Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTafereel der Algemeene Geschiedenisse van de Vereenigde Nederlanden; gevolgd naar 't Fransch van den Heer A.M. Cerisier. Zevende Deel. Tweede Stuk. Te Utrecht, by B. Wild, in groot octavo, 280 bladz.Wanneer wy onzen Leezeren berigten, dat dit Tweede Stuk des Zevenden Deels van 't opgemelde Werk, in onderscheide Tydperken, voor oogen stelt, de Volksopschuddigen en de daar op volgende verheffing van willem den III tot Stadhouder ----- den Moord der Broederen de witt en de Verandering der Regeeringen ----- het gevaar van Holland in den Oorlog met Engeland en Frankryk, als mede de krygsbedryven der Franschen, die het op den rand des ondergangs bragten, ----- de wedervereeniging der door Frankryk overwonnen Gewesten met de overigen gepaard met de vermeerdering van het Stadhouderlyk Gezag, ----- den Vrede met Engeland, Munster en Keulen ----- den verderen Oorlog met Frankryk en Zweeden ----- en eindelyk de Vredes onderhandelingen en den Vrede te Nieuwmegen ----- wanneer wy, zeg ik, dit onzen Leezeren berigten, zullen zy, die de voorgaande Deelen geleezen hebben, een ruim en ryklyk onthaal verwagten van Gebeurtenissen hier te lande voorgevallen, die, in onze Jaarboeken, eenige zwarte, laat ik liever zeggen, bloedige bladeren vullen. Gebeurtenissen, die, daar de tyd veele dingen, toen verdonkerd, aan 't licht gebragt, en eene zamenknooping van ongeregtigheden ontdekt heeft, met eene grootere maate van vrymoedigheid en stouter hand dan wel voorheen in dit Tafereel geschetst worden. Ten voorbeelde van dit zeggen, zouden my kunnen uitschryven 't geen de Wedervereeniging der Zeven Gewesten en de vergrooting van het Stadhouderlyk gezag betreft; hier, met egte Bewysstukken, afgemaald als der onwettige bedryven van Dwinglandy en Heerschzugt; doch wy moeten, om de uitvoerigheid, den Leezer tot het Werk zelve wyzen: even zo staat het met andere Geschiedkundige byzonderheden, die in den zamenhang moeten naagegaan worden. Eene verzagtende Pen mogt ten aanzien van zekere Gebeurtenissen schryven, zommigen twyfelden of de | |
[pagina 257]
| |
Algemeene Staaten zulk een uitgestrekt regt hadden: en 'er koeltjes, als alles oplossende, byvoegen; doch men verstondt het anders in den Haage. De Geschiedkundige Waarheid verzagt en verbloemt geene Verkeerdheden. 't Zal onzen Vaderlandschen Letteroefeningen voegen drie Characterbeelden, welke ons byzonder in 't oog liepen, uit het tegenwoordig Stuk over te neemen. De Characterbeelden van drie Mannen, den Vaderlande zo verdienstlyk; te weeten die van de ongelukkig en schandelyk omgebragte Gebroeders de witt, en van hunnen voor het Vaderland gesneuvelden Vriend de ruiter. ‘Een vlug en vroeg ontwikkeld Verstand, een juist Oordeel, gepaard met eene ongemeene Schranderheid in het uitvorschen van geheimen, en groote Ervaarenis in Staats- en Regeeringszaaken deeden joan de witt langen tyd aanzien als 't Orakel der Hooge Staatsvergaderingen. Het verworven vertrouwen gaf hem het beleid der gewigtigste buiten- en binnelandsche handelingen in handen. Alle papieren van aanbelang werden door hem ontworpen. Gelyk hy Briefwisseling hieldt met de Gezanten van den Staat aan alle Hoven, zo verkeerde hy dagelyks met de