Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijUittrekzel van eene reize, door de capiteins Cook, Clerke en Gore, na den Stillen Oceaan, in de jaaren MDCCLXXVI, MDCCLXXVII, MDCCLXXVIII, MDCCLXXIX en MDCCLXXX, met de schepen de Resolution en Discovery, om ontdekkingen in het noorder halfrond te doen.(Vervolg van bladz. 28.)
Capitein cook verliet, op den dertigsten September, 's morgens, Otaheite, en kwam, op den avond van dien dag, te Eimeo. Het verlies van een Geit, daar gestoolen, noodzaakte hem tot het pleegen van vyandlykheden op dit Eiland; en hy kreeg de Geit, (ten dien tyde voor hem een dierbaar Beest,) niet weder, eer hy eenige Huizen en Canoes in de assche gelegd hadt. Op den elfden October, zette hy koers na Huaheine, waar hy ten oogmerk hadt omai eindelyk neder te zetten; hy kwam 'er den volgenden morgen. By onze aankomst, schryft Capitein cook, vervoegden zich alle de voornaamsten van het Eiland aan boord onzer Schepen; dit was juist het geen ik wenschte, dewyl het hoog tyd werd om omai ergens eene vaste verblyfplaats te bezorgen: en ik verbeeldde my, dat de tegenwoordigheid deezer Volkshoofden my zou in staat stellen, om het, op de voldoenendste wyze, uit te voeren. Omai scheen te neigen om zich op Ulietea te vestigen; en wanneer wy hadden kunnen overeenkomen over de wyze om dit plan te voltrekken, zou ik 'er niets tegen gehad hebben. Zyn Vader was door de lieden van Bolabola, als zy Ulietea bemagtigden, van eenig land, op dat Eiland, ontzet geworden, | |||||
[pagina 66]
| |||||
en ik twyfelde geenzins, of ik zou in staat weezen, om, op eene vriendlyke wyze, dit den Zoon te doen wedergeeven; ten dien einde was het noodig dat hy zich wel verstondt met die tegenwoordig Meesters op dit Eiland waren; doch hy was te zeer de Patriöt om aan een voorslag van dien aart het oor te leenen, en trots genoeg om zich te verbeelden, dat ik, door geweld, hem in de ontnomene Vaderlyke bezittingen zou stellen. Zulks maakte het onmogelyk hem op Ulietea te doen woonen, en Huaheine dagt my daar toe de voeglykste plaats. Ik besloot, derhalven, my van de tegenwoordigheid der Voornaamsten deezes Eilands te bedienen, en hun des eenen voorslag te doen. Naa dat de drukte van dien morgen over was, maakten wy ons gereed om een bezoek af te leggen by taireetareea, met oogmerk om by 't zelve deeze zaak aan te vangen. Omai kleedde zich, op eene zeer voeglyke wyze, naar de omstandigheden, en vervaardigde een Geschenk voor den Oppersten des Eilands, als mede een voor zyn eatooa. Waarlyk, naa dat hy ontslaagen geraakt was van den slegten hoop, die hem op Otaheite omringde, gedroeg hy zich met zo veel voorzigtigheids, dat hy agting verdiende. ----- Ons aan land gaan lokte de meesten, die ons aan boord bezogt hadden, derwaards, en zy, zo wel als die aan strand stonden, vergaderden in een groot huis. De zamenvloeijing des Volks, te deezer gelegenheid, was zeer groot, en onder 't zelve vertoonde zich een grooter aantal aanzienlyke Mannen en Vrouwen, dan wy ooit gezien hadden in eene Vergadering op een deezer nieuwe Eilanden. Niet alleen scheen het gros des Volks, over 't algemeen, veel moediger en schooner dan op Otaheite, maar 'er was ook een veel grooter getal Mannen van aanzien, naar evenredigheid van de uitgestrektheid deezes Eilands; de meesten hadden het diklyvig voorkomen der Opperhoofden te Wateeo. Wy wagtten eenigen tyd naa de komst van taireetareea: dewyl ik niets wilde uitvoeren eer de Earee rahie tegenwoordig was; doch toen hy kwam, bevond ik dat zyne tegenwoordigheid niet veel betekende; hy was niet meer dan acht of tien jaaren oud. Omai, die op een kleinen afstand stond van deezen kring aanzienlyke lieden, begon met Roode Vederen en Stoffe, enz. aan de Goden te offeren. Hier op volgde eene andere Offerande, welke de Volkshoofden aan de Goden toebragten; naa dezelve | |||||
