| |
Aanspraak, by de oprigting eener maatschappye, tot het onderzoeken van de geschiedenis der natuurlyke historie, de oudheden, de kunsten, de weetenschappen en letterkunde van Asia, gedaan te Calcutta, op den vyftienden van january, MDCCLXXXIV.
Door den Voorzitter, sir William Jones.
Toen ik jongstleden Oogstmaand op zee was in myne reize na dit Land, 't geen ik zints lang vuurig begeerd had te zien, vond ik, op zekeren avond, de waarneemingen van dien dag voor my hebbende, dat Indie voor ons, Persie aan onze slinker hand, lag, terwyl een frisse koelte uit Arabie ons van agteren in de zeilen blies. Eene omstandigheid zo behaagelyk in zichzelve, en voor my zo nieuw, kon niet nalaaten eene reeks van denkbeelden te doen opkomen in mynen geest, die reeds vroeg gewoon was, met streelend genoegen de belangryke Geschiedenissen, en aangenaame Vercieringen deezer Oostersche Wereld, te beschouwen. Ik schiep een onuitspreeke- | |
| |
lyk genoegen door my te bevinden in 't midden van een zo schoon amphitheater, bykans omringd door de groote wyduitgestrekte Ryken van Asia, altoos voor de Voedstervrouw der Weetenschappen, de Uitvindster der vermaaklyke en nutte Kunsten, het Tooneel van roemryke daaden, vrugtbaar in voortbrengzelen van menschlyk vernuft, overvloeijende van wonderen der Natuure, en oneindig verscheiden in wyzen van Godsdienstoefening, Staats-bestuur, Wetten, Zeden, Gewoonten, Taalen, als mede in Gelaatstrekken des Menschen. Ik kon niet nalaaten op te merken, hoe gewigtig en groot een veld voor als nog door het onderzoek niet ontgonnen was, en hoe veele weezenlyke voordeelen daar door agter gebleeven waren: en wanneer ik met leedweezen bedagt, dat, in deezen onwissen en zo zeer beperkten leevensstand, dusdanige naspeuringen en verbeteringen, alleen, gedaan kunnen worden door de vereenigde poogingen van veelen, die niet gemaklyk, zonder eenige dringende reden en scherpen prikkel, tot dat gemeen doeleinde te brengen waren ----- vertroostte ik my met eene hoope, gegrond op begrippen, die te vermelden naar vleijery mag zweemen, te weeten, dat, zo in eenig land of gemeenschap zulk een eensgezindheid van bedoeling konne plaats hebben, het onder myne
Landgenooten in Bengalen was: met eenigen hunner had ik het vermaak van reeds zeer nauw bekend te zyn, met anderen begeerde ik vuurig bekend te worden.
Gy, myne Heeren, hebt aan deeze hoope een daadlyk bestaan gegeeven; gy zyt zelfs de verklaaring myner wenschen voorgekomen, door de wakkerheid en spoed met welke gy den grondslag gelegd hadt eener Maatschappye, om onderzoek te doen op de Geschiedenis, de Natuurlyke Voortbrengzelen, de Kunsten, de Weetenschappen, en Letterkunde, van Asia. Ik mag, met vertrouwen voorstellen, dat eene Instelling, baarblyklyk zo zeer geschikt om kundigheden en vermaak aan het menschdom te verschaffen, met traage dan nogthans zekere schreden, tot volkomenheid zal geraaken, gelyk de Koninglyke Societeit, welke eerst alleen bestondt uit de zamenkomst van eenige geleerde Vrienden te Oxfort, allengskens opklom tot dat toepunt, toen halley, de Secretaris, en newton, de Voorzitter was.
Egter is het myn nederig gevoelen, dat wy om ons van het wel slaagen en duurzaamheid te verzekeren, een middelweg moeten houden tusschen eene kwynende traag- | |
| |
heid en overmaatig yverende werkzaamheid ----- en dat de boom, onder uwe bescherming geplant, schooner bloezems, en keuriger vrugten zal voortbrengen, als dezelve in den beginne niet worde blootgesteld aan een te sterken zonneschyn. ----- Ik neem, nogthans, de vryheid om eenige weinige algemeene denkbeelden over het plan onzer Maatschappye uwer overweeginge aan te bieden; u verzekerende, dat, 't zy gy dezelve af-, dan goedkeurt, uwe verbeteringen my vermaak en onderwys zullen verleenen, gelyk uwe onderscheiding my reeds de hoogste eere toebragt.
