zwakt, en door de tegenwoordige omstandigheden aangevuurd, zal men deeze laatere niet minder dan de vroegere Gezangen met genoegen nagaan. De toestand van zaaken noopt hem om een Krygstoon te slaan. Vlissings wapening doet hem het gedrag zyner Medeburgeren pryzen, en hy spoort hen aan, om 'er in te volharden. Hy zingt een Krygslied; maalt ons het moedig voorneemen der Vaderlandsche jongelingen, en laat ons voorts een Slagzang hooren. Zyne taal is zeer wel geschikt naar 't bedoelde; doch 't is te wenschen, dat hy eerlang de Krygstrompet zal mogen nederleggen, en op de Vredebazuin lieflyker toonen slaan. ----- Intusschen behoudt altoos, wat 'er in deezen ook moge gebeuren, zyne opwekkende taal, tot een eendragtig dapper voorstaan der Vryheid, haare kragt en nadruk; daar hy, de Burgery van Vlissinge met het zwaard der Vryheid in de hand ziende, haar in deezervoege aanspreekt.
Laat nooit dit blikk'rend zwaard u uit de vuisten wringen!
Ziet gij de Tweedragt niet, die, grijnzend, op u loert?
Mijn helden, laat haar nooit, in uw geled'ren dringen:
Uw Vrijheid valt in 't zand - uw hoop wordt weggevoerd!
Uw Vrijheid!...zoudt gij ooit uw Vrijheid overleven?
De Vrijheid, die alleen ons leven 't leven geeft?
Eer moet gij door 't geweld der woeste golven sneven,
Eer, op den zeeuwschen grond, de lieve Vryheid sneeft!
Met welk een schoone mom hij 't aanzigt moog bedekken;
Hoe vleiend ook zijn taal, van zijne lippen, vliet';
Die u, door zijne list, der waap'ning poogt te onttrekken, -
Hij is een slaafsche ziel - en acht uw Vrijheid niet!
Gelijk, wanneer de zee, gebeukt door forssche winden,
Met donderend geweld, op uwe muuren breekt;
Uw schoone, fiere stad, in weerwil van de winden,
En golven, 't vrolijk hoofd, door zwarte wolken, steekt:
Zoo moet, hoe 't immer gaa, uw fierheid niet verwrikken,
Of schoon een vuige haat op uw geled'ren woed' -
Niets moet uw dapperheid, uw edel hart verschrikken:
Die doorens van 't geweld zyn prikkels van uw' moed!
Dan moge een vreemde magt uw' stranden vrij genaken -
Het binnenlandsch geweld heff' vrij een moordkreet aan -
Mijn broeders, zoo uw arm de Vrijheid wil bewaken,
Zoo gij eendrachtig zijt - wie zal u wederstaan?
Ach! mogt ik dan, met u, in de oorlogskunst ervaaren,
Ook strijden aan uw zij, bij 't noopen van den nood!
Wie ook lafhartig beeve, in heete krijgsgevaaren, -
Ik tart, voor 't Vaderland, met uwen moed, den dood!
|
|