[pagina 67]
| |||||
werden verscheide andere stukken Stof, en Roode Vederen, ten geschenke gegeeven. Elk deezer Artykelen werd nedergelegd voor één van het gezelschap; die ik verstond dat een Priester was, en overgeleverd met een aanspraak of gebed, uitgesprooken door een van omai's Vrienden, die naast hem zat, doch meest naar 't geen hy hem voorzei. In deeze Gebeden vergat hy zyne Vrienden in Engeland geenzins, noch ook die hem behouden herwaards hadden overgebragt. De Earee rahie no Pretare, Lord sandwich, Toote, TateeGa naar voetnoot(*), werden in elk deezer vermeld. Toen omai's offeranden en gebeden geeindigd waren, nam de Priester elk artykel, in dezelfde orde, als het voor hem was nedergelegd; en een gebed uitgestort hebbende, zondt hy alles na de Morai: welke, zo als omai ons berigtte, verre van deeze plaats aflag; anders zouden de Offeranden daar gedaan geweest zyn. Naa het volbrengen der Godsdienstplegtigheden zat oma naast my neder en wy vingen onze voorgenoomene zaak aan. Ik gaf het jonge Opperhoofd myn geschenk, en ontving het zyne; en alles wel in overweeging genomen zynde, waren ze van wederzyden ryklyk. Wy maakten eenige schikkingen, op de wyze van onze verdere onderhandeling; en ik wees aan, welke kwaade gevolgen zouden voortvloeien, uit ons te besteelen, gelyk zy gedaan hadden by voorige bezoeken. Omai's ter nederzetting aldaar werd voorgesteld aan de verzamelde Volkshoofden. Omai berigtte hun: ‘Dat wy hem mede genomen hadden na ons Land, waar hy zeer vriendlyk ontvangen was door den grooten Koning en diens Earees, en behandeld met alle blyken van agting en toegenegenheid, zo lang hy onder ons verkeerde; dat wy hem te rug gebragt hadden, door onze milddaadigheid verrykt met veele artykelen, die zynen Landgenooten van veel diensts zouden weezen; en dat, behalven twee Paarden, die by hem zouden blyven, verscheide andere nieuwe en zeer dienstige Dieren op Otaheite gelaaten waren, die schielyk zouden vermenigvuldigen, en een genoegzaam aantal uitleveren voor de nabuurige Eilanden; dat het myn ernstig verzoek was, dat zy, tot vergelding voor alle myne gedaane diensten, hem een stuk Lands zouden aanwyzen om een Huis op te bouwen, en den noodigen voorraad voor hem zelven, en den zynen, te teelen; en dat, in- | |||||
[pagina 68]
| |||||
dien men dit op Huaheine niet, by koop of gifte, kon verwerven, ik beslooten had hem na Ulietea te voeren, en daar te vestigen.’ Misschien heb ik hier myn Vriend een beter aanspraak in den mond gelegd, dan hy met de daad deedt; doch ik had hem deeze hoofzaaken opgegeeven. Ik merkte op, dat de verklaaring, met welke hy besloot, om hem na Ulietea over te voeren, de goedkeuring van alle de Volkshoofden wegdroeg; en ontdekte terstond de rede. Omai hadt, gelyk ik reeds gemeld heb, zich trotslyk gevleid, dat ik geweld zou gebruiken om hem te herstellen in 't bezit van de landen zyns Vaders, op Ulietea, en over dit stuk, zonder daar toe eenigen