macht ten gelyken tyde, en op dezelfde wyze, uit dezelfde bronnen ontleent, en alzo de eene niets meerder of minder dan de andere daartoe en tot derzelver gevolgen gerechtigd is.
Om dit buiten bedenking te stellen, treedt de Schryver in een onderzoek van de navolgende stukken.
Voor eerst, of de Stad Utrecht voor den vermaarden Landbrief van Bisschop Aarnout van Hoorn, en dus in den Jaare 1375. eenig deel gehad heeft in de oppermacht over dit Gewest buiten haare Banne; en byzonder, of zy daarin meerder zeggen, dan de Stad Amersfoort, gehad heeft.
Ten tweede, welke rechten aan de thans erkende Staaten, en onder deezen mede aan de Steden Utrecht, Amersfoort en Rheenen, by dien Landbrief afgestaan zyn; en of de Stad Utrecht daarby eenig ander of meerder recht dan die beide overige Steden des Gestichts zoude hebben verkregen, waardoor zy gewettigd zoude zyn, omtrent het een of ander gedeelte van de oppermacht, dezelve te vervangen of uit te sluiten.
Ten derde, of de Stad Utrecht alleen, of de Stad Amersfoort op een gelyken voet met haar, geduurende het Bisschoplyk bestier, is geweest in het bezit van zodanige oppermachtige rechten over haare Burgers en Ingezetenen en binnen haare Banne, als sedert de oprichting van dit Gemeenebest, gedeeltelyk door de Vergadering der Heeren Staaten, het zy dan uit noodzaake, of by afstand en toelatinge van die Steden, uitgeoefend worden, en een voornaam gedeelte van der Staaten oppergezag helpen uitmaaken. En of de beide genoemde Steden, zonder dat de laatste het allerminste hierin van de eerste afhankelyk ware, niet steeds als Pares hebben gehandeld.
Ten vierde, of de Stad Amersfoort deeze rechten alleen op een gelyken voet met de Stad Utrecht verkregen en bezeten hebbende, daarvan ooit ten behoeve van de laatstgenoemde afstand gedaan, of haar die opgedragen heeft; of dat deeze daartoe op eene andere wyze heeft kunnen gerechtigd worden.
Deeze Stukken door den Schryver ten voordeele der Stad Amersfoort beslist, en dus het besluit, dat Amersfoort, zo wel als de Stad Utrecht, tot de oppermacht, met alle de gevolgen daarvan, is gerechtigd, opgemaakt zynde, besluiten de Regeerders deezer Stad deeze Deductie, ‘in dit billyk vertrouwen, dat het herstel hunner oppermachtige rechten, waarop zy ter deezer gelegenheid ook