Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNederlandsche Reizen, tot bevordering van den Koophandel, na de meest afgelegen Gewesten des Aardkloots. Met Plaaten. Zesde deel. Te Amsterdam, by P. Conradi, enz. 1785. In gr. 8vo. 250 bl.In agtervolging van 't voorheen gestelde Plan deezer verzamelinge, wordt ons in dit Deel voorgedraagen eene beschryving van den togt van Pieter Willemsz. Verhoeven, na de Oostindiën, in den jaare 1607 en vervolgens, welke ons buiten etlyke byzonderheden, de lotgevallen en ontmoetingen der Scheepsgezellen betreffende, verscheiden merkwaardigheden raakende den staat der Vereenigde Oostindische Maatschappye in dien tyd levert. Ter meerdere ophelderinge hiervan heeft men 'er ook eenige Stukken ingevlogten, die ons den toestand der Maatschappye in die dagen nog nader ontvouwen, en too- | |
[pagina 614]
| |
nen hoedanige maatregels men toen reeds in 't werk gesteld heeft, om dezelve te vestigen. ----- By deeze beschryving heeft men gevoegd een verhaal der togten van Pieter van den Broeck, op de Afrikaansche Kust, te weeten, êén na Kaap Verde, en drie herhaalde togten na Angola en Congo; van welk laatste Ryk hier eene breedere beschryving voorkomt, waaruit wy eenige merkwaardigheden zullen overneemen. Het Koningryk Congo strekt van Kaap St. Catharina, liggende op 2. gr. 30 m. Zuider Breedte, tot aan Kaap Ledo. Ten Oosten grenst het aan de Ethiopische Zee; ten Zuiden aan het Maangebergte en aan de Kafferkust; ten Westen aan de bergen, uit welke de Nyl ontspringt, en Noorden aan het Koningryk Benin. Over zyne geheele uitgestrektheid beslaat het 660 mylen, strekkende van 2. gr. 30. min. tot 13. gr. Zuider breedte. ----- Hst is verdeeld in zes groote Provincien of Gouvernementen; Bemba, Songo, Sunda, Pango, Batta en Dunda; daarenboven behooren tot dit Koningryk eenige Eilandjes, in de rivier de Zaïre gelegen. Ieder Provincie staat onder een Gouverneur, die in de hoofdstad van 't Gewest zyn verblyf houdt. De Stad Congo ligt in de Provincie Bemba, op eenen berg, omtrent 150 mylen van zee. In dezelfde Provincie ligt nog een andere zeer hooge berg, omtrent zes Fransche mylen in de lengte beslaande. Het gewest is tamelyk volkryk; in het zelve zyn veele vlekken en dorpen, in welke men boven de honderdduizend zielen telt. Hoe wel de Ouden de verzengde Luchtstreek voor onbewoonbaar hielden, uit hoofde van de brandende hitte der Zonne, is, egter, zedert het tegendeel gebleeken. Eduard lupo, een Portugees, die lang te Congo gewoond heeft, verhaalt, onder anderen, dat de lugt 'er zo gemaatigd is, dat de Winters weinig kouder zyn dan de Herfsten te Rome; en dat de landzaaten, met de verandering der Jaargetyden, niet van kleeding veranderen. Op de toppen der bergen is 't 'er zelf niet koud. ----- In den Winter regent het 'er, dagelyks, 2 uuren voor- en 2 uuren na den middag; zulk eene drukkende hitte volgt deezen regen, dat zy voor de Europeaanen ondraaglyk is. Het gantsche jaar door, zyn de dagen en nachten 'er even lang. 't Is hier Winter, wanneer het in Holland Voorjaar is; dezelve begint op den vyftienden van Lentemaand. De Zomer begint in 't midden van onze Herfstmaand. De regen duurt vyf maanden, van 't begin van Grasmaand tot aan het einde van Oogstmaand. Geduurende dien tyd heeft men er weinige heldere en drooge dagen. Gestadig valt 'er een zwaare regen, welken het aardryk terstond inzuigt. Maar de Zomer is 'er zeer droog, en, zo lang dezelve duurt, regent het 'er zeer zelden. ----- Bykans altoos waait 'er één wind, welke de Portugeezen Mestro noemen; dikmaals brengt hy regen aan. | |
[pagina 615]
| |