last te hebben, gesprooken met eenige Leden deezer tegenwoordige Vergadering, die zich alles voorstelden van een vyandlyke landing op Ulietea, en dat ik hun zou bystaan om de Bolabolaers van daar te verdryven. ----- Ik moest hun, ten deezen opzigte, uit den dat helpen; om dit te doen gaf ik hun, op de volstrektste wyze, te verstaan, dat ik hun nooit in zulk eene onderneeming bystand zou verleenen, noch dulden dat dezelve werd aangevangen, terwyl ik my in hunne Zeeën onthield; als mede dat omai, indien hy zich op Ulietea zou nederzetten, zulks zou moeten geschieden als een Vriend, en dat hy den Bolabolaers niet moest opgedrongen worden als een Overweldiger. Deeze myne verklaaring gaf eene nieuwe wending aan de gevoelens van den Raad. Een der Volkshoofden drukte zich terstond in deezer voege uit: ‘Dat het geheele Eiland Huaheine, en alles wat op hetzelve gevonden werd, het myne was; en dat ik, over zulks, zulk een gedeelte, als my behaagde, aan myn Vriend omai kon schenken.’ ----- Omai, die, gelyk de rest zyner Landgenooten, zelden verder zag dan het tegenwoordig oogenblik, hoorde deezen voorslag met verrukking; niet twyfelende, of ik zou mild genoeg weezen, en hem een groot deel lands verleenen. Doch hem iets aan te bieden, 't geen my zeer kwalyk gevoegd zou hebben te ontvangen, merkte ik aan als geene aanbieding in 't geheel; ik begeerde daarom, dat zy niet alleen den byzonderen plek gronds zouden aanwyzen; maar tevens nauwkeurig bepaalen de uitgestrektheid lands, welke zy hem tot het gemelde einde zouden vergunnen. ----- Hier op werd gezonden om eenige Volkshoofden, die reeds uit de Vergadering gegaan waren; en, naa een korte on- | |||||
[pagina 69]
| |||||
derlinge raadpleeging, werd myn verzoek, met algemeene stemming, toegestaan; en een stuk gronds naast het huis, waar in wy ons tegenwoordig bevonden, aangeweezen. De uitgestrektheid, langs het strand, by de haven, was zeshonderd voeten, de diepte, tot den voet eens bergs, was meer; en een gedeelte des bergs werd 'er aan toegevoegd. Wanneer wy dit werk, tot wederzydsch genoegen, verrigt hadden, liet ik een Tent aan strand opslaan, zette een Wagt, en richtte de noodige werktuigen ter waarneeminge op. De Timmerlieden, van beide de Schepen, gingen aan het bouwen van een Huis voor omai, waar in hy de Europische waren, zyne eigendommen, kon bergen. Ten zelfden tyde waren 'er eenigen bezig om een Tuin voor hem aan te leggen, waar in zy boomen en wyngaarden plantten; meloenen, en verscheide andere zaaden, 'er zaaiden: en ik had het genoegen, om, eer ik dit Eiland verliet, de meesten te zien groeijen. Omai begon nu in ernst op zyne eigene zaaken en belangen te denken, en voelde het hartgrondigst berouw over zyne kwalyk geplaatste ryklykheid op Otaheite. Hy vondt, op Huaheine, een Broeder, een Zuster, en een Schoonbroeder, met zyne Zuster getrouwd zynde. Doch deezen beroofden hem niet, gelyk onlangs zyne andere Bloedverwanten gedaan hadden. Het moeide my, nogthans, te ontdekken, dat zy, schoon te eerlyk, om hem ongelyk aan te doen, van te weinig betekenis op het Eiland waren om hem daadlyk van dienst te zyn. Zy hadden noch gezag, noch invloed, om zyn Persoon of Eigendom te beschermen; en, in dien hulploozen staat, vreesde ik, dat hy groot gevaar liep, om beroofd te worden van alles, wat zy hem gegeeven hadden; zo ras als hy zich ontzet vondt van onzen bystand, genoegzaam om