Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRedenvoeringen, gedaan in de Teken-Academie te Amsterdam. Door C. Ploos van Amstel, Jos. Cz. Mededirecteur van de Teken-Academie der Stad Amsterdam; van de Keurvorstlyke Schilder- Beeldhouw- en Bouwkunst- Academie te Dusseldorp, enz. enz. Te Amsterdam, by J. Yntema, 1785. Behalven het Voorwerk, 325 bladz. in gr. octavo.Het besluit van den Heer ploos van amstel, om zyne Redenvoeringen, van tyd tot tyd, in de bloeiende Teken-Academie alhier ter Stede uitgesproken, by een te verzamelen, en door den druk gemeen te maaken, onder anderen ook met dat oogmerk, om zyne Mededirecteuren, door zyn voorbeeld, aan te moedigen, om insgelyks hunne aldaar gehouden Redenvoeringen openlyk het licht te doen zien, kan niet anders dan den Kunstkenneren ten uiterste aangenaam weezen. Wy bezitten hier door reeds eene weluitgewerkte Verzameling, en hebben goeden grond om te hoopen, dat dezelve door meerder soortgelyken vervolgd en uitgebreid zal worden. Langs deezen weg mogen wy een uitgeleezen aantal van Redenvoeringen, over verschillende onderwerpen hier toe betrekkelyk, verwagten; die niet alleen voor eerstbeginnende, maar ook voor min of meer gevorderde Liefhebbers, van de hoogste nuttigheid kan zyn. Hier van verstrekt ons dit Stuk, ter uitlokkende proeve, als leverende een vyftal van Verhandelingen, welken niet zonder vrugt opmerkzaam nagegaan kunnen worden. In de eerste plaats levert hy ons eene Verhandeling, die met regt aangemerkt mag worden, als leggende een goeden grondslag, waarop het Leerstelzel der Tekenkunde verder gevestigd kan worden; nadien dezelve strekt, ter ontvouwinge der natuurlyke vereischten in een Tekenaar, en der eerste beginzelen der Tekenkunst, of der middelen, om 'er zich bekwaamlyk in te oefenen ----- Eene daaraan volgende Redenvoering gaat over het gebruik, de | |
[pagina 330]
| |
nuttigheid en noodzaaklykheid der Tekenkunde in de Menschlyke Maatschappy, en toont ons, dat zy, ter bereikinge der heilzaame einden, waartoe zy uit eigen aart strekt, volgens vaste grondregels geleerd en beoefend moet worden. De Redenaar, dit voordraagende, by gelegenheid van het weder openstellen der Kunstzaale op 't Stadhuis, ten gebruike der Academie, doet zyne behandeling deezer stoffe byzonder dienen, ter aanpryzinge van deeze goedgunstige schikking der Magistraat: van hier gaat ook daarnevens het Reglement, nopens het brengen, plaatzen, en verkoopen of afhaalen der Kunststukken, op de daar toe geschikte Kunstkamer. ----- Het derde Geschrift deezer Verzamelinge heeft ten onderwerpe de natuurlyke beginzelen en den kunstmaatigen voortgang der Tekenkunst; strekkende wel inzonderheid om te toonen, dat de Kunst haar begin uit de natuur der menschen neemt, en dat de leerwyze, op die stelling gegrond, de beste is. Nadien deeze Redenvoering uitgesproken werd, by de oprigting van het Stads Tekenschool in deeze Academie, zo gaat daarnevens een Berigt, wegens de Intekening in dit Leerschool der Tekenkunst. ----- Daarby komt eene ontvouwing van den aart en de beoefening van de Poëzy der Schilderkunst, waarin de Autheur zich voorstelt te toonen waarin het Poëtische der Schilderkunst bestaa, hoe het zelve in agt genomen en werkstellig gemaakt behoort te worden; als mede aan de hand te geeven 't geen dienen kan, om in de beoefening hiervan naar wensch te slaagen. ----- En eindelyk volgt hier aan eene Redenvoering over het bevallige in de eenvoudige Natuur; welke grootlyks strekt ter opbeuringe en onderrigtinge van zodanige Leerlingen, wier neiging niet zo zeer geschikt is tot verhevener als wel tot gemeenzaamer onderwerpen. Eene kwaalyk geplaatste Eerzugt, gelyk de Redenaar zeer wel aanmerkt, kan dezulken vervoeren, tot het vervaardigen van Stukken, die boven hun bereik zyn, en in welker uitvoering altoos zal blyken, dat ze slegte navolgers der verhevene natuur zyn; daar zy, hunne aangebooren neiging volgende, in de behandeling der laagere onderwerpen, groote Meesters zouden hebben kunnen worden. Dit noopt hem om in deeze Redenvoering te doen zien, dat die bevalligheid, welke ieder Kunstenaar in zyn Werk tragt te brengen, niet minder bestaanbaar in, met een gering, dan met een verheven Onderwerp, en dat het dienvolgens, ten aanzien van 't kunstmaatige, onverschillig is, | |
