| |
Manier van aenkweeking van den Virginischen tulpenboom. Uit Boutcher's Verhandeling over de Boomen des Wouds.
Deeze Boom is zeer gemeen in Virginie, en word in het meeste gedeelte van het vaste land van America gevonden; van waar de Zaadbollen jaarlyks in menigte naar Groot-Brittannien gebragt worden. Verscheide Schryvers geeven op, dat deeze Zaadbollen in potten geplant, en onder glazen gezet, moeten worden, dat men de planten, wanneer ze één jaar oud zyn, ieder op zig zelven, in kleine potten moet verplanten, en dan weder op nieuw onder glazen brengen; waarna dezelve egter nog in potten gehouden, en, geduurende de drie of vier volgende jaaren, des Winters, in Orangehuizen gehouden moeten worden, tot dat zy sterkte genoeg bekoomen hebben.
Deeze handelwyze volgde ik in myne vroege beoeffening, en ze zal, zonder twyffel, dit gewas zoo wel opkweeken als in 't leeven houden; maar 'er is geene noodzaakelykheid, om deezen boom, zelfs in zyne eerste jeugd, met zoo veel teerheid te behandelen: - zie hier een gemakkelyker en onkostelyker weg, om denzelven te teelen, gegrond op ondervinding; volgens welken men in een gewoonen grond, en in eene wel bemantelde ligging, veel sterker en steviger planten verkrygen zal; en waar door men dezelven schielyker in staat zal brengen om verzet te kunnen worden, in die plaatzen, daar men voorneemens is ze te laaten blyven.
Maakt, in het begin van Maart, een bed van goede
| |
| |
fyne ryke aarde gereed, wel gemengd met oude verrotte koemist, wel op de zon leggende, en voor koude Winden beschut; plaats een oud raam over het bed, en zaait de Zaadbollen; ziftende over dezelven, omtrent ter dikte van een halve duim, een grond, ten minsten eenige Maanden te vooren gereed gemaakt, bestaande uit eene karvragt oude weigrond, eene gelyke vragt wel verteerde koemist, en eene halve karvragt zee-of fyn duinzand. Zommige van deeze Zaaijelingen zullen waarschynlyk binnen de negen of tien weeken voor den dag koomen, maar verre het grootste gedeelte derzelven zal in den grond blyven, tot het daaraan volgende voorjaar. Ik raade daarom aan, om de bedden niet meerder te wateren, dan maar even noodig is, om de planten, die voor den dag zyn gekoomen, te verkwikken; welken, geduurende volgende vier of vyf weeken, op het heetste van den dag, voor de Zonne-hitte moeten gedekt zyn; doch daarna moeten ze derzelver geheelen invloed genieten.
Wanneer deeze omstandigheden in agt genoomen worden, is 'er geen verdere zorg dit jaar noodig, dan den grond van allen onkruid zuiver te houden; en in den Winter, wanneer het hard en lang stormt, dubbelde matten over de raamen te brengen, welke zorgvuldelyk moeten weggenoomen worden, als het Weder zagter word.
In Maart van het volgende jaar, neem zorgvuldiglyk met de vingers van het bed alle mosagtige harde, aan een gebakke en korstagtige, klompjes aarde, maak dezelve weder fyn en zagt, en zift 'er eene hoeveelheid, van die geëvenredigd is aan die, welke weggenoomen is, van dezelfde zoort van mengzel als de voorige, overheen. Als dan zullen, omtrent het einde van April, of het begin van Mey, indien uwe Zaadbollen goed zyn geweest, de planten by menigte voor den dag koomen; wanneer ze dikwils, doch spaarzaam, met Water moeten verkwikt worden. Van deezen tyd, tot in het begin van Augusty, moeten ze voor de Middagzon gedekt worden; maar dit wilde ik niet laaten geschieden, door de bedden met matten te bedekken, zoo als gemeenlyk geschied, 't geen de planten te veel trekt, en te zwak maakt; maar zulks liever doen, met een stuk oude rieten schutting, of, by gebrek van dezelve, zoude ik eenige dunne planken of schaalen aan een spykeren, ter lengte van den bak, en hoog genoeg om het bed voor de Middagzon te beschaduwen. Met de planten dus voor de grootste hette te beveiligen,
| |
| |
en haar egter de vrye open Lugt te laaten genieten, zullen ze, al schoon zy in lengte zoo sterk niet toeneemen, egter zwaarder van steng worden, en veel sterker zyn.
Wanneer dit behoorlyk verrigt word is 'er in deeze gelegenheid niets meer in agt te neemen, dan veelvuldige gemaatigde besproeijingen, tegen den Avond: en eene mat over den bak te werpen geduurende een hevigen Winter-Storm.