't Is, begryp ik, uw oogmerk een ruim veld te neemen voor uwe geleerde Naspeuringen; schoon dezelve alleen bepaalende tot de aardrykskundige grensscheidingen van Asia; zo dat gy, Hindostan als het middelpunt beschouwende, en uw oog met uwe gedagten noordwaards wendende aan uwe regterhand, veele Koningryken van aangelegenheid hebt in het Schier-Eiland ten oosten - het oud en wondervol Ryk van China, met alle deszelfs Tartaarsche Onderhoorigheden; en dat van Japan, met de reeks kostbaare Eilanden, in welke veele wondere en weetenswaardige zeldzaamheden maar al te lang bedekt gebleeven zyn. Voor u ligt die verbaazende keten bergen, die, eertyds, mogelyk eene schutsmuur waren tegen het geweld der Zee; en over dezelven het aandagttrekkend Land van Tibet, en de uitgebreide Gewesten van Tartarye, uit het welke, even als uit het Troijaansche paard der Dichteren, zo veele Helden zyn voortgesprooten, wier heerschappy zich ten minsten van de oevers van den Hissus tot den mond van den Ganges heeft uitgestrekt. ----- Aan uwe slinker hand zyn de schoone en beroemde Landschappen van Irak of Persie; de ongemeete en mogelyk onmeetbaare Woestynen van Arabie; en het voortyds bloeiend Koningryk van Yemen, met vermaaklyke Eilanden door de Arabieren te ondergebragt of bevolkt; en verder westwaards de Asiatische Heerschappyen der Turksche Sultans, wier Halve maan, welhaast, ter geheele verduistering schynt te neigen. ----- Binnen deezen wyden omtrek zal het veld uwer nuttige naspeuringen omschreeven zyn: dan, naardemaal Egypte onbetwistbaar eene onde verbintenis heeft met dit Land, indien niet met China - naardemaal de Taal en Letterkunde der
Abyssiniers eene duidelyke verwantschap hebben met die van Asia ----- naardemaal de wapens der Arabieren, langs de Africaansche kust van de
| |
| |
Middelandsche zee, zich overwinnend uitgebreid, en zelfs eene magtige Heerschappy in het vaste land van Europa opgerigt hebben - zal het u mogelyk gelusten, by voorkomende gelegenheden, de stroomen der Asiatische Geleerdheid een weinig buiten deeze grenzen te volgen, en in gevalle het noodig of voegelyk mogt geoordeeld worden, dat men een korten naam of bynaam gave aan onze Maatschappye om dezelve van andere te onderscheiden, schynt die van de Asiatische, 't zy men 't oog veste op de plaats of het voorwerp der Instellinge, zeer gepast, en de voorkeuze te verdienen van de Oostersche, welk woord, met de daad enkel betrekkelyk is, en, schoon in Europa doorgaans gebruiklyk, geen zeer onderscheiden denkbeeld oplevert.
Indien men nu mogt vraagen, welke de voorwerpen zyn op welke gy, in deeze wydstrekkende grenzen, uw naspeurend oog zult laaten gaan? antwoordden wy den mensch en de natuur, of het geen door den eerstgemelden verrigt, en door de laatstgenoemde voortgebragt, is. Menschlyke Kundigheden heeft men keurig gerangschikt, volgens de drie groote vermogens der Ziele. 't Geheugen; de Rede; en de Verbeeldingskragt; welke wy steeds bezig vinden in het schikken, in het bewaaren, in het vergelyken en onderscheiden, in het vereenigen en schiften onzer denkbeelden, welke wy, door behulp onzer zintuigen, ontvangen, of door opmerking verkrygen: van hier zyn de drie hoofdtakken der Geleerdheid, Geschiedkunde, Weetenschap, en Kunst. De eerste bevat, of een verhaal der Natuurlyke voortbrengzelen, of de egte verhaalen van Ryken en Staaten; de tweede omvat den geheelen kring van zuivere of gemengde Wiskunde, te zamen met de Zede- en Regtskunde, voor zo verre zy afhangen van het redeneerend vermogen; en de derde sluit in, alle de schoonheden der Verbeeldingskragt, en de bekoorelykheden der Vinding, ten toon gespreid in welgeschikte taal, of door kleur, tekening, of klank, ten voorwerp der zinnen gemaakt.
