Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Geschiedenis der tederheid van het menschlyk hart, opgehelderd in Brieven van twee Gelieven. Uit het Hoogduitsch van J.M. Miller. Tweede Deel. Te Amsterdam, by M. Schalekamp, 1785. Behalven het Voorberigt, 240 bladz. in octavo.Het tweede Deel van dit Geschrift behelst etlyke Brieven van Sophia, na den dood van haaren beminden WillemGa naar voetnoot(*), aan haare Vriendin Julia Meijer; welke hier voorkomt als de mededeelster der voorige Brieven aan den Uitgeever, waardoor dan ook eene Briefwisseling met den Uitgeever ontstaat, en hem voorts deeze laatere Brieven insgelyks ter hand komen. Sophia herstelt wel eenigzins van haare krankheid, doch haar aandoenlyk hart blyft steeds gevoelig over haar verlies; het welk haar in eene soort van kwyning doet leeven; egter zo niet, of zy is vatbaar voor opbeurende omstandigheden, en onderwerpt zig, zelfs in meer gevoelige oogenblikken, gelaaten aan de wyze schikkingen der Godlyke Voorzienigheid, in 't vertroostende vooruitzigt van eerlang haaren Willem ten grave te volgen, om eeuwig volmaakt gelukkig met hem vereenigd te zyn; in welke verwagting zy ook na verloop van weinig jaaren den geest geeft. Naar 't beloop deezer Brieven komt Sophia in verschillende omstandigheden, en gedraagt zig | |
[pagina 445]
| |
altoos op eene wyze die haar eer aandoet; ook is het gedrag haarer Vriendinne van alle zyden lofwaardig; en de voorkomende gebeurtenissen leveren eene verscheidenheid van characters, die alleszins natuurlyk gemaald zyn; terwyl ze tevens uitneemend wel geschikt zyn, om de gevoelige goedhartigheid van Sophia en haare Vriendin, in haare werkzaamheid, met een aanmoedigenden nadruk voor te draagen. ----- Met de voortreffelyke uitvoering van dit tweede Deel, wordt onze vroegere aanpryzing van deezen leerzaamen Roman bekragtigt; daar de Heer Miller bestendig de Natuur en den Godsdienst vereenigt. In 't plan van den Heer Miller lag ook eenigermaate hier nog by te voegen, Alleenspraaken van Sophia met haaren Willem, die zy, na zyn afscheiden, als ware hy nog tegenwoordig, met hem gehouden, en ook wel eens op het papier gebragt had: dan het misbruik, 't welk men van die soort van Schriften maakt, houdt hem met reden te rugge. Zyne bedenkingen deswegens verdienen wel eene algemeener opmerking, waarom wy beslooten hebben, dezelven hier nog te plaatzen. ‘'Er heerschen, zegt hij, zo ik mij niet bedriege, bij de zogenaamde fraaije Letteren, tegenwoordig voornaamlijk twee Modes, welke vlak tegen elkander strijden; naamlijk aan de eene zijde te ver gedrevene gevoeligheid, en aan den anderen kant spotternij en drift tegen alles wat gevoeligheid of gevoel genoemd wordt. Onder het vaandel der eerstgenoemde Mode dienen, voornaamlijk, jonge luiden, vrouwen, en vooral de verliefden. Ieder schrift, hoe klein ook, dat in het kleed van gevoel ten voorschijn komt, verheffen zij tot den Hemel; zij verlaaten de gewoone menschelijke uitdrukkingen, spreeken en schrijven niet dan de spraak der Natuur en des Gevoels, en kopieeren den Held of de Heldin van het een of ander boek doorgaans zo ellendig en wanvoeglijk, dat men eer zou denken, dat zij hun Origineel in het Dolhuis hadden uitgezocht: ja zij schrijven eindelijk alle zotheden, welke hen invallen, op rekening van dien schrijver, wiens helden, die dikwils geheel niet ter navolging zijn ten toon gesteld, zij zo ongeschikt kopieeren. Dit gedrag wordt opgemerkt door de leeden van de tegenpartij, welke meest bestaan uit oude, misnoegde Ouders, Voogden, oude Vrijsters en oude Vrijers, of ook uit zogenaamde Kunstrichters, luiden van vernuft en diergelijken. Deeze geraaken, en zulks te recht, in ijver tegen het ongelukkige navolgershoopje; maar, in plaats van deezen slechts te tuchtigen, of met liefde wederom te recht te brengen, laaten zij zich door hunnen ijver zo ver vervoeren, dat zij zelfs de misbruikte boeken, de zo onvoeglijk en valsch gekopieerde Helden of Heldinnen, en eindelijk zelfs de schrijvers, die zo dikwijls aan zodanig misbruik geheel onschuldig zijn, aanvallen, en hun | |
[pagina 446]
| |
welhaàst met verdraaijingen, met dwaaze gevolgtrekkingen, met zoutelooze spotternijen, met scherp en kwaadaartig vernuft, en eindelijk met lompheden of andere niet zeer roemwaardige wapenen beoorlogen, en - mishandelen. De overweeging hiervan deed mij besluiten, Sophia's Alleenspraaken te rug te houden. Het zijn kinderen van 't gevoel; en het zou beide mij even zeer smerten, dat het gevoelig volkje daar mede als met poppen speelde, of dat de andere hoop dezelve met spotternijen, valsch vernuft of lompheden, mishandelde, en al dat geene dat uit een vol hart voortgevloeid is, verdraaide en ontheiligde.’ |
|