uitheemsche Gezanten herwaards afgevaardigd. ----- Nauwlettend was hy op den staat van 's Lands Geldmiddelen: zyne schranderheid hadt ze in zulk een orde gebragt, dat de Staaten, naa dat hy zyn Ampt hadt nedergelegd, op hem begeerden, dat hy hun een schets daarvan zou opleveren. Bekend was zyn Zakboekje, voorzien met Tafels, waaruit hy aanwees, op wat grond en wyze men den Staat aan Geld kon helpen, in geval van noodzaaklykheid. ----- Zommigen hebben geoordeeld dat hy de Rekenkunde te veel op de Staatkunde toepaste, te dikwyls uit der Vorsten belang redenkavelde, en te ligt veronderstelde, dat zy daarvolgens te werk gingen. Dit is zeker zyn zwak geweest; doch zy, die schryven, dat hy geen kennis hadt van den Staat en de belangen der vreemde Mogenheden, moeten zyne Brieven niet geleezen hebben. Temple, die hem wel kende, getuigt, dat hy daarin boven allen uitstak. 't Is geheel iets anders, van eene zaak onkundig te zyn, en geheel iets anders, door een grondbeginzel, dat in zichzelven goed is, een misslag te begaan. Dit was, ongetwyfeld, zyn geval. ----- Veelen wraaken in deezen Staatsman, dat hy ook de rol van Held wilde speelen, wanneer hy zich, in den jongsten Oorlog met Groot Brittanje, op 's Lands Vloot begaf. Zy schryven het aan loutere ver- | |
[pagina 258]
| |
waandheid toe; maar misschien is het alleen veroorzaakt door het vooruitzigt om zyn toen waggelend gezag door een gelukkigen Zeeslag onder zyn beleid, te herstellen. Dat hy niet ongeschikt was, om den Lande zo wel ter Zee als in den Raad dienst te doen, wyst het in Zee brengen der Vloote, tegen het gevoelen der Lootzen, uit. ----- Ondanks zyn afkeer van uiterlyke praal en nederige leevenswyze, kleeft hem het verwyt van trotsheid en heerschzugt aan: deezen, zegt men, bewoogen hem om de gewigtigste zaaken geheim te houden, en genoegzaam alleen af te doen. Dan, dewyl zyne gemeenzaamheid, anderzins betoond, en zyn overig gedrag geene bewyzen van die zielsgebreken opleveren, zal men veiliger aan andere oorzaaken, uit de tydsgesteltenis natuurlyk voortvloeijende, die handelwyze toeschryven. Duidt men het euvel, dat hy, door den invloed, welken hy maakte te hebben in de Regeeringen der Steden, ze allengskens met lieden van zynen aanhang vervulde, men zou het zeker dwaasheid noemen, indien hy, kundig van de twee Partyen in het Vaderland, geene zorge gedraagen hadt om de zyne de meerderheid te doen krygen, ten beste van den Lande. Aan deeze zugt moet, voor een gedeelte, ook worden toegeschreeven, dat hy zo dikwyls, tot misnoegen van persoonen, die anders agting voor hem hadden, de aanzienlykste en voordeeligste Ampten zynen Bloedverwanten en Vrienden toeschikte. Dit was, ten hoogsten genomen, een verschoonlyk zwak; althans veel verschoonlyker, dan dat hy zichzelven met 's Lands Geld verrykte, 't geen hem wel naagegeeven, doch waar van het tegendeel beweezen is. Hy bleef altoos den Vaderlande getrouw, wat ook lastermonden en pennen verdicht hebben, om zynen goeden naam te bezwalken: en nooit heeft men ontdekt dat hy zich door vreemde Mogenheden liet omkoopen, ten nadeele van den Staat. ----- Sterk was de proef, welke zyn Character ten deezen aanziene doorstondt; zo listig als onverwagt uit den huize gelokt, en niets minder dan zulk een kort aanstaanden dood voorziende, was 'er de schoonste gelegenheid om in zyne Papieren iets te ontdekken. Deezen werden, terstond naa zynen dood, tot zyne byzondere Brieven toe, door de Staaten in beslag genomen, ten scherpsten door en door onderzogt, zonder iets in dezelve te ontdekken, 't welk zyner gedagtenisse tot oneer strekte. Eén der Gemagtigden tot dit onderzoek gevraagd: Wat | |
