Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver het kwaad van de menigte der boeken, en der groote boekverzamelingen.(Uit het Engelsch van horace walpole, Esq.) Van veel Boeken maaken is geen einde, en veel leezens is vermoeijinge des vleesches. De Liefhebbers der Letteren, wier drift althans zo groot als pryslyk is, beklaagen zich over het verlies der Alexandrynsche Boekerye, welke gezegd wordt zeven honderd duizend Boekdeelen bevat te hebben. Hoe onnadenkelyk groot deeze schade, dit verlies, ook mogt weezen, hebben tyd en vlyt zulks ten overvloede geboet; en, indien ik niet vreesde voor een Goth gehouden te zullen worden, zou ik bykans als myn nederig gevoelen durven voorstellen, dat de vernieling van die Boekery eer een zegen, dan een onheil, was voor het Gemeenebest der Letteren. Wat mogen wy veronderstellen, dat deeze veele duizenden van Boekdeelen behelsden? Waren die zeven honderd duizend alle leezenswaardig? Indien ja: wie hadt tyd om ze te leezen; indien neen, dan hebben, ten minsten zo veelen als 'er van dien stempel zich onder bevonden, gelukkig een welverdiend lot ondergaan. ----- Deeze Boeken, mogen wy veronderstellen, behelsden groote schatten van Wysbegeerte, Starrekunde, Aardrykskunde, Geschiedkunde, Dichtkunde, Redeneerkunde, Wiskunde, enz. een voorraad van vermaaklyk onderhoudende Nieuwigheden; en een stapel kundigheden, strekkende tot het ophelderen, of liever aartig verduisteren, van de Egyptische Godgeleerdheid en Beeldenspraak. Iemand kan niet gelooven, dat, schoon dezelve een grooter menigte bevatten van oude Weetenschap en Welspreekenheid, dan die onzen tyd bereikt heeft, deeze Boekery opgevuld geweest hebbe met Schryvers van grooter kundigheid, of die grooter ontdek- | |
[pagina 38]
| |
kingen gedaan hadden dan wy ontvingen van anderen onzer eerbiedenswaardige Voorouderen. Wenschen wy om meer Fabel-Geschiedenissen, om meer harssenschimmige Wysbegeerte, om meer geheel onvolkomene en gebrekkige Starrekunde, om meer van misslagen krielende Aardrykskunde, dan wy reeds bezitten onder oude Naamen? ----- Ik spreek niet tot nadeel der Ouden; ik zoek hunner verdiensten niets het minste te onttrekken; doch, dewyl hunne ontdekkingen vry onvolkomen, en hunne overleveringen zeer onnauwkeurig waren, kunnen wy met geene voeglykheid altoos wenschen dezelve vermenigvuldigd te zien. ----- Wanneer wy in aanmerking neemen, dat de helft onzer tegenwoordige kundigheden ontstaan is uit de ontdekking der dwaalingen, die men, in vroegeren tyde, kundigheden noemde, mogen wy onszelven geluk wenschen en troosten, dat de naspeuring der Waarheid althans zo gemaklyk valt, zonder zo veele valsche lichten om ons te misleiden, als of wy wisten hoe veel meer slegte en ongegronde gissingen door onze Voorvaders gemaakt waren. Om niet te melden, op welk eene verbaazende wyze, die Boekery andere Boekeryen zou hebben voortgebragt, hoe veel Overzettingen, Verklaaringen, Bylaagen, Verschillende Leezingen, Uitbreidingen; ja hoe veel Geschilschriften zouden zyn voortgekomen, uit bykans elk Boek in deeze veelbevattende Boekery; aristoteles alleen, wiens Werken, of ten minsten, die voor de zynen gaan, nog gelukkig in weezen zyn, stondt, twee eeuwen geleden, in zulk eene blaakende hoogagting, dat niet minder dan twaalf duizend Schryvers gezegd worden tot verklaaring zyner Schriften de pen gevoerd te hebben. En, schoon onder de Schryvers der Alexanderynsche Boekery niemand zulk een talryken Aanhang verworven mogt hebben, zal het, nogthans, wanneer wy in aanmerking neemen, welk een diepen eerbied men betoont voor alles wat Oud is, of Geleerdheid genaamd wordt, geen twyfel lyden, of het in weezen blyven van die verwoeste oude Boekery, zou de Boeken vermenigvuldigd hebben in zulk eene maate, dat de grootste Letterblokkers dezelve met leedweezen beschouwden: dewyl weinigen zulk eene sterkte van gezigt, zulk eene vastheid van gesteltenisse, hebben, of zulk een lang leeven ten deele valt, dat zy in staat zouden weezen om hunne nieuwsgierigheid te verzadigen als zulk een Oceaan van Letterkunde zich voegde by de reeds groote overstrooming van Schriften. Eenigen, 't is waar, zyn zulke Reuzen in de Letteroefeningen, dat zy Griekenland, Rome, Arabie, Persie overweldigen, en zelfs hunne overwinningen uitstrekken tot de verafgelegene Copthen. Zommigen staan bekend, dat zy elken dag zestien of achttien uuren leezen; en een groot Held in de geleerde Wereld roemde, dat hy zodanig alles, wat te leezen was, geleezen hadt, dat hy zich genoodzaakt vondt thans | |