De voornaamste rivier is de Zaïre voortkomende uit het tweede Meir van den Nyl. Zy is de grootste rivier van Afrika. Aan haaren mond is zy acht en twintig mylen wyd; zy bevat eene menigte kleine eilanden, en ontvangt de Vambo en la Barbella. Op haar volgt in rang de Coanze, welke de Koningryken Congo en Angola besproeit: ook heeft men 'er de Lelonda. ----- De Zaïre is zo snelvlietende, dat het water in volle zee, tot op den afstand van 14 of 15 mylen van het strand, zynen zoeten smaak behoudt. Voor de Zeelieden, die met hun bestek eenigzins in de war zyn, is dit een zeker kenmerk. Vyf mylen ver kan men dezelve bevaaren; doch hooger op ontmoet men watervallen, even als op den Nyl en den Donau. Naar luid deezer beschryvinge is dit Gewest ryklyk voorzien van Land- en Zeedieren, Vogelen en Visschen: ook is de grond 'er zeer vrugtbaar, in 't voorbrengen van kruiden, fruiten en koorn; en deeze vrugtbaarheid zou nog grooter zyn, indien de ingezetenen zig meer toeleiden op het bewerken van den grond. Onder anderen valt 'er in de Provincie Bemba zeer veel koorn Leuco genaamd, eenigzins gelykende naar mostaardzaad, doch een weinig grooter van korrel. Het wordt met handmoolens gemaalen, en geeft zeer goed brood, het tarwenbrood bykans evenaarende. Behalven millet en garst, groeit 'er ook Turksche tarw en ryst; doch beiden zyn 'er niet zeer geagt. Behalven de citroen- en limoenboomen, de banaanen of Indische vygeboomen, die zeer smaaklyk en voedzaam zyn, vertoonen de velden eene groote menigte van Palmboomen, aan zommigen van welken dadels, aan andere Indische nooten, groeien. Eene derde soort verschaft wyn, olie, azyn, vrugten en eene soort van brood. ----- De olie wordt geperst binnen uit de vrugt, en heeft eenige overeenkomst met onzen boter, uitgezonderd dat de kleur een weing na het groene helt. Zy bekleedt hier de plaats van boter. Uit de toppen der boomen wordt een vogt gedrukt, van een zoeten smaak; eenigen tyd bewaard zynde wordt het zuur, en verstrekt tot azyn. Versch gebruikt is dit vogt zeer afdryvende; van waar 'er hier te lande weinig menschen gevonden worden, die met den steen of het graveel gekweld zyn. Te veel gedronken zynde, bezit het eene dronkenmaakende kragt. Men maakt Amandelbrood van de vrugt deezes booms, die vry veel naar onze Amandelen gelykt, doch een weinig harder is. Zo wel van binnen als van buiten, is de vrugt groen van kleur; raauw is zy niet zeer smaaklyk; doch gekookt niet onaangenaam. ----- Aan de oevers van het eiland Loanda groeit een zeer verwonderlyke boom, genaamd Ensanda. Hy is altyd groen; zyne takken groeien eerst recht op; vervolgens daalen zy na beneden, tot in de aarde, schieten aldaar wortels, 't geen hen zeer sterk doet vermenigvuldigen. Eén boom wordt de moeder van een klein bosch. Aan den buitensten | |
[pagina 616]
| |
schors groeit eene soort van vlasch, waar van de gemeene lieden kleederen bereiden. Raakende het gebergte, berigt men ons hier, dat 'er in dit gewest geheele bergen zyn, welken, in schoonheid voor marmer niet behoeven te wyken. Anderen bestaan geheel en al uit Jaspis of Porphier. Het marmer, welk dit gewest oplevert, en wit of anders gekleurd is, draagt te Rome den naam van Numidisch of Afrikaansch marmer. Men heeft 'er Rotzen, in welken geheele beddingen van Hiacint liggen. Met geringe moeite zou het daaruit gedolven, en tot kolommen en obelisken kunnen gebruikt worden. Het rood en geel koper is 'er mede niet ongemeen; ook levert het land eene menigte kristal, en onder de metaalen wordt het yzer voor het beste in zyne soort gehouden; daarbenevens bevat een der bergen van Bemba Zilver- en andere Mynen. Uit de menigte goud- zilver- koper- kristal- yzer- en andere Mynen, welken dit Land bevat, is