[pagina 259]
| |
hy in de Papieren van de witt gevonden hadt? antwoordde. Wat zouden wy geyonden hebben? Niets dan Eerlykheid. Zo zegepraalt de Deugd als hy beproefd wordt. Gebreken hadt hy, en zyn hoofdgebrek was Onverzettelykheid. Men moge deeze onder den schoonen naam van Grootheid van Ziel bewimpelen, niemand kan lochenen, dat deeze hem aanzette, om al zyn gezag te gebruiken, om den Prins van Oranje, zo veel hem mogelyk ware, buiten 't bewind te houden, en dit door te dringen tegen het gevoelen van alle de Gewesten en van verschei de voornaame Leden van Holland, die niet dulden konden, dat iemand, hun in rang en geboorte gelyk, zich den klem der Regeeringe aanmaatigde. Dit vasthouden aan een ééns gevormd plan, en, met verloop van 't gety, de baaken niet te verzetten, veroorzaakte gewis veele der rampen, die, in den laatsten tyd zyns Staatsbestuurs, het Land troffen. Dit bragt hem in den haat der zulken, die, door 's Prinsen verheffing, 't belang van den Staat of hunne eigene grootheid zogten. Dit, eindelyk, maakte hem verdagt van Ontrouw en Landverraadery by het onverstandig Gemeen, 't welk, door Lieden van aanzien opgehitst, en aan blinde woede geen paal stellende, hem een lot deeden overkomen, 't geen van allen, als wreed en ontmenscht, moet gewraakt worden. Juist, ja zeer juist was het oordeel van de ruiter, toen hy den Broedermoord, met de uiterste ontsteltenis en droefheid, aan boord vernam; de billykheid sprak uit zynen mond. Dat die Heeren zo om hals gebragt zyn is droevig om te hooren. Zyn ze schuldig, gelyk men roept, aan verraad, of aan 't omkoopen van een Barbier, om zyne hoogheid te doen vermoorden, dan moest men ze door wettige Regters hebben ter dood verweezen; dat zou tot luister en eere van den Staat en 't Regt hebben gestrekt; maar nu zyn ze door het raazende Volk vermoord. God bewaare ons lieve Vaderland voor zodanigen meerder oproer en oploopGa naar voetnoot(*). Cornelis de witt, schoon een Man van Verdiensten, kon in verstand, bekwaamheid en Staatkunde by zynen jongen Broeder niet haalen, en bewoog zich, als Burgemeester zyner Vaderlyke Stad, Afgevaardigde ter Staatsvergaderinge van Holland, Ruwaard van Putten, Baljuw van Beijerland en Curator der Hoogeschool te Leyden, in een en- | |
[pagina 260]
| |
ger kring van Staatszaaken. Zyn moedige en dappere aart als ook zyne Krygskunde, deedt de Staaten, toen zy het noodig oordeelden hartige Mannen, van kennis en beleid, uit de Hooge Regeering af te vaardigen, om op Zee het bewind als Gemagtigden te voeren, het oog op den Ruwaard werpen, die alleen, terwyl de benoemden uit andere Gewesten zich onttrokken, deezen wel aanzienlyken, maar hoogstgewigtigen post op zich nam, en meermaalen met veel lofs bekleedde. Hy beantwoordde ten vollen aan de van hem opgevatte verwagting. Zyn beleid, zyne aanspraaken, en zyn strydhaftig