[pagina 39]
| |
de Leevensgeschiedenissen van de Hoogeweg-rooveren te leezen. Doch weinigen, helaas! weinigen worden 'er tegenwoordig van die sterkte gevonden. Weinigen gelyken naar den grooten accursius, die stofte dat hy zeven honderd fouten in claudianus verbeterd hadt, als hy ter post door Duitschland reisde. Om de waarheid te zeggen, wy hebben niet alleen genoeg Oude Boeken, maar wy bevinden ons overlaaden met oude en nieuwe, als wy in aanmerking neemen hoe weinig 'er geleezen wordt, en hoe onmogelyk het is alles te leezen wat reeds geschreeven is. In het laatste opzigt, zyn de hedendaagsche Schryvers veel beter te verontschuldigen dan de hedendaagsche Leezers. Deeze Schryvers schryven voor het tegenwoordig uur: dewyl zy niet weeten of hun schryven morgen zal geleezen worden. Doch, wat de Leezers betreft, die steeds na nieuwe Boeken hongeren; ten hunnen opzigte zou ik, met alle nederigheid te verstaan geeven, dat alle Boeken, hoe langen tyd geleeden ook geschreven, alleszins, en tot alle einden, nieuwe Boeken zyn voor allen die ze nimmer geleezen hebben. De Menschen in 't algemeen weeten niet welke verzamelplaatzen van Kennis en Vermaak 'er daadlyk bestaan. 'Er is geen onderwerp over 't welke niet reeds Boeken genoeg in de Waereld zyn, om alle de ledige uuren van niets doende lieden te vullen, die dagelyks iets nieuws verlangen. Misschien is het niet zeer by vergrooting gesprooken, dat men dag aan dag Oude Boeken uitgeeft. De Boeklyst der Bodlejaansche Boekery, alleen, beslaat vier deelen in Folio; die van het Vaticaan is nog veel grooter. ----- De Papieren over het Bangoriaansche Geschil, bestaande uit twee Schellings of Halfkroons stukjes, kosten meer dan dertig Ponden Sterling: doch deeze Papieren zyn met anderen van soortgelyken aart, zo ik geloof, reeds vergaderd tot hunne Alexandrynsche Voorvaderen. ----- De Dagverhaalen van den Oorlog, tusschen de hoogstdoorlugtige Prinses canning, en de Egyptische Sultane maria squires, maaken geen onaanzienlyk vertoon in de hedendaagsche Boekeryen, en het gewigtig stuk over de Herstelling van het Joodendom voegde veel toe in de kassen der Geschiedkunde, en twistende Godgeleerdheid. Zekere ferri schreef elfhonderd Leerredenen over den Brief aan de Hebreen. Andere werkzaame Schryvers hebben zich zo zeer vermoeid om nieuwe Onderwerpen uit te vinden, of ten minsten zo vast beslooten nieuwe Boeken te schryven, dat zy Catalogussen hebben opgesteld van de onderscheide Naamen der Schryveren, of die in byzondere omstandigheden de pen voerden. Baillet heeft niet alleen een verslag uitgegeeven van de Anti's, dat is van zodanige Boeken als tegen anderen geschreeven zyn; maar hy ondernam een Werk, waarin hy zich voorstelde eene beschryving te geeven van zodanige Boe- | |
[pagina 40]
| |
ken als men voorgenomen hadt te schryven. ----- Naude stelde een lyst op van Schryvers die hunne naamen vermomd hadden, en eene andere van groote Mannen, die van Toovery beschuldigd geweest waren. ----- Decker gaf ons een berigt van Naamlooze Schryvers, en pierius valerianus een lyst van ongelukkige Geleerden; en een ander van Geneesheeren, die Dichters waren; kortholt van Bisschoppen, die den zangberg opklommen, en menage van Kerklyken, die wellustige verzen gemaakt hadden. Ancillon was nog keuriger; want hy vervaardigde een Catalogus van Geleerden, die niets schreeven. Hottinger, een ander ernstig beuzelaar, heeft twee geheele bladzyden gevuld met naamen der zodanigen, die Briefwisseling met hem hielden: en eenige jaaren geleden was 'er een Fransch AbbéGa naar voetnoot(*), die Schryver werd op een geheel nieuw plan; een verhaal schenkende van zulke Schryvers, als hem hunne Werken ten geschenke gezonden hadden. Alleenlyk is het te verwonderen, dat geen deezer arbeidzaame Bydraageren het niet in 't hoofd kreeg om een Verhaal te geeven van zodanige Boeken als zints lang verlooren zyn, schoon hunne Schryvers, even als horatius en ovidius, de