| |
| |
| |
Het volksvooroordeel vernietigd.
Eene geschiedkundige en waare Gebeurtenis.
(Uit het Fransch.)
De Volkshaat wordt gemeenlyk geboren en aangekweekt door den Oorlog, veel menigvuldiger tusschen nabuurige, dan verder afgelegene Staaten; maar bovenal schynt dezelve ongeneesselyk in regeeringen, alwaar het volk zich verbeeldt eenig deel te hebben in de algemeene bestiering: het gelooft, door overlevering, dat de haat tegen zyne vyanden of mededingers de uitsteekendste Vaderlandsliefde is; en de verlichte lieden leggen niet dan met moeite het vooroordeel af, 't welk hen, in dit opzicht, blind en onrechtvaardig gemaakt heeft, gelyk het gemeen. Ziet hier een nieuw voorbeeld van deeze waarheid.
In den laatsten Oorlog, had de Fransche Vloot, onder bevel van den Graave van Barras, eenige Landtroepen ontscheept, te Newport op Rhode-Eiland. Om de plaats niet met onnutte monden te belasten, besloot men de Zieken naar de omliggende plaatzen te zenden: onder dit getal bevondt zich de Kapitein B, van het Regiment van......geweldig aangetast door de Scorbut, en op bevel van den Majoor van het Americaansche leger wierd zyne huisvesting hem aangeweezen by den Planter, George Olivier, zes mylen van Newport.
De Ridder L., Neef van den Kapitein, en Onder-Luitenant in het zelfde regiment, verkreeg verlof van zynen Oom te verzellen, om hem op te passen, met belofte van onder zyn vaandel te rug ontboden te worden, zo dra als de dienst zyne te rug komst naar Newport zou vorderen.
Deeze twee Officiers begaven zich op weg met eenen Gids, welke hun voor Tolk diende. By hunnen Waard aankomende, wierden zy ontvangen met eene koelheid, welke den Ridder veel meer verwonderde, dan zynen Oom. Sir George vraagde de order af, welke twee Franschen by hem bragt: en na dezelve met gemelykheid geleezen te hebben, verklaarde hy niet meer dan één bed te kunnen geeven. Ondertusschen, voegde by 'er by, terwyl één van beiden ziek is, zoude de ander, welke hem zal oppassen, in zyne kamer, op een baal pelteryen, kunnen slaapen, welke hier zedert drie jaaren ligt, en die deeze vervloekte oorlog my belet heeft naar Europa af te zenden. De Tolk vertaalde de woorden van Sir George aan den Kapitein. De Ridder zoude deezen post wel hebben kunnen waarneemen, want hy verstond de Engelsche taal zeer wel, maar, op den raad van zynen Oom, veinsde hy ze niet
| |
| |
te verstaan, om het character van hunnen Waard minder te dwingen, en beter te ontwikkelen. Sir George, (naardien men hem moet afschetzen,) was niet anders dan een oprecht beminnaar van zich zelven, schoon by zich verbeeldde een diep staatkundige te zyn, om dat hy de Franschen haatte en de nieuwstydingen las. Het groot ontwerp der naby zynde vryheid van zyn land, verwekte in hem oneindig minder aandoening, dan de daadelyke belemmering in zynen koophandel, en dat hy gedwongen was het bebouwen van zynen erfgrond te staaken. Zyn huisgezin bestond uit ééne Dochter en drie Zoons, van welke de twee oudste tegen zynen zin in het Americaansche leger dienden. De derde, genaamd Charles, verdeelde, met Georgette, zyne Zuster, de zorg over de Landhoeve en Huishouding. Sir George was Weduwnaar. Hy beval zynen Zoon met vlyt alle verbintenis met de Franschen te vermyden; wat Georgette betrof, haar was alle omgang met hun volstrekt verboden. De toestand van den Kapitein, ondertusschen, geduurige en dagelyksche ondersteuning vereischende, kon Charles dit op het verzoek van den Ridder niet geheel afslaan: hy vermaakte zich bovenal in eenige Fransche woorden met hem uit te spreeken, welke hy op de Universiteit te Philadelphia geleerd had. Hy was negentien jaaren ond, even als de Ridder; deeze redenen waren weer dan genoegzaam om eene levendige vriendschap schielyk tusschen hen te doen ontstaan, in weêrwil van het verbod des Vaders; zo dringende is de behoefte van te beminnen by jonge lieden.