voorbeeld werden door de ruiter, een bevoegde Regter in dat Stuk, en aan wiens boord hy zich meest onthieldt, hoogst gepreezen. Die Vaderlandlievende Helden leefden in de vertrouwdste Vriendschap, vergezelden elkander in de hachlykste onderneemingen, en ontvingen soortgelyke eerbetooningen voor hunne betoonde dapperheid. Het bovenaangehaalde getuigenis des Vlootvoogds stelt zyne naagedagtenis schootvry tegen de pylen, door den Laster op hem, als een Lafhartigen Verraader des Vaderlands, geschooten. Eene stofwolk, door opgeruide drift verwekt, mogt, voor eene korte wyl, zynen wettig behaalden roem verdonkeren; doch deeze is opgeklaard, en de Naakomelingschap eert nog zyne verdiensten. Heeft men zyne Beeldtenis op het Stadhuis te Dordrecht met het welvoegend bycieraad des Tochts na Chattam verscheurd en mishandeld, thans beklaagt men 't verlies, en 't zou in onze dagen, staande den Oorlog met Engeland, by den Vaderlandschgezinden een voorwerp van eerbiedenis, en een prikkel tot Heldendaaden, geweest zynGa naar voetnoot(*).’ De hoofdtrekken van de ruiter's Character by één verzameld, worden ons met deeze woorden voorgesteld. ----- ‘De ruiter, door de Natuur tot een Krygsman geschaapen, en van Lichaamsgestalte tot zwaaren arbeid geschikt, was sterk, vlug en wakker. Zyne vermogens waren ongemeen; hy was scherp van gezigt, glad ter taal, zeer opmerkzaam, gaauw van bevatting, en byzonder gelukkig van geheugen. Zulk eene gunstige bedeeling der Natuur mogt een ander misbruiken, de ruiter scheen | |
[pagina 261]
| |
daar mede niet verrykt, dan om, in allerlei betrekkingen, zyn Vaderland alleen de voordeelen daar van te doen genieten. Als Zeeheld en Vlootvloogd was hy, ervaaren, dapper, onverzaagd, bedaard van geest in 't midden der gevaaren, en doorkneed zo wel in Krygskunde als in Zeemanschap. Hy was voorzigtig, standvastig, zorgvuldig, yverig en onvermoeid. By deeze groote voortreflykheid van den Zeeheld, bleef hy niettemin altoos de beste en welmeenendste Burger, die alles verrigtte, enkel uit grootmoedige Vaderlandsliefde. Hy was, gehoorzaam aan zyne Meesters, trouwhartig voor zyne Vrienden, gunstig aan verdiensten, edelmoedig in alle verrigtingen; en, wat de toestand van 's Lands zaaken niet weinig vorderde, de Belangloosheid zelve. Dan nog uitmuntender waren in hem deeze grootsche Helden- en Burgerdeugden, om haare zagtaartige gezellinnen, om zyne Menschlievenheid, Vredelievenheid, Nederigheid, Heuschheid, Langmoedigheid, Gemaatigdheid, en Ingeloogenheid, alle rustende op, en voortvloeijende uit, zyne voorbeeldige en ongemeene GodsvrugtGa naar voetnoot(*).’ Veele pennen zyn stomp geschreeven, in 't vermelden van den lof diens Zeehelds; doch hy blyft onvolpreezen. Zyn Heldenbedryf in den Oorlog tegen Engeland, en byzonder zyn Tocht na Chattam, is onlangs een gedenkzuil opgerigt, door a. loosjes, Pz. die dit deel, van 't Leeven des Vlootvoogds, in Tien Boeken, dichterlyk, afmaalt; en teffens den welverdienden roem toezwaait aan joan en cornelis de witt, in die Zee- en Krygstochten, 's Helds Lot- en Deelgenooten. Wy hebben dit Dichtstuk reeds aangekondigdGa naar voetnoot(†); doch vermelden het, ter gelegenheid, dat wy de Characters van dit Vaderlandsch Drietal, overnamen, nogmaals. |
|