Overeenkomstig met die onderscheiding, zult gy opspeuren, wat zeldzaam en verbaazend is in het maakzel der Natuure ----- de Landbeschryving van Asia verbeteren door nieuwe waarneemingen en ontdekkingen ----- de Jaarboeken, en zelfs de overleveringen der Volken, die, van tyd tot tyd, dit werelddeel verwoest of bevolkt hebben, naagaan ----- en licht verspreiden over hunne verschillende Regeeringsvormen, als mede hunne Burgerlyke en Godsdienstige Instellingen. ----- Gy zult nagaan hunne vorde- | |
| |
ringen en handelwyze in de Reken- en Wiskunst, in Werktuig-, Gezigt-, Starre-, en, met één woord, in de geheele Natuurkunde; hunne stelzels van Zede-, Letter-, Spraaken Rederykkunde; hunne bedreevenheid in Genees- en Heelkunde; - en stappen, door hun gedaan, welke dezelve ook mogen weezen, in de Ontleed- en Scheidkunde. ----- By deezen zult gy voegen de onderzoekingen op hunnen Landbouw. handwerklyke Kunsten, en Koophandel; en, terwyl gy met vermaak uwe naspeuringen voortzet, ten opzigte van hunne Muzyk, Bouw-, Schilder- en Dichtkunde, zult gy niet verzuimen te letten op die mindere Kunsten, waar door de gemakken en verfraaijingen des leevens bezorgd of verbeterd worden.
Gy zult hier aanmerken, dat ik overgeslaagen heb te spreeken van hunne Taal, welker verscheidenheid en bezwaarlykheid tot zo verbaazend een hinderpaal strekken aan den voortgang van nuttige Kundigheden. Doch ik heb altoos de Taalen aangemerkt als de enkele werktuigen tot weezerlyke Geleerdheid, en oordeel dat ze zeer oneigen met Geleerdheid zelve vermengd worden; derzelver kennis is, nogthans, van eene onvermydelyke noodzaaklykheid; en indien men, by de Persische, Armenische, Turksche en Arabische, niet alleen de Samoritische, konde voegen, welker schatten wy nu mogen hoopen te zullen zien ontsluiten, maar ook de Chineesche, de Tartaarsche, de Japansche, en de verschillende Tongvallen der Eilanderen, zou 'er een allerrykste myn geopend worden, in welker aderen wy, met zo veel voordeels als vermaaks, zouden kunnen arbeiden.
In deezer voege u onder 't oog gebragt hebbende deeze losse gedagten, over de grenzen en de voorwerpen des ondrzoeks onzer aanstaande Maatschappye, verzoek ik 'er nog te mogen byvoegen eenige weinige bedenkingen, ten aanziene van het bestuur in den tegenwoordigen nog kindschen staat.