[pagina 331]
| |
of een Onderwerp verheven of laag zy; toonende te gelyk aan, waarop men in 't laatste bovenal agt hebbe te geeven. Men vindt hier des in deeze Redenvoeringen een aantal van kundigheden, nopens dit onderwerp, ontvouwd, welken niet alleen den Leerlingen te stade kunnen komen, maar die alle Kunstliefhebbers met genoegen kunnen nagaan; terwyl ze met vermaak zien, dat men hier ter Stede der Te enkunste alleszins de behulpzaame hand biedt. ----- Zyn 'er onder onze Leezers nog zodanigen, die zulke laage gedagten van deeze Kunst voeden, dat het, hunnes oordeels, der moeite niet waardig zy, 'er zo veel werks van te maaken; wy raaden hen dan, onbevooroordeeld, de tweede Redenvoering deezer Verzameling te doorbladeren, en ze zullen, zo we vertrouwen, 'er gunstiger over denken. Men leeze, tot eene proeve hier van, des Redenaars voorstel, wegens den invloed der Tekenkunst op Kunsten en Weetenschappen, waarover hy zich indezervoege laat hooren. ‘Indien ik niet vreesde, dat zy, die alle sieraaden der Tekenkunst op een laagen prys schynen te stellen, het ook van niet veel belang zullen rekenen of wy geregelde, sierlyke, en deftig opgehaalde gebouwen in onze Steden ontmoeten, dan of wy, in een hoop laage en bouwvallige hutten, hier en daar verstrooid, waarin nog smaak nog orde heerscht, ons leeven moeten flyten; zoude ik de Bouwkunde hier niet behoeven by te brengen, voor zo verre het anderszins van zelf spreekt, dat deeze alle haare juiste evenredigheden, uit en inwendige schoonheid, grootschheid van het geheel en alle de deelen, benevens de vastheid en onderlinge verbindtenis derzelven, aan de Tekenkunst verschuldigd is. Deeze leert den bouwmeester de grondstellingen der kunst; deeze levert hem schetzen van den platten grond en opstal van het gansche werk; deeze is het, die hem, op het papier, de wanstalligheden doet ontdekken, eer hy, aan het werk gevallen zynde, moeite en kosten aanwendt. Doch kan het u genoegen geeven, en stelt gy eer uwe Stad versierd te vinden met ruime en welgeschikte vergaderplaatsen, die uwen eerbied in den Godsdienst opwekken: met deftige raadhuizen, die der Regeering en den Gerechte agtbaarheid byzetten, en met bekwaame openbaare Gebouwen, voor u en de nakomelingschap ter voortzetting van uwen handel, bewaaring van uwen voorraad, oefening uwer Liefdaadigheid, en andere | |
[pagina 332]
| |
voortreflyke oogmerken, geschikt; schept gy vermaak deeze blyken van het welvaaren onzer medeburgeren overal aan te treffen, wanneer gy langs de Gragten en Straaten deezer stad wandelt? Weet dan, dat niets, volstrekt niets, van dit alles, zonder de Tekenkunde, zoude kunnen plaats hebben. En of gy al meende, dat dit, te veel aanleiding tot pragt en weelde gegeeven hebbende, schadelyker door het misbruik, dan voordeelig door 't gebruik is, zoo zult ge immers zekerlyk moeten erkennen, dat 'er zeer veel aan eene veilige zamenwooning gelegen is, waarin men tegen onrustige nabuuren beveiligd, en in het bezit zyner goederen en voorrechten beschermd word. Maar kunt ge zulks in een open Land verwagten? behooren uwe Steden niet met wallen omringd, met vesten beslooten, te worden, welker verzorging de schadelyke vorderingen in de Kunst van oorloogen hoe langer hoe moeilyker maaken? Doch zal immer de Vestingbouwkunde haare regelen zonder de Tekenkunst verstaanbaar maaken? Zal de Vestingbouwer, zonder dezelve, aan zyn heer en meester, ja aan zich zelven en zyne werklieden, eene klaare bevatting kunnen gèeven van het ontwerp, dat hy, ter versterking eener plaats, gemaakt heeft? De Tekenkunst geeft hem immers ook een volkomen denkbeeld eener reeds aangelegde Sterkte, om de gebreken van dezelve te kunnen verbeteren, of de gelegenheid in allen opzigte naar te gaan: zelfs kan de Veldheer, zonder haar, geen nette bewustheid hebben van het Leger zyns Vyands en van de gesteldheid der Landstreek waar in hy zich bevindt, en of het