Het hart van Sir George, door de jaaren verhard, was een slaaf der oude vooroordeelen van zyn character. Zestig jaaren oud zynde, had hy in den voorigen oorlog tegen de Franschen gestreeden, en hy volhardde dezelfde Franschen, die zich ter hulpe van zyn vaderland spoedden, als zyne vyanden aan te merken. Reeds by zyn eerste bezoek by den Kapitein, ontveinsde hy voor denzelven zyne manier van denken op dit stuk niet. De Tolk was alleen by hun. Door welk vreemd voorval, zeide Sir George, zendt uw Koning een leger in onze Provinciën? ----- Om dat gy zynen bystand verzogt hebt. ----- Ik niet, maar 't Congres......Gy wilt dan onze Zuidelyke Provinciën overheerschen? ----- Wy zullen ze verdedigen tegen den gemeenen vyand, en u bevryden van een juk, 't geen u ondraagelyk is. ----- Dat is te zeggen, het ééne juk tegen het ander tragten te verwisselen? ----- Neen. ----- En wat dienst verwagt Frankryk van zulke poogingen? ----- Uwe vryheid. ----- Maar wat zal uw Koning daarby winnen? ----- Den roem van zyne edelmoedigheid te betoonen, en uw geluk te bevorderen. ----- Die edelmoedigheid is zonder de twyffel groot: maar wat zal de waare prys zyn? Op 't hooren van u, dunkt my, dat de Koningen van Europa wel doen zonder belangzucht, en alleen uit vermaak van wel te
| |
| |
doen. ----- Onze Koning geeft in dit tydstip een voorbeeld van deeze deugd; en het einde van den oorlog.... ----- Het einde van den oorlog zal ongetwyffeld aanmerkelyke eisschen met zich sleepen? ----- Daar twyffel ik niet aan. ----- En wat zal Frankryk van ons eisschen? ----- Veel. ----- Hoe veel Provinciën? ----- Geene. ----- En wat dan? ----- Uwe vriendschap. ----- Ik verlang dezelve meer, dan ik 'er op hoop......En oogenblikkelyk van gesprek veranderende, vroeg Sir George aan den Kapitein, hoe bevindt gy u? Ik denk, antwoordde deeze, dat een weinig melkspys of versch vleesch myne herstelling bevorderen zoude. ----- Charles, zeg aan Georgette, dat zy eene Geit melke, en een Schaap doode......De Kapitein getroffen door dit blyk van gevoeligheid, wilde zynen Waard zyne erkentenis betuigen; maar Sir George, hem verlaatende, onttrok zich driftig aan zyne dankzeggingen. De Ridder wierd levendig getroffen op 't hooren van den naam van Georgette, welken hy voor de eerstemaal hoorde uitspreeken; en naauwelyks had Sir George zich verwyderd, of hy vraagde met drift, wie deeze Georgette ware. Volg my, antwoordde Charles, 't is myne Zuster, gy zult haar zien. Zy spoeden zich te zamen naar dit beminnelyk meisje, welke in haare kamer bezig was. Zy gaf een gil van verbaasdheid, op 't zien van den Ridder; haar broeder stelde haar gerust, en bad haar den dienst te bewyzen, welke hun Vader voor den Oom van zynen vriend verzocht had. Georgette sloeg haare twee groote blaauwe oogen op deezen vriend, sloeg ze terstond neder, en haastig haar werk verlaatende, leidde zy hen in de weide, alwaar zy zelve de uijeren uitdrukte van de eerste Geit, welke haar ontmoette: vervolgens stelde zy de pot ter hand aan Charles, en voegde 'er met bevalligheid by: verlies geen oogenblik om deeze melk geheel warm aan den Oom uws Vriends te brengen. Een tweede blik, steelsgewyze, op den Ridder geslagen, deed haar bloozen, en zy nam schielyk de vlugt, laatende aan den vriend haars
Broeders de houding eener nimph zien, en een hart, brandende om ongelukkigen te hulpe te komen. Onder weg liet de Ridder zich door Charles de bevallige woorden van Georgette uitleggen, of liever herhaalen, schoon hy ze reeds in 't binnenste van zyn hart geplaatst had. Zy kwamen beiden by den Kapitein, en de neef zynen oom de melk overgeevende, sprak hem met zo veel vuur en drift van de beminnelyke Georgette, dat de Kapitein hem voor gek hield. Hy was 't ook in de daad, zo de liefde, en vooral de eerste liefde, eene gekheid is.
