Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijFerdinand en Constantia, door Mr. Rhynvis Feith, II Deelen. Te Amsterdam, by J. Allart, in gr. 8vo. Buiten het Voorbericht, 287 bladz. met Plaaten.Een Roman in den zelfden smaak en even kragtig geschreeven, als de Julia door dezelfde bekwaame hand, waarvan wy met lof gewaagdenGa naar voetnoot(*). De Heer feith bezit eene wyze van schryven, die den leezer geheel medesleept. Zyn Ed. vergunne ons deeze aanmerking; het jammert ons eenigermaate, dat hy in zyne geschriften de waereld van eenen zo donkeren kant beschouwt; stak dit door in zyne Julia, niet minder kentekens draagt de Ferdinand en Constantia. Het hart der jeugd wil over 't algemeen den weg van het Sentimenteele gaarne op, en de Heer feith is in het zelve haar een zo geschikten en betoverenden Leidsman, dat zy maar weinige stappen alleen te doen hebben, of zy vervallen in eene wezenlyke, schadelyke zwaarmoedigheid. Vooral maaken wy deeze aanmerking, dewyl het ons voorkomt, dat zyn fiksche hand even bekwaam is tot het schilderen van een helderen hemel, als van een pikdonkeren nacht: het geen wy door eene kleine schildery van zyne meesterlyke hand, naa het aanstippen van den voornaamen inhoud van den gemelden Roman, zullen trachten te bewyzen. | |
[pagina 532]
| |
Ferdinand, een jongman van het sterkst gevoel en de blaakendste driften, doch tevens een vriend der deugd, stelt, door eenen wonderen zamenloop van omstandigheden, die zeer kunstig door den schryver geschikt zyn de ontrouw van Constantia vast, verlaat de plaats zyner inwooning, om van het onaangenaam gevoel der nabyheid aan zo ontrouw een schepsel, als hy Constantia aanmerkt, ontslaagen te zyn; hy zet zich neder in een Dorp, waar hy kennis maakt met den Predikant, wiens dochter, Cecilia, een allerliefst en tedergevoelig meisje, verliefd raakt op Ferdinand. Dit veroorzaakt in een ziel, als die van Ferdinand geschetst is, de hevigste schokken en dubbingen; eindelyk besluit hy, daar Constantia hem toch ongetrouw is, zyne hand aan Cecilia te schenken, doch deeze wil zyne hand niet zonder zyn geheel hart. Deeze Cecilia wordt dus het slachtoffer haarer ongelukkige liefde en sterft, het natuurlyk gevolg van haar gestel en de richting haarer hartstochten. Ondertusschen ontdekt Ferdinand, dat hy zich nopens de ontrouw van Constantia bedroogen heeft, deeze ontdekking doet zeer veel nieuwe beweegingen by hem gebooren worden, en eindelyk tot een zelfsmoord besluiten, tot welks uitvoer hy gereed staat; doch tegengehouden wordt door Constantia, die hem zins lang door een onbekenden jongeling hadt laaten gade slaan, en hem nu ontmoet; hierop volgt de volkomenste herstelling hunner afgebroken liefde door een gelukkig huwelyk. Zie hier eene kleine beschryving, in het vrolyke, van den gevoeligen Ferdinand, naa de ontmoeting van Constantia, daar hy zich weder op Roozenburg, de plaats zyner beminde, bevindt; hy schryft dan het volgende aan zynen vriend, Willem, en wy twyfelen niet of wy staaven onze bovenstaande aanmerking genoegzaam met deeze aanhaaling. ‘Komt, dartelende Westewindjes, die de van genoegen trillende bladeren deezer zilveren beuken kuscht, voert de onuitspreekelyke zaligheid, die myne ziel in dit Eeden smaakt, op uwe bolle wiekjes naar ***, ademt ze daar in het Hart van mynen vriend over, dat hy gevoele alles gevoele, wat ik geniete! - Ja, Willem! ik ben weer op Roozenburg - waar ieder voetstap de beeldtenis van voorig genoegen vertoont, elke Boom het gevoel van eertyds gesmaakten wellust verlevendigt, en ieder Beekje eeuwige tederheid met te rug herinnerende en nimmer eindigende welluidendheid in myn hart murmelt’. |
|