven en Betoogingen gegeeven. Alles wordt afgeleid uit de Wetten der Natuure, die, schoon men onkundig zy van de oorzaak, alleen ons de beginzels moeten verschaffen ter verklaaring in eene Weetenschap, die de Werkingen der Natuure ten voorwerp heeft. De herhaalde en telkens verbeterde Uitgaven draagen ge- | |
[pagina 207]
| |
tuigenis hoe zeer het in den smaak viel by zyne Vaderlanders. ----- De Engelschen, die welhaast twee Vertaalingen, van zeer ongelyke waarde, hadden, juichten dit Werk toe. 't Was streelend voor dit Volk, dat een Wiskunstenaar van den eersten rang 'er openlyk voor uit kwam, dat hy geene andere Wysbegeerte voor de waare erkende, dan die, volgens de beginzelen van newton, geene veronderstellingen aannam, en waaruit alles verbannen was, 't welk niet wiskundig beweezen, of door tastbaare Proefneemingen gestaafd, was. Nog weinig bekend waren de Newtoniaansche denkbeelden op 't Vasteland; niemand hadt het tot nog onderstaan, 'er een geregeld Zamenstel van op te geeven. 's Gravesande was de eerste die zulks ondernam, en het zo gelukkig volvoerde. De Engelschen zelve bezaten tot nog geen volkomen Werk over de Natuurkunde in dien smaak. ----- In Frankryk dagt men anders over de Wiskundige Grondbeginzelen der Natuurkunde door Proefondervindingen gestaafd; daar, behalven in 't oorsponglyke, bekend geworden door twee Overzettingen, even als de Engelsche van zeer verschillende verdienste. Hier zag men met geen genoegen de Wysbegeerte van newton, een Engelschman, boven die van den Franschen descartes gesteld. De Fransche Tydschriften van dien tyd draagen getuigenis van deeze vooringenomenheid tegen het Nieuwe en gehegtheid aan het Oude. Zyne Inleiding tot de Wysbegeerte, waar in hy de Bovennatuurkunde en de Redenkunst behandelde, stelde hem bloot aan de haatlykste beschuldigingen van Spinosistery, welke hy meesterlyk van zich afweerde. ----- Geroepen om ook de Zedekunde te leeraaren, hadt hy ten oogmerk Lessen over die Weetenschap uit te geeven; doch deeze zyn door zyn dood agtergebleeven. ----- Onder zo veel Werks van zyne eigene hand, onttrok hy, die niets sterker ter harte nam dan de bevordering der Weetenschappen, zich geenzins om dezelve te leenen aan het bevorderen der Uitgaven van andere Werken, die heerlyk in haare soort zyn, en 't oog van een groot Wiskunstenaar noodig hadden: van dien aart waren, onder andere, de Werken van christiaan huigens, zynen waardigen Landsgenoot, dien hy als een der grootste Wiskunstenaaren van Europa in eene Leevensbeschryving, daar voor geplaatst, bekend maakt. ----- Zommigen willen dat hy ook de hand gehad hebbe aan een Werkje, door voltaire uitgegeeven, onder den Tytel: Elemens de la Philosophie | |
[pagina 208]
| |
de Newton. De waarheid der zaake is, dat voltaire, vóór de uitgave, de nederigheid hadt om te wenschen, dat het onder 't oog van 's gravesande uitkwam: ten dien einde begeeft hy zich na Leyden, en leest den Hoogleeraar verscheide Hoofdstukken voor; diens Lessen, middelerwyl, zeer stipt bywoonende. Doch, naa een zeer kort verblyf in de Stad, stelde hy, door zyne zaaken elders heen geroepen, het Afschrift in handen van Amsteldamsche Boekverkoopers, en vertrok schielyk na Frankryk, zonder tyd gehad te hebben om van 's gravesande den verhoopten bystand te ontvangen. Deeze bewonderde de gemaklykheid, met welke voltaire zaaken, die voor geen taalcieraad vatbaar scheenen, wist uit te drukken. Voltaire had het ongenoegen, van zyn Werk, misvormd door eene menigte fouten, te zien uitkomen, en bezorgde 'er een beter uitgave van te Parys. Al de vrugt, die voltaire van zyne Leydsche reis trok, was, kennis gemaakt te hebben met den Heer 's gravesande, voor wien hy steeds de grootste hoogagting behieldt. Zyn schielyk vertrek deedt een gerugt loopen, en van veelen gelooven, dat hy met 's gravesande in onmin geraakt was, door zeer onbedagtzaame taal, ten opzigte van den Godsdienst, by hem uitgeslagen te hebben. Doch dit beide even valsch zynde, stuitte 's gravesande 't zelve hier te Lande, en daar het zich tot in Frankryk hadt verspreid, beantwoordde hy een brief van voltaire daar over geschreeven, op het allerverpligtendst.
(Het Vervolg by de eerste gelegenheid.) |
|