Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 136]
| |
De Walvischvangst, met veele byzonderheden daartoe betrekkelyk. Met Plaaten. Tweede Deel. Te Amsterdam, by P. Conradi, en te Harlingen, by V. v.d. Plaats, 1784. In gr. quarto, 116 bladz.Op het verslag van 't geen de Visschery zelve, en daartoe byzonder behoort, betreft, in het eerste Deel voorgedraagenGa naar voetnoot(*), volgt in dit tweede Deel een berigt van het Gewest, waarin deeze Visschery gedreeven wordt, met nevensgaande aanmerkingen over deszelfs natuurlyke gesteldheid, mindere of meerdere bewooning, en eenige merkwaardige voorvallen aldaar, ten opzigte van het bevaaren dier Kusten. Het vangt aan met eene overweeging van de voornaamste byzonderheden betreffende de Zee in dit Waereldoord; de gesteldheid, den oorsprong en vormeering der Ysbergen, die zig in verschillende gedaanten alhier vertoonen; mitsgaders van het Dryfys, dat men 'er veelvuldig ontmoet, het welk, naar de verscheidenheid der stroomen en winden nu af dan aangevoerd wordt; als mede van het dryvende hout, of de menigte der Boomen, die van elders aan deeze Kusten aanspoelen, en den inwoonderen het noodige Hout, dat hun anders ontbreeken zou, verleenen; waarby ook een berigt van de Eb en Vloed aldaar, de afwyking der Kompasnaalde, en den verwisselenden toestand der putten, bronnen en fonteinen, naar den loop der Ebbe en Vloed. Aan deeze beschryving is voorts gehegt een verslag van de gesteldheid der Lugt, de verscheidenheid der Jaargetyden, het Noorderlicht en andere Lugtverschynzels, met nevensgaande Weerkundige Waarneemingen, door den Heer Crantz in Groenland gedaan, zedert de maand Augustus 1761, tot aan dezelfde maand in 't jaar 1762. Na dit algemeene berigt komt eene byzondere beschryving van die deelen deezer gewesten, welken in dit geval bovenal in aanmerking komen, te weeten: Spitsbergen, met de overwintering van zeven Hollanders aldaar, in den jaare 1633. Nova Zembla, met de overwintering van Jacob Heemskerk en Willem Barentsz. aldaar, in den Jaare 1596. Het Beeren-Eiland, door de Hollanders ontdekt, in den jaare 1596. Het Jan Mayen Eiland, van waar de Commandeur Willem Ys in 1633 tweeduizend Quardeelen Traan heeft gehaald. De Straat-Davis, alwaar L. Feikes Haan in 1715 tot aan den twee- en zeventigsten graad is opgezeild, doch toen het ys onbeweeglyk en vast geslooten gevonden heeft. Groenland in 't algemeen, en voorts byzonderlyk de plaatzen, die door de Groenlanders bewoond worden, mitsgaders de twaalf Deensche Volkplantingen in dit oord. Hierby komt ten laatste nog een beredeneerd verslag, nopens de Voor- | |
[pagina 137]
| |
en Nadeelen der Groenlandsche en Straatdavidsche Visscheryen, met eene berekende opgave van de gemaakte kosten, en de waarde der behaalde Vangsten; als mede van 't voordeel dat het Vaderland van de handhaaving deezer Visscherye trekt, daar, met de hier door veroorzaakte vertiering, het daartoe gebruikte geld grootlyks in den Lande blyft. ----- Uit al het deswegens voorgestelde blykt, zo als het hier in 't slot uitgedrukt wordt, ‘genoegzaam, dat de Visscheryen in de Noordsche Zeeën geen gering voordeel aan het algemeen hebben toegebragt: en alhoewel dezelven by veelen als eene Lotery worden beschouwd, door dien zommige Handelaars ongelukkig genoeg zyn, van hunne schepen ledig t'huis te zien keeren, is echter het voordeel, welk zy van tyd tot tyd hebben aangebragt, van zo veel belang, dat de zorg der wyze Bestierers deezer Landen niet zonder reden voor derzelver behoudenis gewaakt heeft.’ ----- ----- Met betrekking tot het een en ander vindt men dus hier, in deeze twee Deelen, byeen verzameld, het merkwaardigste dat desaangaande in verscheiden Schryvers voorkomt; 't welk den Leezer in staat stelt om het weetenswaardige, nopens deeze belangryke Visscheryen, te gemaklyker beknopt na te gaan. |
|