hy waait met alle winden.
‘Mogelyk is geen Land in de Waereld, waar men meer veranderlyke winden heeft, dan in het onze. Gy moet dat nooit eene verkeerde schikking van god noemen. Ik zou zulke taal in u niet kunnen verdraagen, en, zo ik ze hoorde, u streng berispen. God is good en wys, oneindig meer dan wy denken. Houdt dien stelregel vast; laat hem, wat anderen mogen tegen praaten, nooit vaaren. ----- Hoe veele honderde Schepen zyn 'er niet in ons Land, alle dagen, op het water; het een heeft deezen, het ander geenen wind noodig. Door de geduurige veranderlykheid der winden krygt dan dit, dan dat, Schip eenen goeden wind; en wie zal dat wraaken? - Maar 'er valt meer op zulke Lieden te zeggen, die zo veranderlyk als de wind zyn, en nog erger, zo zy met alle winden waaien, dat is, zo zy het houden nu met deezen dan met geenen: zo zy deezen grooten naar den mond praaten, en dan met anderen heulen, die van een ander gevoelen zyn. Dit is niet anders, dan 't geen men ook door eene andere zegswyze uitdrukt: Hy huilt met de Wolven, waarmede hy in 't bosch is, op dat, naamelyk, de Wolven mogen denken, dat hy ook een Wolf is: doch bevindt hy zich daar buiten by de Schaapen, dan blaet hy ook gelyk de Schaapen. Foel zulk een doen! ----- Vertrouw zodanige Lieden niet, die dat bedryven, alleen uit eigen belang, of om Menschen te behaagen. Waai nooit met alle Winden. Zyt een standvastig Kind, en houdt den regten weg, al moge dit veelen mishaagen. In het einde zult gy daar van de vrugten plukken.’
als 'er een schaapje over den dam is, dan volgen de anderen.
‘Onder de menschen heb ik nooit iemand aangetroffen, die een vyand van Schaapen was. En wie zou dat kunnen zyn? Indier 'er niemand is, of hy draagt dagelyks kleederen, geheel of ten deele, van derzelver wol gemaakt; indien hun vleesch eene gezonde spys is; indien hun huid pergament tot boeken, hun ongel kaarssen en zalven voor wonden; indien hunne beenderen muziek-instrumenten leveren, is dan een Schaap geen overnuttig Dier? Zy zyn zagtzinnig, en hoe zouden we dan hen kunnen haaten? Niet gemaklyk zullen zy over eene brug of dam in eene nieuwe weide, of hun onbekend oord, gaan: maar zo dra 'er één dat durft onderneemen, en de anderen zien dat, dan volgen zy gereedelyk. Hiervan heeft de bovengemelde spreuk haaren oorsprong. Men betekent daardoor, dat, als Menschen besluiten kunnen tot één zonde over te gaan, zy dan daarna gemaklyk tot veele anderen vervallen. Hoe droevig is het, dat men dit zo veel door de ondervinding bevestigd ziet worden! Hoedt u dan voor de eerste grove misdaad, en gy zult vry veilig tegen veele volgenden weezen.’