wereld en zichzelven verzekerd hadden, dat hunne Werken onsterflyk zouden weezen. Doch iemand behoeft geen honderd jaaren agteruit te treeden, om voorbeelden te vinden van den verbaazenden aanwas der Schryveren; de Gazettes, de Nieuwstydingen, de Magazyns, de Leevensbeschryvingen, de Woordenboeken, van onzen eigen tyd, strekken tot beslissende bewyzen van myne stelling. ----- In de daad, indien de woede van Boeken uit te geeven, in dezelfde evenredigheid toeneemt, kan ik niet anders zien, of de geheele wereld zal opgevuld worden met Boeken; en dat het zo noodig zal worden een veld met Boeken te verbranden, als een veld met ruigte en onkruid. De middelen zelfs, uitgedagt, om het misbruik te verminderen, doen het vermeerderen; te weeten: over alle Weetenschappen heeft men zo veel geschreeven, dat de Verkorte Leerboeken een bykomend kwaad uitmaaken. Ik kan gemaklyk begrypen, dat een Chinees of Indiaan, in vervolg van tyd Europa bezoekende, zynen Vriend, in den zwellenden Oosterschen styl zal schryven. ‘Dat het bezwaarlyk valt in deeze Gewesten te reizen, ter oorzaake van de uitgestrekte woestliggende landstreeken, welke men Boekeryen noemt, die, weinig bezogt en ongehaavend liggende, eenen stilstand van rottende en ongezonde lugt maaken; dat, desniettegenstaande, de Inwoonders, zo verre zyn van uit te rooijen en te verdelgen, 't geen zy zo weinig agten en gebruiken, deeze woestenyen steeds uitbreiden; dat zelfs | |
[pagina 41]
| |
zommigen der Inboorelingen, die zich verder dan gewoonlyk in deeze wouden begeeven hebben, zich verstouten om ze aan den eenen en anderen kant uit te leggen en te verplanten: en, schoon zy verzekerd zyn, dat hun eigen arbeid, den volgenden dag, zal vernield worden door den een of ander hunner Buuren, gaan zy voort in hun ydele bezigheid, en streelen zich met de hoope der Onsterflykheid: dewyl zy iets toegebragt hebben aan het vergrooten van eene wildernis, welke niemand verwaardigt in te treeden. ----- Daar zyn 'er, in de daad, eenigen, die, uit vreeze van verdoold te zullen geraaken in het woeste woud der Geleerdheid, waar men voorgeeft dat elke boom een Boom der Kennisse is, getragt hebben hunne Landgenooten over te haalen om alles met tak en wortel uit te rooijen; behalven één of twee geliefde stronken, van welken zy voorgeeven dat alle kennis kan verzameld worden, en alle Kunsten en Weetenschappen behelzen. 't Is waar, zy stemmen niet overeen, welke Schryvers men dien voorrang moet toekennen. De eene Party beweert dat het hun Alcoran is, de ander, een oude Dichter, homerus geheeten; de eerstgemelden schynen hunnen Godsdienst met een dichterlyke verbeeldingskragt te beoefenen, en de laatstgenoemden zyn gereed voor hun gevoelen te stryden, als waren zy door een Godsdienstige geestdrift bezield.’ Maar, om niet te lang de rol te speelen van een ingebeeld toekomend Hekelschryver, keer ik weder tot myn eerste Voorstel, dat 'er reeds Boeken genoeg zyn, indien de Wereld waarlyk genegen is om te leezen: en dat beide de smert over het verlies van oude vermiste Schryveren, welken wy niet weeten of ze goed dan kwaad waren, en de begeerte tot nieuwe Boeken, over welker goed- of kwaadheid wy ons niet bekreunen, even zeer ten blyke strekken van een valschen en bedorven Smaak. De eerste klagte strookte met de Schoolvossery der jongst verloopen Eeuwe, toen het niet verschilde welke een beuzelagtige en belachlyke Schrysstoffe men uitkoos, als het slegts zuiver Latyn was, waarin men ze opdischte. Scaliger en cardanus, twee magtige Oppervorsten in het Ryk der Geleerdheid, hebben lang en breed getwistredend of de Pappegaaijen leelyke Vogels waren dan niet; beiden bedienden zy zich ruim en ryklyk van de Wapenen, toen by de Geleerden in gebruik. Ik zal, mogelyk, vervolgens, gelegenheid hebben om een verslag te geeven van den beuzelagtigen oorlog, eertyds gevoerd tusschen de destigste Hoogleeraaren van de meeste Hoogeschoolen, van Sienna tot Leyden. ----- De gesteldheid der hedendaagschen op Boeken, nieuwe Boeken, herinnert my, dat eenige Heeren, in de nabuurschap van balzac woonende, hem een bezoek geevende, onder anderen hem verzekerden, dat hy niet kon gelooven hoe groot een eerbied zy hadden voor hem en Messieurs ses Livres. |
|