Lucianus vangt een zyner hekelende stukjes aan, met te verklaaren, dat het éénig waar voorstel in zyn werk was, dat het niets waars in zich zou behelzen: en misschien zal het, in den beginne, raadzaamst weezen, om allen verschil van gevoelen, ten opzigte van zommige stukken, die ons niet onmiddelyk voorkomen, één Regel vast te stellen, te weeten van geene Regels in 't geheel te hebben. Dit alleen meen ik, dat, in den kindschen staat van eenige Maatschappy, 'er geene bepaaling, geen onrust, geen noodlooze ge- | |
| |
zetheid moet weezen. Laaten wy, indien het u behaage, voor tegenwoordig, weeklyks, 's avonds byeenkomsten houden in deeze zaal, om Schriften te hooren leezen over zulke onderwerpen, als binnen den kring onzer naspeuringe vallen. Laaten alle Onderzoeklievenden en Geleerden uitgenoodigd worden, om hunne Verhandelingen en Berigten te doen toekomen aan onzen Secretaris, waar voor zy terstond onzen dank moeten ontvangen; en, indien wy, op 't einde van elk jaar, een genoegzaamen voorraad van waardige stoffe hebben opgedaan om een Boekdeel te vullen, onze Asiatische Mengelstoffen der geleerde Wereld aanbieden, die zo veel genoegen geraapt, zo veel kundigheden opgedaan heeft, uit het aangenaame Werk van kempfer, (beter voorbeeld dan 't zelve kunnen wy niet neemen,) dat zy met greetigheid allen onthaal van dezelfde soort zullen aanneemen. ----- Gy zult, misschien, niet genegen zyn om enkele Vertaalingen aan te neemen van eene aanmerkelyke lengte, uitgenomen van zulke onuitgegeevene Proeven of Verhandelingen, als wy uit handen van Asiatische Schryvers ontvangen; dan of gy, als Leden, zult willen aantekenen, eenige geleerde Inboorelingen deezes Lands, zult gy, met veele andere vraagstukken, die by gelegenheid zullen ontstaan, hier naa kunnen beslissen; dan ik denk, gy zult het billyk keuren, dat alle vraagstukken bepaald zullen worden by 't lot, door
eene meerderheid van twee derden, en dat 'er negen Leden zullen vereischt worden om het lot te mogen trekken. ----- Deeze byzonderheden, egter, en alle anderen, onderwerp ik geheel, myne Heeren, aan uwe bepaalinge, niets meer wenschende of eischende dan myn enkel stemregt. Eéne zaak, als een noodig vereischte tot het ophouden uwer waardigheid, prys ik u, met allen ernst, aan; te weeten, dat gy, om geene reden, welke ook, eenig nieuw Lid toelaat, dat zich niet als gansch genegen, om het te worden, verklaard heeft; en, in dit geval, veronderstel ik, zult gy geene andere bevoegdheid eischen dan Liefde tot Kennis, en Yver tot Voortplanting, derzelve.
Uwe Instelling, des hou ik my verzekerd, zal van zelven aangroeijen, op uwe Zamenkomsten zult gy overvloed krygen van belangvolle en genoegenschenkende geschriften, zo ras als het oogmerk uwer naspeuringen algemeen bekend zal weezen. Daar zyn 'er, ('t zou de kieschheid kwetzen hun te noemen,) daar zyn 'er veelen, van wier vergevorderde Letteroefeningen ik geene andere dan de hoogste
| |
| |
verwagtingen kan vormen; en, voor zo verre enkel arbeid helpen kan, beloof ik, in alle opregtheid, dat, wanneer ik, in het my te beurtgevallene gedeelte, de Regtsgeleerdheid, of in eenig ander vak, gelukkig genoeg ben, iets te ontdekken, dat bloem of vrugt draagt, waar uit genoegen kan geschept, of voordeel geraapt, worden, ik myne geringe Gave aan uwe Maatschappy zal toebrengen, met zo veel eerbiedvollen iever, als aan den grootsten Vorst der aarde.
‘Waar toe, vraagt men, misschien, deeze Aanspraak in dit Mengelwerk geplaatst? Waar toe dit berigt eens nieuwen Genootschaps in een ander Werelddeel, daar het onze reeds van Genootschappen, als 't ware, over vloeit, en men niet alleen geestig, en in een vrolyke luim, maar in waarheid, deeze Eeuw, de Eeuw der Genootschappen mag heeten? Om dat het de aanspraak van den Heer jones is, en op zichzelve schoon; doch boven al, om dat wy voor hebben, van tyd tot tyd, als ons de Berigten deezer Maatschappy, van welke wy alles goeds verwagten, ter hand komen, dezelve aan onze Leezers mede te deelen, en, zo ras mogelyk, den Vaderlanderen te dienen met den oogst, in dit wydstrekkend veld van kundigheden verzameld.’
|
|