De Ridder, tot zyn zestiende jaar in een krygschool opgevoed, en zedert drie jaaren dezelve verlaaten hebbende, bezat een geheel onbedreeven hart; Georgette, zestien jaaren oud, bezat geene meerdere ondervinding: op deeze jaaren is de eerste oogwenk beslissende; en Georgette, de bevallige
| |
| |
Georgette, begreep minder dan ooit, waarom haar Vader de Franschen zo haatte. Ach! hoe verre was zy van dit onrechtvaardig gevoelen! De tedere verknogtheid van den Ridder aan zynen Oom, en aan Charles haaren Broeder, was het gestadig voorwerp haarer aanmerkingen. Zy besloot, dat hy een uitmuntend hart bezat, en beminde Frankryk reeds, zonder dat de Staatkunde eenig deel gehad had aan dit gevoelen in het hart van de Dogter van Sir George. De eerste byeenkomst ondertusschen, had den Ridder dermaate ontsloken, dat hy niet ophield van met Charles te spreeken over het geluk van Georgette dikwyls te zien. Maar hoe het streng bevel van Sir George te verydelen? Deeze wierd onverduldig, op 't zien dat de vriendschapsband tusschen den Ridder en zynen Zoon van dag tot dag naauwer toegetrokken wierd.
Wanneer Charles, in zyn byzyn, eenige Fransche woorden uitsprak, wierd hy strengelyk berispt; de oom en neef hadden goed hem vóór te houden, dat de daadelyke vereeniging der Franschen en Americaanen vorderde, dat zy ééne taal spraken. Wel nu, ontwoordde hy hun, laaten de Franschen onze taal leeren Charles beweerde, dat, om die te leeren, het voor de Franschen noodzaakelyk ware dikwyls met eenen Engelschman te spreeken; hierop maakte eene verschrikkelyke blik van Sir George een einde aan alle verdere tegenspraak.
De onmaatige strafheid des Vaders had eene uitwerking geheel verschillende van zyn oogmerk: de twee vrienden zagen elkaar minder openlyk, en beminden elkaar sterker. Het was in ééne hunner heimelyke byeenkomsten dat de Ridder aan Charles durfde voorstellen, Georgette 'er by te roepen. Gy zult, zeide hy, onze tolk zyn in de Engelsche en Fransche lessen, welke wy onder ons drieën elkander geeven zullen; zy weet nog veel minder van myne taal, dan ik van de haare, en zo ik in myne uitdrukkingen het ontzag voor deeze beminnelyke zuster mogt te buiten gaan, zal myn vriend my berispen. Schoon de goede Charles geen gevaar zag in deeze byeenkomsten, aarzelde hy egter om het Georgette voor te slaan; maar de Ridder hervatte zynen voorslag met zo veel aandrang, dat hy het eindelyk in 't werk stelde. Maar, riep Georgette uit, op het eerste woord, myn Vader? ----- Hy zal het niet weeten. ----- En zo de Ridder my dan eens beminde? ----- Hy zal u niet beminnen, hervatte de openhartige Charles, verrukt door 't vermaak van zynen vriend dienst te doen. Hy had gelyk, de Ridder aanbad reeds zyne Zuster; en Georgette zelve haare vreeze betuigende van bemind te zullen worden, sprak de waarheid niet. In deeze gesteldheid van genegenheid en vriendschap waren weinige dagen genoeg om deeze drie persoonen nader by elkaêr te brengen. Ziet daar dan de trio der vriendschap, welgevestigd, buiten weeten van den vader; de eerste zorg der vrienden
| |
| |
was elkander te verstaan, en de taal het voornaamste onderwerp hunner byeenkomsten. De getrouwe Ridder was terstond op 't punt van zich te verraaden door zyne snelle vorderingen in de taal van Georgette; maar hy begreep schielyk de fout welke hy begaan zoude, en men ging over tot het zamenvoegen van werkwoorden.