zyne Landgenooten in bedwang te houden. Een Man, die ryker is dan zyne nabuuren, wordt zeker benyd door veelen, die wenschen hem met hun gelyk gesteld te zien. Doch, in Landen, waar Beschaafdheid, Wetten en Godsdienst, bedwangmiddelen uitleveren, vinden de Ryken een vry vasten grond van gerustheid; en dewyl, daarenboven, in al zulke Maatschappyen, eene verspreiding is van eigendommen, heeft geen enkel persoon te vreezen, dat de pooging van alle de armere Leden tegen hem zal zamenspannen, boven anderen, die even zeer de voorwerpen van nyd zyn. ----- Omai bevondt | |||||
[pagina 70]
| |||||
zich in eenen geheel anderen toestand. Hy moest leeven onder de zodanigen, die, voor een groot gedeelte, geen ander beginsel hunner daaden hebben dan onmiddelyke aandrift hunner natuurlyke neigingen. Doch de hoofdzwaarigheid bestondt hier in, dat hy geplaatst stondt te worden in eenen stand van alle anderen onderscheiden; hy zou de éénige Ryke Man weezen in de Maatschappy tot welke hy behoorde. Hy hadt, door zyne kennis met, en zyne verkeering onder, ons een schat van dingen, die zyne Landgenooten zich door kunst noch vlyt konden eigen maaken; terwyl zy allen loerden op een aandeel van zyn benydden Rykdom, was het zeer natuurlyk te dugten, dat zy allen zich wel ras zouden vereenigen om dien eenigen bezitter daar van te ontzetten. Om zulks, indien het mogelyk ware, te voorkomen, raadde ik omai eenige zyner goederen te verdeelen tusschen twee of drie der voornaamste Volkshoofden; die, hier door voor zichzelven voldaan, gereed zouden zyn hem onder hunne bescherming te neemen, en te beschutten voor de geweldige aanvallen van anderen. Hy beloofde myn raad te zullen volgen; en ik vernam, met veel genoegen, dat hy, vóór myn vertrek, deezen voorzigtigen stap gedaan hadt. ----- Nogthans, niet geheel vertrouwende op de werking der dankerkentenisse, nam ik toevlugt tot dringen er beweegreden van bevreesdmaaking. Met dit oogmerk verklaarde ik, by elke voegzaame gelegenheid, den Inwoonderen, dat ik voorneemens was hun Eiland weder te bezoeken, naa den gewoonen tyd myns afzyns: en dat, indien ik omai niet vond in denzelfden staat van veiligh id als ik hem gelaaten had, allen, die ik ontdekte dat zyne Vyanden geweest waren, de zwaarte myner wraake zouden gevoelen. Deeze dreigende verklaaring zal, waarschynlyk, niet weinig afdoen; want onze opeenvolgende bezoeken, in deeze laatste jaaren, doen dit Volk gelooven, dat onze Schepen, op gestelde tyden, zullen wederkeeren; en zo lang zy in dien waan blyven, welken ik oordeelde vryelyk te mogen styven, heeft omai reden om te verwagten, dat ze hem ongemoeid zullen laaten in zyne nieuw aangelegde Plantagie. Omai's Huis bykans volbouwd zynde, werden veele zyner goederen den zes- en twintigsten aan land gebragt. Onder eene verscheidenheid van andere noodlooze Artykelen, was een kist met kinderspeelgoed; deeze vertoond | |||||
[pagina 71]
| |||||
