Willem Edelwald, Geschiedenis van eenen verlooren Zoon. Eerste Deel. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Haarlem, by J. van Walré, 1784. Buiten de Voorrede 451 bladz. in gr. 8vo.
Het beloop van deezen Roman in dit Eerste Deel is kortelyk het volgende: Willem Edelwald, naa eene goede opvoeding van zynen vader ontvangen te hebben, wordt toevertrouwd aan eenen braaven Gouverneur, Werlof genaamd. Door den tyd wordt Willem met zynen Gouverneur en een student Wilde, zynen byzonderen vriend, na de Hoogeschool gezonden, en by het vertrek bleek zynen ouders de Liefde voor zekere Juliane, een schoon en deugdzaam meisje. In het begin zet Willem zyne studien naarstig voort, en krygt kennis aan den braaven student Frolich: doch, tot zyn ongeluk, wordt hy door zynen vriend Wilde, die meer en meer de Letteroefeningen met ongeoorloofde vermaaken verwisselde, by zekere Henriette gebragt, die hem wel ras verleidt, en in eenen oneerlyken minnehandel inwikkeld; dikwerf zoekt hy zich van haar af te maaken, doch vergeefsch ----- daarop dreigt zy hem in Rechten te zullen betrekken, dat ten gevolge heeft, dat hy door schaamte en vrees gedreeven de vlucht neemt. Naa eenige ontmoetingen op die vlucht komt hy in zekere plaats, waar men bezig is met volk werven, en onze held wordt, door verraadery van Wilde, die kortgeleeden soldaat geworden was, tot den krygsdienst genoodzaakt. In deeze omstandigheid ontdekt hy, dat zyne zuster Carolina door zekeren Luitenant geschaakt wordt; welke weetenschap veroorzaakt, dat hy naa een ander Regiment verzonden word. De tyd van het leveren van den veldslag nadert vast, maar Willem ontmoet den broeder van Juliane, die gevallig in de stad, waar hy geinquartierd was, op eenen winkel als Comtoirbediende woonde; door de hulp van deezen deserteert hy, en zoekt zynen ouden vriend Frolich, nu te Frankfurth woonachtig, op, dien hy, naa verschillende ontmoetingen op zyne reis, en, naa het
bekomen van eene gevaarlyke wonde, door den schaaker van zyne zuster, die hy weder zeer gevallig ontmoette, hem toegebragt, ontdekt.
Ongetwyfeld is 'er in deezen Roman veel leezenswaardigs; maar, zo verre wy over dit deel kunnen oordeelen, vallen 'er verscheide aanmerkingen op. - De schryver is gantsch niet vry te spreeken van langwyligheid. Er zyn zeer veele bypaden, die ons geduurig van den rechten weg afleiden, jaa den zel-