Het is zeer aanmerkelyk, dat het werkwoord beminnen, (een gevaarlyk woord, wanneer de meester en de leerling jonge lieden zyn,) het eerste is in alle taalen. Georgette en de Ridder spraken den tegenwoordigen tyd met ontroering uit; maar de Ridder, stoutmoediger, weigerde volstrekt den toekomenden tyd uit te spreeken, en dit nam Georgette hem niet kwalyk af. Deeze verstandhouding, van de eerste lessen af, geeft genoegzaam te kennen, welke vorderingen zy maakten in de volgende. Het zal genoeg zyn te zeggen, dat Georgette van dag tot dag onrustiger wierd, en meer voorzorg gebruikte om voor haaren vader haare heimelyke byeenkomsten met haaren broeder, en deszelfs vriend, te verbergen. Men moet daarom niet denken, dat de eene aan haaren pligt, en de ander aan de gastvryheid, te kort deed; zy bezaten beiden een eerlyk hart, en Charles was altyd getuige van hunne wederzydsche genegenheid. De Ridder was al te zeer vervuld van zyne liefde om dezelve niet overal te doen blyken Hy was meer op zyne hoede omtrent Sir George, maar 't was in den schoot van zynen oom, dat hy zyn hartsgeheim met geneugte uitstortte; en deeze waarde oom, veinzende de liefde van den jongeling af te keuren, vormde, zonder hem zulks te zeggen, het ontwerp van eenen huwelyksvoorslag; maar hy moest eerst Sir George's vooroordeelen tegen de Franschen uit den weg ruimen: de onderneeming was moeijelyk en gevaarlyk.
De berigten, welke de Kapitein van Newport ontving, en welke hy zynen Waard mededeelde, hadden tusschen hen eene soort van Staatkundige onderhandelingen opgerigt, welke nu beter stand hield, dan in den beginne. Elk voorval in den oorlog verschafte Sir George nieuwe stof om uit te vaaren tegen het geen hy de heerschzucht van Frankryk noemde; kwamen 'er eenige schepen of troepen deezer Natie, hy kwam altyd weder op het zeggen en wedden, dat de Franschen geheime oogmerken hadden tegen het een of ander gedeelte van 't vaste land van America. De Kapitein wedde niet, maar hield standvastig staande, dat de Franschen zich zouden verwyderen op 't oogenblik, dat de Provincien beveiligd zouden zyn. Sir George, ondertusschen, by het scheiden van ieder byeenkomst wat meer koppigheid betoonende, 't welk vry hevigen woordenstryd veroorzaakte, scheelde het veel, dat de duo der Staatkunde niet zo eenstemmig was, als de trio der Vriendschap.
Middelerwyl vernam men dat het Fransche leger, onder be- | |
| |
vel van den Graave van Rochambeau, langs een grooten omweg, zich gevoegd had by dat der Americaanen, onder York-Town, en dat de Zeemagt van de Antilles post vatte aan den mond der baai van Chesapeak. Sir George, altyd verblind door het vooroordeel, zag in dit groot ontwerp niets dan het voorneemen, 't welk hy Frankryk toegeschreeven had, naamelyk, om een gedeelte van 't Vaste Land te overheerschen; en in den voornacht een bode van Newport ziende aankomen, twyffelde hy niet of deeze bode bragt een order van opontbod voor den Kapitein en zynen Neef.