zynde, behaagde grootlyks aan de gaapende menigte. Doch zyne potten, ketels, schotels, glazen, en al de toestel van huisraad, verwaardigde nauwlyks iemand met een oogslag. ----- Omai begon nu zelf te denken, dat ze hem van geen dienst zouden weezen, dat een gebraaden Varken beter smaakte dan een gekookt, dat een Platanus-blad even goed tot den maaltyd diende als een tinnen schotel, dat een schel van een Cocusnoot de plaats van een Glas wel kon vervullen; hy besloot, daarom, wyslyk, zich van deeze dingen, tot de keuken en tafel behoorende, af te maaken, zo veel hy kon, onder het Scheepsvolk; krygende van hun, in ruiling, bylen en andere yzeren werktuigen, welke meer weezenlyke waarde hadden in dit gedeelte der wereld, en meer konden dienen om zyne meerderheid staande te houden by de zodanigen, onder welken hy zyne volgende dagen zou slyten. Zo ras omai zyne nieuwe wooning betrokken hadt, begon ik bedagt te worden op het verlaaten van dit Eiland, en liet deezen avond alles van het strand haalen, uitgenomen den Hengst en de Merrie, en een Geit, die jongen moest, laatende deeze in 't bezit van onzen Vriend. Ik gaf hem ook een Engelschen Beer en twee Zogen; en hy hadt nog twee van de laatstgemelden, die hem toebehoorden. De Hengst dekte de Merrie terwyl wy op Otaheite waren: zo dat ik alle reden heb om te veronderstellen, dat 'er op deeze Eilanden, door dit dierbaar geschenk, een ras van Paarden zal verwekt worden. De Geschiedenis van omai zal misschen zeer veelen Leezeren gevallen. Ik zal, daarom, alle omstandigheden, behoorende om een voldoenend denkbeeld te geeven van den stand, in welken wy hem lieten, hier melden. ----- Op Otaheite hadt hy vier of vyf Toutous aangenomen; de twee jongelingen uit Nieuw-Zeeland bleeven by hem, als ook zyn Broeder, en eenige anderen op Huaheine: zo dat zyn Gezin reeds bestond uit acht of tien Persoonen, indien men het een Gezin mag heeten, waar in tot nog geen Vrouw gevonden werd; en het zou nog wel wat lyden eer deeze 'er in kwam, althans wat omai zelve betrof, die in 't geheel niet genegen scheen om eene Vrouw te neemen. Het Huis, 't geen wy voor hem lieten bouwen, was vieren twintig voeten lang, en achttien breed, tien voeten hoogGa naar voetnoot(*). Het bestondt uit planken, in den kryg op Ei- | |||||
[pagina 72]
| |||||
meo verkreegen; in het bouwen hadden wy zo weinig Spykers gebruikt als eenigzins mogelyk was, op dat het yzer geen aanlokzel zou weezen om het neder te werpen. Het was bepaald, dat omai, terstond naa ons vertrek, een groot Huis zou bouwen, naar de gewoonte zyns Lands; het eene einde van 't zelve zou heen steeken over 't geen wy hadden opgerigt, en het tot grooter beveiliging insluiten. In dit werk beloofden eenige Volkshoofden hem te zullen helpen, en, indien het bedoelde Huis den grond beslaa, welken hy hadt afgeperkt, zal het zo groot weezen als eenig Huis op 't gansche Eiland. Omai's Europische Wapenen bestonden in een Snaphaan, een Bajonet, een Patroontas, een Vogelroer, twee paar Pistoolen, en twee of drie Zwaarden. Het bezit hier van maakte hem, zyns bedunkens, geheel gelukkig, en dit was myn eenig oogmerk met hem die geschenken te geeven: want ik was altoos van gevoelen, dat hy gelukkig zou geweest zyn, zonder Vuurwapens, of andere Europische Oorlogtuig, dan met hetzelve; naardemaal zy in de handen van iemand, aan wiens voorzigtigheid ik reden had te wantrouwen, eer zyn gevaar stonden te vergrooten, dan zyne meerderheid te handhaaven. Toen omai alles, wat hem toebehoorde, aan land gebragt, en zyne wooning betrokken hadt, nodigde hy de Scheepsofficieren van beide de Schepen, twee of driemaalen, by zich ten eeten, en zyn tafel was altoos ryklyk voorzien van het beste, 't geen het Eiland opleverde. Eer ik weg zeilde had ik het volgende opschrift, op de buitenzyde van omai's Huis, gesneeden.
georgius tertius rex, 2 novembris, MDCCLXXVII.