gereedlyk af te leiden, dat het zeer ryk zyn moet. By de voordeelen, welke de landzaaten hiervan trekken, moeten wy nog voegen de winsten, welken hun aanbrengen de Elefantstanden, de Civetkatten, die zy tam maaken om 'er voordeel mede te doen, en andere dieren, welken zy aan uitlanders verkoopen. ----- Op het eiland Loando is een Gouverneur, die het opzigt heeft over de visschery der schelpenGa naar voetnoot(*), welken hier de plaats van geld bekleeden, en waarvan de Koning groote inkomsten trekt. Wyders wordt hier een sterke handel gedreeven in slaaven, welken de Portugeezen koopen, om ze na andere gewesten over te brengen, als mede in de Linnens, die gemaakt worden van boomschorzen, en in de nabuurige Landen zeer sterk getrokken zyn. Wat de landzaaten betreft, ze zyn, volgens deeze beschryving, doorgaans zwart, hoewel men onder de vrouwen eenigen vindt, geelagtig van verf. Zy hebben zwart of rood hair. De oogappelen zyn zwart of zeegroen. Middelbaar zyn ze van gestalte; hunne lippen zeer dik, hoewel minder dan die van andere Mooren. Van gelaat zyn ze niet zo leelyk als de andere Negers. ----- Alle de inwooners deezer landen zyn zeer diefagtig ten aanzien van de vreemdelingen, doch onderling zeer getrouw. Nog sterker is de trek der vrouwen tot vleeschlyke gemeenschap met de vreemdelingen, dan om hen te besteelen. Eer en goede naam zyn zaaken, van welken zy geen | |
[pagina 617]
| |
denkbeeld hebben. De blanken loopen zy nog sterker na, dan de zwarte uitlandsche mannen. ----- Mannen en vrouwen loopen met ongedekten hoofde. Hun hair is zeer aartig gekapt en gevlogten. Zommigen nogtans draagen eene soort van boeden, gemaakt van gevlogten boombasten. Anderen draagen in hun hair zwaare vederbossen, met een koperdraad daarin vast gemaakt. Mannen zo wel als vrouwen draagen groote ringen in de ooren. Sieraadshalve draagen de vrouwen ook koperen of tinnen ringen om haare beenen, dat insgelyks by veele mannen in gebruik is. Hunne meeste kleederen worden gemaakt van schorsen van boomen, na dat zy behoorlyk bereid zyn. ----- Overal zyn de huizen laag en klein, niet by gebrek aan steen, hout of kalk, maar aan bekwaamheid der landzaaten; men vindt onder hen Metzelaars noch Timmerlieden. Ieder inwooner is de Bouwmeester van zyn eigen huis. Zy slaapen op den vlakken grond op matten. Hun gewoon voedzel bestaat uit vrugten, vleesch en visch tot een deeg onder een gekneed. Meestal eeten de aanzienlyksten op zigzelven, zittende op matten. Nooit voldoen zy aan den drang der Natuur op den vlakken grond; zy graaven diepe gaten in de aarde, en bedienen zig van een grooten stok om daarop te rusten. Hunne trommels zyn van boven naauw en beneden wyd. Hunne sluiten zyn van ivoir gemaakt. Zodanig zyn de algemeene gewoonten en gebruiken van dit gewest, voornaamlyk ten platten lande en in de kleine steden. Doch in de groote steden heeft meer regelmaatigheid plaats; ook wordt aldaar de weelde meer gevoed. In de beste steden schikken zig de mannen en vrouwen, zo veel zy kunnen, naar de gewoonte der Portugeezen; zy gaan in 't fluweel of zyden stoffen, en draagen gouden ketens. Doch 't gemeene volk, dat zeer armoedig is, gaat altoos naakt, bedekkende alleenlyk de schaamte. Ten laatste staat ons hier nog te melden; dat ieder landzaat, van den geringsten tot den aanzienlyksten, den Koning erkent voor volstrekten Heer en eigenaar van al wat hy bezit: bezittende geen onderdaan in het Koningryk Congo iets in eigendom, of waarover hy, ten voordeele van de zynen, naar welgevallen kan beschikken; alles behoort aan den Koning, die geeft en neemt, naar dat het hem goed dunkt; zelfs zyn des Vorsten kinderen aan deeze wet onderworpen. |
|