De bode vervoegde zich by hem; hy zoekt den Ridder by zynen Oom; deeze rustte, en zyn Neef was niet by hem; hy zoekt hem overal te vergeefs, en komt eindelyk in de kamer van Charles, waarvan hy driftig de deur opende. Hoe groot was zyne verwondering en gramschap, zynen Zoon, zyne Dochter, en den Ridder aldaar by elkander te vinden; hy sleept zyne Dochter weg, haar mishandelende, verjaagt Charles, en overlaadt den Ridder met scheldwoorden; deeze neemt de wyk naar zynen Oom, alwaar Sir George zich weldra by hem voegde; aldaar braakte hy de verschrikkelykste vervloekingen uit tegen Frankryk en de Franschen. De Kapitein beantwoordde deeze drift met een taai geduld; en toen zyn Waard, buiten zich zelven van vermoeidheid en woede, niet meer kon spreeken, bekeef hy ernstig zynen Neef, en eindigde met hem weg te zenden. Alleen zynde met Sir George, erkende hy, dat de Ridder misdreeven had, met zyne orders te buiten te gaan; maar om kort te gaan, voegde hy 'er by, gy zult hem niet meer zien, dewyl hy zich by 't leger moet vervoegen. Zyne liefde voor uwe Dochter is my bekend; maar ik ken ook de eerlykheid van beiden, en Charles heeft hen nooit alleen gelaaten......Ziet daar die edelmoedige Franschen, mompelde Sir George binnensmonds. Ja, dat zyn ze, hervatte de Kapitein, en ik wed, dat zy na den uitslag van de groote onderneeming, uwe Provinciën zullen verlaaten, om haar gelukkig en overwinnende te laaten onder het gebied der Vryheid......Zoudt gy grof durven wedden, riep Sir George uit? ----- Alles wat ik 't liefste in de waereld heb; mynen Neef. ----- Wat wilt gy daar mede zeggen? ----- Hy bemint uwe bekoorlyke en achtenswaardige Dochter; beloof my haar aan them ten huwelyk te geeven, zo 'er niet één Franschman in uwe landstreeken blyft, na dat onze vereenigde wapenen ze vry gemaakt hebben......My dunkt, hernam Sir George, dat ik u, dit beloovende, niets beloove. ----- Beloof my dan dat niets. ----- Fiat, op 't woord van eenen
Engelschman......en zy drukten elkander de hand.
De drie vrienden, verstrooid en ontsteld, verwagtten, ieder aan zynen kant, de verschrikkelyke uitwerkingen van Sir George's gramschap; Georgette eenen bitteren traanenvloed den
| |
| |
vryen loop geevende, beklaagde zich in haare kamer, toen zy haaren vader zag inkomen. Op dit oogenblik meende zy te sterven. Sir George beval, met eene doffe en sterke stem, aan haare broeders te schryven, en hen te verwittigen van al het gebeurde in hun afweezen; hy voegde by dit bevel niets anders, dan dat de brief 's anderendaags 's morgens gereed moest zyn; waarop hy vertrok.
De Ridder weder by zynen Oom komende, vond hem opgehelderd en zelfs vrolyk; hy wist niet, waaraan deeze schielyke verandering toe te schryven; de Kapitein zeide hem dan: gy vertrekt morgen naar het leger; ik zal u eenen brief medegeeven; maar ik eisch uw woord van eer; dat gy denzelven niet zult openen, dan wanneer gy kennis hebt, dat de Landen Zeemagt deeze streeken verlaaten. De Ridder gaf zyn woord, en ging alles in gereedheid brengen tot zyn vertrek.
Georgette bragt den nacht door met 't schryven, overschryven, verscheuren, en weder op nieuws schryven van den brief aan haare broeders: in welk eene verlegenheid was zy, zy moest haaren vader gehoorzaamen; zy moest alles melden, en zy twyffelde niet, of Sir George zoude deezen moeijelyken brief moeten leezen; zy wist nog niet, wie de brenger zyn zoude.