Op den tweeden November, 's naamiddags ten vier uuren, nam ik een koelte, uit het Oosten opwaaijende, te | |||||
[pagina 73]
| |||||
baat, en zeilde de haven uit. De meesten onzer Huaheinsche Vrienden bleeven aan boord tot dat de Schepen geheel onder zeil waren, wanneer ik, om hunne nieuwsgierigheid te voldoen, vyf kanonschooten deedt. Toen namen zy allen afscheid, behalven omai, die niet van ons ging voor wy geheel in zee waren. Wy hadden, om onder zeil te geraaken, een touw aan land vastgemaakt; onder het wenden van het Schip brak het aan stukken, door een scherpe rots afgesneeden zynde; om het agter gebleeven end te haalen, moest een boot gezonden worden. Met deezen ging omai aan land, een zeer aandoenlyk afscheid genomen hebbende van alle de Officieren. Hy hieldt zich zeer standvastig, tot hy by my kwam; toen vielen zyne poogingen, om zyne traanen te bedekken, te zwak, en Mr. king, die in den boot medeging, verhaalde my, dat hy den geheelen tyd, dat zy na strand roeiden, weende. Het gaf my geen gering genoegen te bedenken, dat wy hem behouden gebragt hadden op de eigen plaats, van waar wy hem afvoerden. En, nogthans, dit is de vreemde aart van 't beloop der menschlyke zaaken, was het waarschynlyk, dat wy hem in een min wenschlyken stand agter lieten dan hy was eer hy kennis aan ons kreeg. Ik verstaa hier door niet, dat hy, de aangenaamheden eens beschaafden leevens gesmaakt hebbende, elendiger moet worden, door het denkbeeld van dezelve voortaan altoos te zullen moeten derven. Ik bepaal my alleen tot de overweeging van deeze enkele onaangenaame omstandigheid, dat de voordeelen, welke hy van ons ontvangen heeft, hem in een veel zorglyker stand laaten, voor zyne persoonlyke veiligheid. Omai, in Engeland zeer aangehaald zynde, verloor allen denkbeeld van zyn oorspronglyken stand, en bedagt nimmer op welk eene wyze zyne verkryginge van kundigheid of rykdom by zyne Landgenooten, by zyne wederkomst, zouden gewaardeerd worden: welke de eenige dingen waren, die hem nu meer dan voorheen konden aanpryzen, en waar op hy zyne toekomende Grootheid of Geluk kon grondvesten. Hy scheen zelfs hunne Geaartheid, ten dien opzigte, niet begreepen, en, eenigermaate, hunne Gewoonten vergeeten te hebben; anderzins hadt hy behooren te weeten, hoe ten uitersten bezwaarlyk het is, als een Persoon van Rang toegelaaten wordt in een Land, waar men mogelyk geen één voorbeeld heeft, dat | |||||
[pagina 74]
| |||||
iemand, door de grootste verdiensten, van een laagen Rang tot eenen aanzienlyken opklom. Rang schynt hier de eenige weezenlyke grondslag van Onderscheiding, en de Magt daar aan verknogt; aan deezen regel is men zo vast en blind gehegt, dat een Persoon, geheel van Rang ontbloot, zeker veragt en gehaat zal worden, indien hy zich eenig gezagbetoon aanmaatigt. Dit was, met de daad, eenigermaate, het geval, met omai, schoon zyne Landgenooten zeer omzigtig waren om deeze hunne gevoelens niet duidelyk aan den dag te leggen, terwyl wy onder hun verkeerden. Hadt hy een behoorelyk gebruik gemaakt van de Geschenken, welke hy uit Engeland medebragt, deeze met de Kundigheden op zyne verre Reize opgedaan, zouden hem in staat gesteld hebben tot het aangaan van de heilzaamste verbintenissen. Doch wy gaven in het beloop van ons Reisverhaal reeds al te veel voorbeelden op van zyne kinderagtige onoplettenheid, op deeze in 't oogloopende middelen tot bevordering van zyn belang. Zyne ontwerpen scheenen van een hooger doch belachlyker aart, en ik moet zeggen van een laager: want Wraakzugt hadt, van den beginne aan, by hem de overhand boven de begeerte tot Grootheid. Dit verdient, egter, eenige verschooning, als wy in aanmerking neemen dat deeze de heerschende drift is zyner Landgenooten. ----- Omai's Vader was, ongetwyfeld, een Man, die op Ulietea uitgestrekte goederen bezat, toen die van bolabola dit Eiland vermeesterden; hy nam, met veele anderen, de vlugt na Huaheine, waar hy stierf, en omai, nevens eenige