Omtrent het begin van April, in het volgende Voorjaar, (want deeze Boom is agterlyk in 't uitbotten zyner bladeren,) moet men een plek gronds op dezelfde wyze en van denzelfden aard gereed maaken, als voor de Zaadbollen gezegt is, en dan zorgvuldiglyk de planten met een fruweel opneemen, zonder hunne wortels te beschadigen. Indien dezelve niet aanstonds in den grond kunnen gezet worden, moet men een tobbe vol gezift mengzel (waarvan boven gesprooken is,) met Water tot een behoorlyk dik beslag mengen, door het welke men de planten, één voor één, moet heen trekken, tot dat 'er zoo veel aan blyft hangen als genoeg is, om hunne Wortels en Veezels te bedekken. Dit zal haar beletten uit te droogen, en in deezen toestand kunnen zy veilig tot een grooten afstand vervoerd, en verscheide dagen buiten den grond gehouden worden. De Wortels van deezen Boom mogen niet veel gedund worden; derhalven snyd ter deezer tyd maar een weinig van de Penwortel glad af, maar laat alle de Veezels of Hairwortels 'er aan, en plant den Boom vervolgens nog in eene wel bemantelde of gedekte ligging. Zet uwe planten, in greppels met de spae uitgestooken, in regels van een voet afstands, en zes duimen van plant tot plant; plant vyf van deeze regels, 't welk een bed van vier voeten breedte zal maaken, en indien gy meer dan één bed kunt maaken, laat een gangpad van drie voeten wyd tusschen dezelven. Laaten ze voorts dikwils (en overvloediger dan te vooren) in den Avondstond begooten worden, geduurende de Zomermaanden; waarna dezelve zuiver van Onkruid gehouden, en met een mat gedekt moeten worden, wanneer het hard vriest geduurende den eersten Winter. Dan zullen deeze planten, als men in het volgende Voorjaar de grond tusschen de regels wel los en lugtig gemaakt heeft, geen verdere zorg vereischen; moetende alleen maar twee jaaren in deeze kweekery verblyven.
De planten mogen van deeze bedden, naar eene andere kweekery, overgebragt worden, waarvan de grond fyn en
| |
| |
diep is. Men draage egter nog veel zorg voor de Wortelen, en plant dezelven in ryën, op den afstand van drie en een half voet, en agttien duimen vaneen in de ry staende; houd den grond zuiver en fyn met de schoffel, en watert de planten overvloedig in droog weder, geduurende den eersten Zomer, en laat dezelve aldaar drie jaaren verblyven. Deeze Boomen zullen nu sterk genoeg zyn, om de aanvallen onzer strengste Winters te kunnen doorstaan, en daar zy nu omtrent zes of zeven Voeten hoog zyn, zullen zy een bekwaame grootte hebben, om ter plaatse, al waar men dezelve meent te doen blyven, te zetten. In een ryken diepen grond, met andere Boomen omringd, maar niet te digt by hun geplaatst, zullen zy in weinig jaaren verbaazend groot worden; maar, in dun mager land, maaken zy maar geringen opgang, schoon zy vroeger zullen bloeijen. In America groeijen zy dikwils in vogtige Moerassige gronden, en in zodanigen grond hebbe ik dezelve alhier geplant, dog met geen goeden uitslag; het geen, zoo ik veronderstel, toe te schryven is aan onze lange natte Winters, die hunne teere Wortels en Veezels doen rotten.
Men kan hun niet wel, als menige andere Woudboomen, met voordeel verplanten, wanneer zy tot een groote hoogte gekoomen zyn; maar men kan hun nog eene reize meerder, als reeds alhier gemeld is, verzetten, wanneer zy reeds de lengte van tien of twaalf Voet bekoomen hebben, het geen ik met zeer goeden uitslag gedaan hebbe. Ik ken geen Boom, op welken het assnoeijen van Takken of Wortels, een slegter uitwerking heeft, dan op deezen, zoo als ik dikwils tot myn verdriet ondervonden hebbe; derhalven moet men de planten in de kweekery tot de gedaante brengen, die men aan dezelve verlangt, met alle de kwaalyk geplaatste uitbotten, weg te vryven, of met den vinger en duim de kwalyk geschikte Takken, kort na dat ze voor den dag gekoomen, en terwyl ze nog jong en teer zyn, af te kuypen; meerdere snoeijing als deeze behooren zy nooit te ondergaan.
Deeze Boom is een plant van buitengewoone schoonheid en deftigheid, en verdient, hooglyk, een plaats in alle edele en fraaij aangelegde plantagien. Er is een Boom van dat soort in de tuinen van den Graaf van Peterborough te Parson's green by London, welke ik verscheide jaaren aan een in vollen bloezem gezien hebbe; dezelve is meer dan vyftig Voeten hoog, en heeft een Stam naar evenredigheid, en zoude nog veel grooter geweest zyn, ware het niet,
| |
| |
dat 'er, dezelve in een wilde verwaarloosde hoek van den tuin plant zynde, geen agt op gegeeven was, als mede dat dezelve zeer was benadeeld geworden, door de overhangende Takken en de voortloopende Wortels van andere Boomen, 't geen hem belette behoorlyk voedzel te verkrygen. De Heer catesby maakt, in zyne Natuurlyke Historie van Carolina, gewag van Tulpboomen, welker Stammen dertig voeten in den omtrek hebben, en het hout van dezelve wordt door de Amerikaanen, om deszelfs sterkte en duurzaamheid, hooglyk gewaardeerd.
|
|