hem nodig voorkomt een veldslag te waagen; om nu niet te spreeken van hoe groote noodzaaklykheid de Tekenkunst tot het zamenstellen der Oorlogschepen en andere werken van dien aart zy. Maar behaagt u, vredelievende Nederlanders, dit bewys minder, om dat het uit de Kunst des Oorlogs ontleend is. Welaan, wy zullen u, die door regt geaarte zugt voor het welzyn van uw Vaderland gedreeven wordt, andere voordeelen bybrengen, die zelfs de Koophandel, en de Manufactuuren, van de Tekenkunst trekken. Het is voor den Koophandel, buiten twyffel, van het grootste nut, dat haare Schepen de kostbaare vragten veilig en spoedig overbrengen. Maar wat ScheepstimmermanGa naar voetnoot(*) zal in staat zyn, op vaste gronden, te werken, | |
[pagina 333]
| |
en aan allerleie vaartuigen de vereischte gedaante, het juiste beloop en sterkte, te geeven, zoo hy niet eenigzins in de Tekenkunst bedreeven is? Den Zeeman zelven komt de ervarenheid, hier in, wel te pas, om allerleie stranden, voorgebergten, en baaijen af te tekenen, om daar door anderen tot onderrigting en waarschouwing te dienen. En behoeft het wel bewys, dat, tot het maaken van bevallige patroonen, tot het weeven van veelerleie stoffen tot kleeding en sieraad, de Tekenkunst van de uiterste noodzaaklykheid is? Wat zwier en losheid, wat bevallige schikking van kleuren, zal 'er kunnen plaats grypen in eene duizendvoudige verandering, welke de grillige mode onophoudelyk vordert; byaldien de Tekenkunst, zoo ryk van vinding, zoo juist van uitvoering, geen hulp verleent; en hoe wenschelyk ware het, dat deeze meer geraadpleegd, en haare wetten naauwkeuriger opgevolgd, wierden! Zullen ooit onze Fabrieken herleeven; zullen wy immer onze vernuftige nabuuren op zyde streeven; zullen ooit minder uitheemsche stoffen gevorderd worden door de bevooroordeelde Nederlanderen: wy zullen zulks, alléén, van de aanmoediging en verdere uitbreiding der Tekenkunst moeten verwagten. Het zelfde heeft ook plaats in het vervaardigen van veele andere zaaken, in veelerleie handwerken en fabrieken, die tot gebruik of sieraad vereischt worden; en zou men dan zulk eene Kunst die in alle deeze zaaken onöntbeerlyk is, en ook zelfs den Koophandel bevordert, onder de nuttige eene plaats kunnen weigeren? Denkt egter niet, dat het deeze takken onzer welvaart, en die dezelve voortzetten, alléén zyn, die aan de Tekenkunst verpligting hebben: ik zal mogelyk niet te veel zeggen, wanneer ik vaststel, dat elk mensch, ieder weetenschap, voordeel en nut van dezelve trekken kan. Het is niet alleen aangenaam aan byzondere Geslagten, door middel der Teken- en Schilderkunst, de gedaante van hunne Voorouderen geduurig voor zich te mogen beschouwen, en hen, aan welken zy hunnen oorsprong, roem, en welvaart verschuldigd zyn, tot in de laate na- | |
[pagina 334]
| |
komelingschap te doen kennen, maar gansche Natiën is 'er ten uiterste aangelegen; door de naauwkeurige afbeeldzels hunner grondleggeren en verlosseren, hunner helden en mannen van naam, derzelver gedagtenis vereeuwigd te zien, om dezelve niet alleen geduuriglyk in hunne harten te zegenen; maar ook, tot naarvolging van hun doorlugtig voorbeeld, te ernstiger aangespoord te worden. De Geschiedkundige weet, welk eene aandoening, welk eene yver de beschouwing van het standbeeld van den grooten Alexander, in Caesar, te weeg bragt; en daar het Nederland aan geene helden ontbroken heeft, wier voorbeelden veel eerder dan die van een Alexander, of een Caesar, der naarvolging waardig zyn; welk een edele drift zou het oplettend beschouwen van hunne beeldtenissen, en het herdenken hunner daaden, in de gedagten vernieuwende, in regtgeaarte Vaderlanders niet kunnen uitwerken! Hoe bezwaarlyk kan de Geschiedenis de hulp der Tekenkunde ontbeeren? ik durf zeggen, dat zy, zonder dezelve, haar oog en rechtehand zou missen. De Tekenkunde alleen is het, die ons van de waare gelegenheid der Landen en Steden in de Aardryksbeschryvingen der oude en nieuwe waereld, de regte begrippen geeft: zy is het, die ons de platte gronden en gedaanten der beroemdste Steden vertoont, en, op ons gemak, de waereld