Kinderen, agter liet, die, door dit toeval, geheel afhanglyk en van allen aanzien beroofd wierden. In deezen toestand bevondt zich omai toen Capitein furneaux hem mede nam, en na Engeland voerde. Of hy, met de daad, zich verbeeld hebbe, uit de bejegeningen daar ten zynen opzigte, dat men hem eenigen bystand zou verleenen tegen de Vyanden van zyn Vader en van zyn Land; dan of hy den waan koesterde, dat zyn eigen moed en meerdere kundigheid genoegzaam zouden weezen, om de Vermeesteraars van Ulietea te onder te brengen, is onzeker; doch, van het begin der Reize af, was dit zyne bestendige bedoeling. Hy wilde niet luisteren na onze verklaaringen tegen zulk een wild plan; hy stoof in drift op, als hem bedaarder raadgeevingen ten zynen beste werden voorgehouden. Ja, zo zeer was hy, tot dwaasheid toe, ingenomen met dit plan, dat hy zich diets | |||||
[pagina 75]
| |||||
maakte, dat de Bemagtigers Ulietea zouden verlaaten, zo ras zy hoorden, dat hy op Otaheite was aangekomen. Onder het vervorderen onzer Reize, kwam hy, egter, tot gemaatigder begrippen; en toen wy de Friendly Eilanden bereikten, hadt hy zelfs zulke bevattingen hoe hy t'huis zou ontvangen worden, dat hy gaarne te Tongataboo, onder frenou's bescherming, zou gebleeven hebben. Op deeze Eilanden verspilde hy, geheel noodloos, veel zyner Europische schatten; en hy gedroeg zich even onvoorzigtig te Tiaraboo, waar hy geen reden hadt om Vrienden te maaken: dewyl hy geheel niet bedoelde daar te blyven. Te Matavai hieldt hy hetzelfde onberaaden gedrag, tot ik hem volslaagen zyne verspilling belette; hy ging daar zulke onvoegelyke verbintenissen aan, dat otoo, die, in den beginne, zeer genegen scheen hem te ondersteunen, vervolgens verklaarde geen zin in hem te hebben, uit hoofde van zyn gedrag. 't Was, egter niet te laat om diens gunst te herwinnen; en hy zou zich, met veel voordeels, op Otaheite hebben kunnen nederzetten: dewyl hy daar voorheen verscheide jaaren gewoond, en nu kennis gemaakt, hadt met towha, wiens kostbaar geschenk van een dubbele Canoe wy hierboven verhaalden. De zwaarigheid, om hem eenigen Rang te geeven zou ook veel minder geweest zyn, indien hy zyn verblyf op Otaheite genomen hadt; vermids een Inbooreling het altoos veel moeilyker zal vinden, zulk eene staatsverwisseling te doen standgrypen onder zyne Landsgenooten, dan een Vreemdeling, die, in zekere omstandigheden, altoos agting verwerft. Maar omai bleef besluitloos tot het laatste toe, en zou, geloof ik, myn plan, om zich op Huaheine neder te zetten, niet omhelsd hebben, indien ik niet voluit geweigerd hadt eenig geweld te gebruiken, om hem in zyns Vaders goederen te herstellen. Of de overblyfzels van zyn Europischen Rykdom, welke, ondanks zyne verregaande verspilling, nog vry aanzienlyk zyn, door hem beter te raade zullen gehouden, en of de maatregels, door my genomen om hem bescherming te Huaheine te bezorgen, van eene gewenschte kragtdaadige uitwerking zullen weezen, moeten wy overlaaten aan de beslissing der aanstaande Bevaarderen van deezen Oceaan: welken het niet onverschillig kan zyn hoe het lot zy van onzen geweezen Tochtgenoot. ----- Voor tegenwoordig kan ik alleen gissen, dat zyn grootste gevaar gebooren zal worden uit zyne zeer onstaatkundige verklaaringen van haat en afkeer, ten opzigte der Inwoon- | |||||
[pagina 76]
| |||||
deren van Bolabola. Want dit Volk zal, uit beginsel van jalouzy, ongetwyfeld hem by die op Huaheine zwart zoeken te maaken: zy zyn tegenwoordig in vrede met dit Eiland, en veelen hunner, zich daar onthoudende, kunnen het gereedlyk uitwerken. Zulks is eene allernadeeligste omstandigheid, welke omai zo gemaklyk als iets hadt kunnen ontwyken: want zy waren niet alleen vry van eenigen afkeer van hem; maar iemand, dien wy op Tiaraboo aantroffen, in de hoedanigheid van Afgezant of Priester, boodt hem de herstelling aan in de goederen, welke voorheen zynen Vader toebehoorden. Maar omai sloeg het volstrekt af, en bleef, tot het laatste