Sir Charles hielp zynen vriend, en onder deeze bezigheid brak de dag aan. Zyn Vader kwam 's morgens vroeg by hem, en belastte hem, Georgette op te zoeken, en by den Kapitein te brengen, alwaar hy een ontbyt zoude geeven aan den Ridder voor deszelfs vertrek. Het bestemde uur verschynt; Georgette komt beevende voor de eerstemaal by haaren Vader, den Kapitein, den Ridder, en haaren Broeder. Het ontbyt wss zeer treurig. Sir George vraagt vervolgens van zyne Dochter den brief voor haare Broeders, zy krygt hem beevende uit haaren zak, en geeft hem ongezegeld over. Waarom is hy niet toegemaakt, vraagde hy?.....Zet 'er een zegel op. Georgette gehoorzaamt, en geeft hem op nieuw haaren Vader over. Gy moet hem my niet geeven, zegt hy, maar den Ridder; hy vertrekt terstond naar 't leger. Zy strekt haare hand uit naar den Ridder, haare knieën beeven, zy laat den brief vallen, en zygt zelve in onmagt neder. De Ridder werpt zich met een vloed van traanen aan haare voeten. Dit schouwspel, 't welk den omstanderen het hart verscheurde, verzette den trots van Sir George, en zyne oogen styf op den Oom vestigende, sprak hy niet, als deeze veel betekenende woorden: ik wensch myne weddingschap te verliezen.
Men bragt Georgette uit haare flaauwte by, en de Kapitein had de wreedheid van te vorderen, dat zy zelve den brief, welken zy geschreeven had, zynen Neef ter hand stelde. Nauwlyks had deeze denzelven in handen, of hy onttrok zich
| |
| |
door de vlugt aan de ysselyke gemoedsgesteltenis, welke hy niet uitstaan konde, en vertrok.
Het hartzeer, de droefheid, en het geween, van zo veele, door het scheiden troostelooze, lieden, laat zich niet afschildeten. Laaten wy den Ridder volgen. De belegering van York-Town duurde niet lang; één der Broeders van Miss. Georgette was gekwetst, en de Ridder droeg eene waarlyk broederlyke zorge voor hem. Na dat het verdrag van overgaave getekend was, begaf het Fransche leger zich te scheep, en zeilde naar de Antilles. De Ridder opende daarop den brief van zynen Oom. Hy behelsde slegts deeze woorden: ‘Wanneer het geheele Fransche leger het Vaste Land verlaat, moet gy met de Zoons van Sir George u terstond vervoegen by uwen vriend, en by al wat gy 't meest bemint.’ De Ridder, vol van hoop en liefde, verkrygt een vrygeleibrief, neemt de Broeders met zich, en komt by Sir George aan; hy had vooraf zynen Oom kennis gegeeven, zo dat, by hunne aankomst, de Oom, Sir George, Sir Charles, en Miss. Georgette, de drie krygshelden ontvingen. Sir George zich tot den Ridder wendende, bood hem zyne Dochter aan, zeggende: ik heb myne weddingschap verlooren, zie daar uwe bruid..... Het genoegen van dit gelukkig huisgezin groeide aan met dit huwelyk, en met de herstelling van den Kapitein. Kortom, na verloop van zes maanden, staken de jonggetrouwden, met Charles hunnen Broeder, over naar Frankryk; Sir George Olivier, zynen misslag herstellende, overlaadde hen met geschenken, en wilde dat het kind van zyne Dochter zoude genoemd worden, George Louis. Deeze eerlyke Planter wilde zyne onrechtvaardigheid ook verbeteren. ‘De Franschen,’ zeide hy onophoudelyk aan zyne kinders, ‘zyn edelmoedig, gelyk hun Koning; bemint hen, gelyk ik hen bemin, zedert ik hen heb leeren kennen. Wy hebben veel te doen, indien wy onze schulden zullen afdoen omtrent hen, en hunnen Koning.’
|
|