doet doorreizen en beschouwen. De Tekenkunde vertoont ons, niet alleen de leevenswyze, kleeding en gebruiken der tegenwoordige volkeren; maar haare gedenkstukken hebben ons ook het voornaamste licht gegeeven, omtrent de meeste gewoonten der beschaafde Natiën, in en buiten den Godsdienst: wat zoude de Oudheidkunde, van standbeelden, basrelieven, munten, en gedenkpenningen, en andere vruchten der Tekenkunde, beroofd zynde, toch betekenen? Zy zou niets dan een menigte van tegenstrydige gissingen der geleerden opleveren, en de geschiedkunde zelve daar door met grootere duisternis overdekt worden; gelyk ook de gedenkschriften der Oudheid daar door niet dan te onverstaanbaarder zouden worden. En even als, tot het regt begrip der Ongewyde Schriften, en derhalven tot de oordeelkunde, en overblyfsels der Oudheid, welëer, door middel der Tekenkunde, vervaardigd, volstrekt nodig zyn; zal niet alzo de Heilige Schrift, in de taal der Jooden en Grieken geschreven, en | |
[pagina 335]
| |
duizendmaal op de gewoonten deezer Volkeren zinspeelende, deeze zelfde middelen vereischen? Derhalven kan de Godgeleerdheid, die haar licht aan de Heilige Waarheden ontsteekt, onze meergemelde Kunst geenzins ontbeeren. Maar zou de Wysbegeerte, aan welke thans de algemeene wierook toegezwaaid, en die om stryd geoefend, word; zou deeze haar niet kunnen missen? Geenzins! Is het de Tekenkunst niet, aan welke de Natuurlyke Historie haare groote vorderingen en uitgebreidheid voornaamlyk heeft dank te weeten? wat kunnen de nieuwe ontdekkingen in een der drie Ryken baaten, zo ze niet medegedeeld worden? en hoe kan zulk eene mededeeling volledig geschieden, zonder naauwkeurige afbeeldingen der voorwerpen, welke zich door het bloote oog, of, door middel van vergrootglazen, aan den onderzoeker ontdekt hebben? Eene woordelyke beschryving is ten uiterste moeilyk, en, alleen staande, ten hoogste gebreklyk, terwyl de Tekenkunst het genoegen en 't geluk der opspooring algemeen maakt, en ons allerleië gedierten, planten, en mynstoffen, welke de gansche waereld uitlevert, vertegenwoordigt. Is het niet even alzo in de Proefondervindelyke Natuurkunde gelegen? Hoe zullen wy onze navorschinge tot kennis onzer medemenschen brengen, zo de Tekenkunde, ter afbeeldinge van werktuigen en proeven, ons de behulpzaame hand weigert? De Zedekunde zelve, schoonze haare gulden lessen door enkel woordelyke voorstellingen uitdeelt, agt het niet onnuttig zich somtyds aan het oog, zoo wel, als door het oor, aan haare Leerlingen aan te beveelen. De vertooning van aanmerkelyke gebeurtenissen; de afmaaling der ondeugden in alle haare akelige gevolgen, en verfoeilyke eigenschappen; de tegengestelde verbeelding der Deugd in haar waare licht, en natuurlyke schoonheid; kunnen dikwils de betaamlyke aandoeningen van verontwaardiging en afkeer, of van goedkeuring en navolging, in den opmerkzaamen aanschouwer te weeg brengen: en dus kan ook een naauwkeurig tafereel, waarin de natuur met oordeel gevolgd, en eene behoorlyke schikking in agt genoomen is, en waarin voornaamlyk de hartstochten wel uitgedrukt zyn, niet anders dan gevoelige harten treffen; en even als door de Dicht- en Speelkunde, met de Schilderkunst zoo naauw verknogt, verschillende gemoedsbeweegingen veroorzaaken! | |
[pagina 336]
| |
Maar, laaten wy niet vergeeten, welke groote voordeelen de Genees- en Heelkunde, zo na aan de Natuurkunde vermaagschapt, van de Tekenkunde trekken: kan de eerste vooral, zonder eene naauwkeurige kennis van kruiden en gewassen, de natuurlyke geneesmiddelen, die de schoot des aardryks uitlevert; kunnen zy geen van beiden, zonder eene volledige kennis van de gedaanten en waare gesteldheid des menschlyken lichaams, met goede uitkomst, voorschriften geeven, of zich van eenige handgreepen bedienen; en kan de Kruid- nog OntleedkundeGa naar voetnoot(*), zonder behulp der Tekenkunst, met vrugt worden geoefend, wyl de voorwerpen zelve ons altyd niet voorhanden zyn; dan blykt het van zelve, van welk eene nuttigheid niet alleen, maar van welk eene noodzaaklykheid, dezelve in de Menschlyke Maatschappy is.’ |
|