toe, by het besluit om de eerste gelegenheid te omhelzen, welke zich aanboodt, om in een gevegt wraak te neemen. Hier toe, gis ik, vindt hy zich niet weinig aangespoord door den gemalieden kolder, welken hy uit Engeland mede bragt; hier mede bekleed, en van vuurwapenen voorzien, waant hy onverwinnelyk te weezen. Dan, welke gebreken 'er ook in het Character van omai mogen gevonden worden, zy werden ryklyk opgewoogen door zyne goedhartigheid en gezeglyken aart. Geduurende al den tyd dien hy by my was, vond ik zelden reden om in ernst misnoegd te weezen over zyn gedrag in 't algemeen. Zyn dankbaar hart behieldt altoos een diepgaand bezef van de gunsten, hem in Engeland beweezen, en hy zal nooit de zodanigen vergeeten, die hem, staande zyn verblyf in dat Ryk, met hunne bescherming en vriendschap vereerden. Hy bezat eene redelyke maate van verstand; doch het ontbrak hem aan toepassing en volstandigheid om 't zelve aan te wenden; weshalven zyne kennis van zaaken zeer algemeen, en, in veele opzigten, gebrekkig bleef. Hy toonde de Waarneemer niet te zyn, die zich de dingen weet ten nutte te maaken. Onder de Volken op de Friendly Eilanden waren veele nutte Kunsten zo wel als fraaije Uitspanningen, welke hy na zyn eigen Eiland zou hebben kunnen medeneemen, waar men ze gereedlyk zou aangenomen hebben; dewyl ze zo zeer met den aart zyner Landgenooten strookten; maar ik ontdekte niet dat hy eenige de minste pooging deedt om zich een derzelven eigen te maaken. Deeze soort van onverschilligheid, in de daad, is het kenmerktekenend zwak zyner Natie. De Europeaanen hebben hun, in het verloop der laatste tien jaaren, van tyd tot tyd, bezogt; en nogthans konden wy de minste voetstappen niet ontdekken van eenige pooging om voordeel te doen met deeze verkeering; tot heden toe hebben zy ons | |||||
[pagina 77]
| |||||
in geen één ding naagevolgd. Wy kunnen, derhalven, niet verwagten, dat omai in staat zal weezen veele onzer Kunsten en Gewoonten onder hun in te voeren, of om die, welke reeds by hun plaats vinden, te verbeteren. Ik vertrouw, nogthans, dat hy zyn best zal doen, om de Boomen en Kruiden, daar door ons geplant, tot volmaaktheid te brengen, 't welk geen gering voordeel zal geeven; doch het grootste heil, 't geen deeze Eilanden waarschynlyk zullen ontvangen van omai's Reizen, zal ontstaan uit de Dieren daar gelaaten, welke zy, naar allen schyn, nooit zouden verkreegen hebben, was omai niet in Engeland geweest. Wanneer deeze vermenigvuldigen, waar aan ik in geenen deele twyfel, zullen Otaheite en de Societeit Eilanden, zo zeer als eenige plaats in de bekende Wereld, leeftogt kunnen opleveren. Omai's behoude wederkomst, en de daadlyke bewyzen, welke hy medegebragt heeft van de milddaadigheid der Engelschen, zette veelen aan om zich als vrywilligers aan te bieden, om my na Pretane te vergezellen; ik nam alle gelegenheden waar om te verstaan te geeven, dat ik beslooten had alle zodanige aanzoeken af te slaan. Doch, desniettegenstaande, herinnerde omai, zeer gesteld op de eer van den eenigen grooten Reiziger te blyven, my meermaalen, hoe Lord sandwich hem beloofd hadt, dat geen zyner Landgenooten in Engeland zou komen. Indien 'er eenige de minste waarschynlykheid geweest was, dat men weder een Schip na Nieuw-Zeeland zou zenden, zou ik de twee Jongelingen van dat Land, die zeer gaarne by ons hadden willen blyven, mede genomen hebben. Tiarooa, de oudste, was een wonder geschikt Jongman, met veel natuurlyk verstand begaafd, en in staat om alles te leeren. Hy scheen ten vollen overtuigd van de minderheid zyns Eilands by deeze vergeleeken, en schikte zich, schoon mogelyk met tegenzin, om zyne dagen, op Huaheine, gemaklyk, en van alles vol op hebbende, door te brengen. Doch de ander was zo zeer aan ons verknogt, dat men hem uit het Schip moest neemen, en met geweld aan land voeren. Hy was een geestige en vuurige knaap; en men maakte aan boord veel werks van hem.
('t Vervolg by de naaste gelegenheid.) |
|